Om de filosofie van de nieuwe trainer van de nationale beloften te begrijpen helpt het om na te gaan wie hem als speler aan de top bracht en begeleidde. Enzo Scifo over zijn voorbeelden als coach en over uitspraken die zij over hem deden.

Enzo is terug.’ Afspraak met de nieuwe coach van de nationale beloften net na zijn eerste les Nederlands. Het zijn specifieke lessen, twee à drie keer per week, die hem moeten helpen bij de uitoefening van zijn job. Om de polemiek te vermijden had hij toch al eerder Nederlands kunnen leren? Hij heeft er de tijd voor gehad en hij wist toch dat het aantal Franstalige clubs in de Jupiler Pro League beperkt is?

ENZO SCIFO: ‘Dat klopt. Ik heb ook twee jaar basislessen Nederlands gevolgd, maar ik ben ermee gestopt omdat ik er bij Mons niets mee kon doen. Ergens een kwestie van luiheid waarschijnlijk, maar nu ben ik vastberaden om de taal te leren.’

Wat voor trainer krijgen de beloften voor zich? Een vriendelijke, een te vriendelijke?

ENZO SCIFO: ‘Ach, imago’s. Je hebt coaches die publiekelijk de confrontatie met hun spelers aangaan, terwijl er journalisten aan de zijlijn staan. Ieder heeft zijn werkwijze. Ik heb problemen altijd binnen de kleedkamermuren opgelost. Om een goede trainer te zijn moet je volgens mij niet noodzakelijk met harde hand regeren en luid staan schreeuwen. Dat hoop ik tenminste. Als ik een van mijn spelers tot de orde moest roepen, heb ik dat altijd gedaan.

‘Het staat blijkbaar ook goed om te zeggen dat mijn carrière als trainer tot dusver geen succes was. Overal waar ik trainer was, deed ik het beter dan mijn voorgangers en degenen die achter mij kwamen. Overal verzekerde ik het behoud ruim voor het einde van de competitie.’

Herinner je je wat Aimé Jacquet je zei in 1998, toen hij met Frankrijk het WK won?

SCIFO: ‘Ja, we kwamen elkaar tegen in een loge in Auxerre en hij raadde me aan om trainer te worden meteen na het einde van mijn spelerscarrière. Maar Jacquet was niet de enige die me die raad gaf. Ook Arsène Wenger en Guy Roux zeiden hetzelfde. Ze vertelden me dat ik over de juiste eigenschappen beschik om een kleedkamer te leiden.’

Maar als Abbas Bayat je bij Charleroi niet had aangesteld, bijna gedwongen, dan was je misschien nooit trainer geworden.

SCIFO: ‘Inderdaad. Ik ambieerde de job niet. Ik begon tegen mijn zin en zei dan ook tegen Bayat dat hij heel snel een andere trainer moest vinden. Maar na vier à vijf wedstrijden besefte ik: ik ben gemaakt voor dit vak.’

Je begon aan de trainerscursus, maar je hield het na een tijd voor bekeken. Je motivatie werd op dat moment in twijfel getrokken.

SCIFO: ‘Ik ben inderdaad gestopt, maar dat had te maken met de omstandigheden. Ik had net mijn broer verloren, dat was zwaar. Waarom nu nog verwijzen naar wat in 2005 gebeurde? Nu is er weer die polemiek over het niveau van mijn Nederlands. Als er een regel bestaat, dan moet die voor iedereen van toepassing zijn. Voor Dick Advocaat, voor anderen, voor iedereen. Ik heb de nodige diploma’s gehaald, ik leer nu Nederlands. Voortaan kijken we alleen nog vooruit.’

NOOIT GEZWEEFD

Toen je in 2000 trainer werd van Charleroi, vroegen we je oud-coaches om een commentaar of een raad voor jou. Vijftien jaar later is het aan jou om te zeggen of ze het bij het juiste eind hadden. We beginnen met Paul Van Himst, die zei: ‘Bij Charleroi is hij niet slecht terechtgekomen om in dit vak te debuteren.’

SCIFO: ‘Hij had gelijk, het was de perfecte plaats om te beginnen. Assistent-trainer Mario Notaro zei me toen ook: ‘Als je hier slaagt, kan je overal naartoe.’ Niets was eenvoudig. Ik stopte van de ene dag op de andere als speler om trainer te worden van mijn ploegmaats. Ik was tezelfdertijd ook bestuurder, geen gemakkelijke combinatie. De druk was enorm.’

Arie Haan: ‘Ik zie bij hem geen zwakke punten als trainer.’

SCIFO: ‘Hij had ongetwijfeld iets nodig van mij op dat moment. (lacht) Hij heeft in elk geval wat overdreven: zo’n lofbetuiging terwijl ik nog alles te bewijzen had. Maar Haan had wel gemerkt dat ik als speler al de kwaliteiten had om een kleedkamer te leiden. Toen hij mijn coach was bij Anderlecht, droeg ik de groep.’

Giovanni Trapattoni: ‘Hij kan slagen, op voorwaarde dat hij met beide voeten op de grond blijft staan.’

SCIFO: ‘Ik ben nooit beginnen te zweven sinds ik trainer ben. Als alles goed gaat, vertrouw ik het niet. Het enige moment waarop ik niet met beide voeten op de grond stond, was het einde van mijn eerste periode bij Anderlecht, vlak voor ik naar het buitenland vertrok. Alles liep op wieltjes en ik had net de Gouden Schoen gewonnen. Ik dacht dat ik ‘jé van hét’ was. Alles ging zo goed dat ik me niet kon voorstellen dat voetbal op hoog niveau zich ook naast het terrein afspeelde. Ik heb er snel de prijs voor betaald.’

REPUTATIE ALS NADEEL

Aimé Jacquet: ‘De meeste voetballers worden na hun carrière niet meteen trainer omdat ze de druk beu zijn en omdat ze bang zijn om te mislukken. Ze weten dat een coach snel verbrand kan zijn.’

SCIFO: ‘Bij diegenen die geen trainer geworden zijn, merk ik vooral dat ze tijdens hun jaren als speler de passie voor het voetbal verloren. Zonder passie is het over. Dan moet je een ander domein kiezen voor je reconversie. Je moet ook kunnen blijven opofferingen maken. Als je twintig jaar lang alles gedaan en gelaten hebt voor je vak, moet je je nogmaals engageren om op hetzelfde ritme te leven als coach.’

Guy Roux : ‘Scifo moet zo snel mogelijk een echte opleiding volgen. Doet hij dat niet, dan zal hij grote professionele fouten maken en geen vooruitgang maken als coach.’

SCIFO: ‘Cursussen zijn handig als aanvulling, maar meer niet. Baseer je je louter op wat je tijdens een opleiding geleerd hebt, dan kan je onmogelijk slagen in dit vak. Dan mis je wat volgens mij het allerbelangrijkste is. Van mijn bagage als trainer komt 50 procent van mijn carrière en slechts 10 of 15 procent van wat ik op de trainerscursus leerde. De rest leer je al doende, met de ervaring die je tijdens de week en tijdens de wedstrijden in het weekend opdoet.’

Emiliano Mondonico: ‘Er bestaat geen enkel boek waarmee je het vak van trainer kan leren. Het is aangeboren.’

SCIFO: ‘Misschien had ik de kwaliteiten om het te doen, maar ik was me er niet bewust van want ik ambieerde het niet. Als je niet gelooft in wat je doet, dan is de kans klein dat je in staat bent om het goed te doen. Toen ik nog speelde, zeiden sommigen me dat ik coach moest worden, maar het was voor mij geen extra motivatie. In mijn hoofd was er pas plaats voor een reconversie nadat ik mijn allerlaatste wedstrijd gespeeld had.’

René Vandereycken: ‘Hij profiteert momenteel van zijn reputatie als voetballer, maar dat gaat niet blijven duren.’

SCIFO: ‘Niet mee akkoord. Integendeel zelfs, ik ben niet op dezelfde voet kunnen beginnen als de anderen. Veel mensen dachten dat ik alleen maar kon beginnen op eersteklasseniveau omdat ik Enzo Scifo heette. Dat lieten ze me meermaals voelen.’

LEREN VERLIEZEN

Jean Dockx: ‘Het is gemakkelijker om te debuteren in eerste klasse dan in eerste provinciale.’

SCIFO: ‘Daar bestaan volgens mij geen regels voor. Ik zou trainers kunnen noemen die in eerste provinciale begonnen en een mooie carrière uitbouwden en er zijn er die in eerste klasse debuteerden en niet slaagden.’

Frankie Vercauteren: ‘Als speler was Scifo het gewoon om altijd te winnen. Zal hij zich kunnen aanpassen aan een club als Charleroi waar er niet elke week gewonnen wordt?’

SCIFO: ‘Goed gezien. Die aanpassing was niet eenvoudig. Guy Roux zei me hetzelfde: ‘Als coach van een niet-topclub moet je het gewoon worden om te verliezen.’ Dat heb ik dus moeten leren. Coach je Charleroi, Moeskroen, Mons en Tubeke, dan kan je niet elke wedstrijd winnen. Leren verliezen betekent echter niet dat je het zomaar aanvaardt. Op dat vlak ben ik veeleisend voor mijn spelers. Wie een nederlaag zonder verpinken accepteert, zal het mogen horen, en hij zal weinig kans maken om de week nadien in de ploeg te staan.’

Manu Ferrera: ‘Een mooie carrière als speler is nutteloos voor wie trainer wordt.’

SCIFO: ‘Dat kan hij niet weten, want hij heeft geen spelerscarrière gehad.’ (lacht)

Wilfried Van Moer: ‘Ik zie in Enzo Scifo geen toekomstige trainer.’

SCIFO: ‘Hij had alle recht om dat te zeggen, want ik heb me bij de nationale ploeg nooit geprofileerd als toekomstige trainer.’

Georges Leekens: ‘De angst voor een eventuele mislukking is minder groot als je financieel ‘binnen’ bent zoals hij.’

SCIFO: ‘Dat slaat nergens op. Misschien heeft Leekens dat gezegd omdat hij voelde dat hij zelf niet langer dezelfde wilskracht had toen hij veel geld begon te verdienen. Zo hadden ze ook kunnen redeneren toen ik naar Anderlecht terugkeerde als speler. Ik had goed verdiend, vooral bij Monaco, maar ik heb me misschien nooit zo betrokken gevoeld als bij mijn terugkeer in België. In de sport vind je tig voorbeelden van mensen die hetzelfde vuur behielden terwijl ze al veel geld op hun rekening hadden staan. Didier Deschamps heeft alles gewonnen, maar ik heb niet de indruk dat hij gedemotiveerd is als trainer. Ik geef me altijd honderd procent omdat het voor mij een kwestie is van goesting, niet van geld. Dacht ik alleen aan het geld, dan werkte ik niet voor de Belgische voetbalbond, maar in een of andere Golfstaat of in Algerije, waar ze me een heel mooi contractvoorstel deden.’

DOOR PIERRE DANVOYE – FOTO’S BELGAIMAGE

‘Overal waar ik trainer was, deed ik het beter dan mijn voorgangers en degenen die achter mij kwamen.’ ENZO SCIFO

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content