Matthias Stockmans
Matthias Stockmans Redacteur van Sport/Voetbalmagazine en Knack Focus.

Door het vertrek van Wouter Vrancken en Mbark Boussoufa torst Dominic Foley nu op zijn eentje het gewicht van AA Gent. Maar druk ? Neen, dat kent de Ier niet : ‘Druk, dat is iets voor in je banden.’

Ex-ploegmaats Mbark Boussoufa en Wouter Vrancken noemen hem, los van elkaar, dé meest ondergewaardeerde spits in onze competitie. Zijn trainer bij Gent, Georges Leekens, roemt hem als een van de pijlers van zijn elftal. Waarom is Dominic Foley (30), een spits die vorig seizoen amper zes maal scoorde, zo ondergewaardeerd ? Wat maakt hem zo geliefd ? En waarin schuilt het charisma dat Leekens hem toedicht ?

Dominic Foley intrigeert. Ploegmaats bestempelen hem als aimabel en open, maar naar de pers toe stelt de bonkigste der Buffalo’s duidelijk zijn grenzen. Al meermaals wees hij een verzoek af van collega-journalisten om een interview in de Gentse Ierse pub Patrick Foley’s (waar trouwens een truitje van hem hangt) te laten plaatsvinden. Zo wil hij vermijden dat die foto’s later tegen hem worden gebruikt. Dat wijst op visie. Ook stapte hij eens na twintig minuten, in het midden van een interview met Sport/Voetbalmagazine, zomaar op.

Niets van dit alles wanneer een ontspannen Foley ons opwacht in een lege kantine aan de oefenterreinen van KAA Gent. Hij komt immers net terug van een deugddoend weekendje in zijn geboortestreek Cork, waar de All Ireland Hurling Final plaatsvond. “Het Croke stadion in Dublin zat nokvol : 82.000 toeschouwers”, vertelt Foley. “Hurling (een sport van vijftien tegen vijftien die lijkt op hockey, maar dan met een bal die in de lucht gezwierd wordt, nvdr) en Gaelic Football (een mengeling van rugby en voetbal, nvdr) zijn onze nationale sporten. Tot mijn achttiende kwam ik uit voor het regionale hurlingteam van Cork. Ik speelde in het centrum van het veld.”

Hurling en Gaelic Football zijn trouwens maatschappelijk erg belangrijk, want het zijn – samen met rugby – de enige sporten die Noord-Ierland en de Republiek Ierland verenigen.

Dominic Foley : “Ja, nu je het zegt, dat klopt. Het vreemde is dat je vroeger, toen de toestand in Ierland veel slechter was dan nu, iedereen samen zag genieten van die rugby- en hurlingwedstrijden. Nadien nog gezellig napraten in het café. Everybody loved it. Maar een dag erna was je weer protestant of katholiek, republikein of Noord-Ier … Ach, je leert ermee leven. Het duurt ook al zo lang. Gelukkig gaat de situatie de laatste jaren de goede kant uit.”

Nuttige pandoering

Maar Gent nu. Jullie kenden met een één op negen niet bepaald een te beste start.

“Ik snap niet waarom mensen na twee wedstrijden al over een crisis bij Gent spraken. Het enige waar je kritiek op kon hebben, is de manier waarop we in Brugge (5-0 verlies, nvdr) onze kopjes lieten hangen na de 2-0. Dat mag niet meer gebeuren. Soms kan zo’n pandoering echter nuttig zijn.”

Wat leerde je dan ?

“Dat we te ver terugplooiden en de tegenstander te veel lieten komen. Ik zal echter nooit ploegmaats bekritiseren, want ik kan ook een slechte dag beleven, en de volgende keer heb je elkaar weer nodig en kan ik misschien schitteren dankzij het harde labeur van een ploeggenoot.”

Voor jou zal het nu toch heel anders spelen zijn ? Met Mbark Boussoufa had je een ideale foerier en met Wouter Vrancken iemand die op de juiste momenten wist bij te sluiten.

It was a good combination. Het is nu inderdaad anders spelen, maar dat geldt voor elke ploeg waar veel nieuwkomers zijn. Ik focus niet graag op het negatieve. We hebben allemaal onze gebreken, anders speelden we nu bij Real Madrid. Het is een van de stokpaardjes van onze coach : doe waar je goed in bent en probeer niet wat je niet kan. Dat lijkt simpel, maar op een veld ligt dat soms minder voor de hand. De meeste voetballers proberen toch al gauw meer te doen dan ze kunnen.”

Concreet betekent dat … ?

“Wel, Boussoufa is weg, dan moet je niet proberen hem te vervangen of hem na te doen. Vrancken kan je ook niet zomaar vervangen. Dus moet je als ploeg beter op elkaar afstemmen. Na verloop van tijd gaat iedereen dat inzien.”

Tussen jou, Vrancken en Boussoufa was er een bepaalde chemistry, sloeg je niet lichtjes in paniek toen deze zomer bleek dat ze beiden vertrokken ?

“Toen ik bij Gent arriveerde, kende ik niet veel van de club of de competitie. Maar na een moeilijke start eindigden we nog als vierde, dus dacht ik : tiens, blijkbaar zit ik in een goede ploeg, doe daar nog één of twee versterkingen bij en dan strijden we mee aan de top. Ondertussen leerde ik bij over de achtergrond van AA Gent, het was voor deze club onmogelijk om het geld voor Boussoufa te weigeren. Bovendien mocht je hem, zo’n talent, de kans niet ontnemen om zich in de Champions League verder te ontwikkelen. Met Vrancken lag de situatie anders … ( kijkt bedenkelijk) Maar ik begrijp nu : het is een feit dat Gent nooit zijn betere spelers zal kunnen houden. Alleen vind ik het spijtig dat we een bepaald niveau hadden bereikt en dat we nu weer een stap moeten terugzetten … Al zullen we zeker opnieuw naar dat niveau groeien.

“Toegegeven, toen Wouter en Mbark de club verlieten, was iedereen een beetje geschrokken, maar uiteindelijk mis ik Datti, Zoko, Blessing en Mamouni evenveel. De hele ploeg kende vorig seizoen een sterke campagne. We maakten elkaar beter. Eén van de vragen die ik mezelf altijd stel om de sfeer in een groep te peilen is : als ik een feestje zou geven, wie zou ik dan vragen ? Wel, in de ploeg van vorig seizoen zou ik iedereen kunnen uitnodigen. Terwijl dat meestal maar drie of vier spelers zijn.”

Stille jongen

Leekens noemt je als steunpilaar van de ploeg, je zetelt bijvoorbeeld ook in de spelersraad. Voel je meer druk op je schouders dit seizoen ?

“Ik leg mezelf graag druk op, maar over het algemeen : no, I don’t think so. Never. Ik geloof niet echt in dat hele gedoe rond verantwoordelijkheid en druk. In Ierland zeggen we altijd : pressure is for your tires. ( lachje) Natuurlijk weegt zo’n valse start, dan loop je niet zomaar vrolijk fluitend de kleedkamer binnen. Op zulke momenten voel je de spanning in een ploeg. Als jonge gast was ik daar ook al gevoelig voor. Toen was ík altijd de stille jongen die naar anderen luisterde. Maar zoals tegen Charleroi, waar we aan de rust achterstonden, zweeg iedereen. Dan doe ik mijn mond open.”

En scoorde je tweemaal, je eerste doelpunten van het seizoen. Belangrijk voor het vertrouwen ?

“Niet belangrijk, wel leuk. Ik vind het belangrijker dat de tien anderen die op het veld staan, voelen dat ik bij hen hoor. Dat kan immers zo oneerlijk zijn aan voetbal : een middenvelder mag een hele wedstrijd de ziel uit zijn lijf lopen en een spits per ongeluk een bal op zijn bil krijgen en scoren … toch zal die spits dan de held van de avond zijn. Ik ben daar anders in, ik waardeer mensen die zich ten dienste van de ploeg inzetten.”

Nochtans verklaarde je in je periode bij Bohemians Dublin dat jij niet de spits was die de hele tijd bewoog, wel je spitsbroeder Tony Grant.

“Ja, omdat hij een echt Duracellkonijn was. Veel van mijn energie steek ik in mijn luchtduels, dat is evenzeer vermoeiend wanneer er twee verdedigers in je rug duwen. Maar het is nu eenmaal mijn kwaliteit.”

Een bal controleren en bijhouden. Dat zijn jouw grootste troeven als voetballer. Vooral de manier waarop je, soms met twee kort opzittende voorstoppers in je rug, een bal haarfijn kan kaatsen of onder controle brengen, is indrukwekkend. Waar leerde je dat ?

“In Engeland. Een aanvaller moet in Engeland meer targetman dan topschutter zijn. Je moet een luchtduel kunnen winnen. Daar wordt ook specifiek op getraind.”

Was het een mentale stap om je erbij neer te leggen dat dát je voornaamste functie is in een ploeg ?

“Ik wou dat ik het níét hoefde te doen, maar iedereen doet nu eenmaal waar hij het best in is. Wanneer je als tiener opgroeit, droom je ervan ooit zoals Maradona of Ronaldinho te worden. Maar toen keek ik naar beneden, zag mijn benen, en wist ik …: ( lacht) nope. Als je je houdt bij wat je kan, zal je er als voetballer veel beter uitzien dan wanneer je dingen probeert die niet in jou zitten. Ik wéét dat ik geen vier verdedigers zal dribbelen en dan scoren, dus probeer ik dat niet.”

Heb je dat moeten leren ?

“Het leert jou eerder dan dat jij het leert. Na vijf mislukte pogingen om te dribbelen, gaat er een belletje rinkelen. Natuurlijk lijken die dribbelvaardige jongens vaak de betere voetballers, maar als je vier man dribbelt en dan de bal verliest, wat ben je dan waard voor je ploeg ? Ploegmaats kunnen zulke dingen beter inschatten.”

Backs against the wall

Voel jij je door pers en publiek onderschat ?

“Het stoort me niet.”

Je bent blijkbaar een voetballer die vaak kritiek te slikken krijgt. In Engeland, vooral dan bij Watford, deden pers en supporters nogal lacherig over je. Doet de ene minuut een prachtcontrole en de volgende minuut struikelt hij over zijn voeten, lazen we bijvoorbeeld op een supportersforum en in wedstrijdverslagen.

“In Engeland heerst een totaal andere mentaliteit. Je zit er met zowat 35 spelers in een kern. Als je niet meteen bij de invallers behoort, bestempelen ze je dan onterecht al meteen als mislukkeling. En de pers … Ik heb een vreemde verhouding met die lui. Als ik de verslagen lees de dag na een wedstrijd, denk ik soms : hebben zij die wedstrijd wel gezien ? ! Ik vermoed dat veel van die journalisten nooit zelf op een bal hebben getrapt.”

Na Bohemians Dublin moet dit zowat de eerste maal in je carrière zijn dat je een basisplaats bemachtigt bij een club ?

“Ja. Maar je moet begrijpen dat die uitleenpraktijken in Engeland normaal zijn. Wanneer je acht weken op rij op de bank zit en een club belt naar je manager met de vraag om je te huren voor een maand, dan zeg je toch niet neen ? Soms val je in een goede ploeg, soms in een mindere en dan wist je dat het maar voor even was. Al geef ik toe dat die situatie na een tijdje aan je vreet.”

Waar voelde jij je het meest thuis ?

“Bij Watford. Toen ik bij hen tekende, hadden ze net van de First Division de promotie naar de Premier League afgedwongen. Wolverhampton, waar ik voordien vier jaar onder contract lag, was een grotere club, maar ze hadden nog nooit iets gewonnen. Als je van druk spreekt : elk jaar werden daar miljoenen euro’s in gepompt, in de hoop ooit in de Premier League te raken. Watford was een financieel gezonde club, waar een leuke en gemoedelijke sfeer heerste.”

En waar Elton John zijn vaste zitje had. Zagen de spelers hem vaak ?

“Eind jaren tachtig en in de jaren negentig stak Elton John geld in de club. Maar toen ik er speelde, was hij gewoon erevoorzitter en kwam hij af en toe naar een thuiswedstrijd kijken. Soms deelde hij tickets uit voor een concert van hem. ’t Was wel grappig : wanneer hij de kleedkamers binnenkwam, maakten de spelers grapjes … Guys, backs against the wall !” ( lacht)

Wat onthoud je van dat ene jaar Premier League met Watford ?

“Onze zege op Liverpool. Mijn favoriete team aller tijden en wij, het kleine Watford, gingen hen op de tweede speeldag al eventjes verslaan in eigen huis. Toen dacht iedereen in de club : dit wordt makkelijk, maar de volgende zes wedstrijden verloren we en stonden we weer in de realiteit. De mooiste momenten zijn natuurlijk de topwedstrijden. Zowel tegen Manchester United, Liverpool als tegen Arsenal stond ik op het veld. Op Anfield Road stond ik tegen Jamie Car- ragher, Sami Hyypia en Rigobert Song.”

Waaraan merk je het verschil aan kwaliteit tussen de verdedigers uit de Premier League en pakweg die in de Belgische of Ierse competitie ?

“Ze lezen het spel verschrikkelijk goed. Nog voor jij de bal kan krijgen, hebben ze hem al lang onderschept en staan ze ondertussen rustig een sigaar te roken. ( lacht) Het zijn rasatleten, fysiek onmogelijk opzij te zetten, snel en wendbaar. Het is een totaal andere league.”

Later, weer in de First Division, werd Gianluca Vialli je coach bij Watford. Veel van hem geleerd ?

“Hij bleef maar één seizoen. Vialli bleek de nicest guy ever, maar hij wilde te mooi voetbal serveren en de spelers die hij haalde, lieten hem stikken. Dat werd zijn ondergang.”

Respect

Na Watford volgde nog een mislukt – je speelde amper – avontuurtje bij Braga in Portugal, waarna je terugkeerde naar de heimat in Ierland. Dat moet een emotioneel thuiskomen geweest zijn. Was het daarom niet wrang dat je na amper een jaar het land als persona non grata alweer moest verlaten ?

“Het was emotioneel, vooral tegenover de ploegmaats die ik bij Dublin achterliet. Ik had er vele vrienden. Maar mijn contract werd niet gerespecteerd, ik kon dat niet zomaar over mij laten gaan.”

Je wachtte op achterstallige lonen. Zolang je die niet kreeg, weigerde je nog te spelen voor de club.

“Precies. Ik moest nog tien maanden loon krijgen van hen. Blijkbaar dachten ze dat ik toch niets zou ondernemen. Ik gaf hen nog twee weken om te betalen.”

Was het moeilijk om je zo hard op te stellen ?

“Zeker. Het was een van de lastigste beslissingen in mijn leven. Ik riskeerde zonder contract en club te komen zitten.”

Jij kreeg wel de zwartepiet toegespeeld van supporters en bestuur.

“Ja, maar ik ben niet diegene die naar de pers stapte met mijn verklaringen. En dat ik achteraf van de FIFA mijn vrijheid kreeg, zegt genoeg over wie in de fout is gegaan.”

Bij Bohemians ben je nog steeds een te mijden onderwerp. Je voormalige trainer, Gareth Farrelly (onlangs ontslagen), wilde zelfs niet over jou praten toen we hem belden. Raakt dat je ?

Are you joking ? De voetbalwereld zit zo in elkaar. Echte vrienden bestaan niet. Met Gareth heb ik nog samengespeeld in de nationale min-18 en min-21. Ik kende hem heel goed. Sinds mijn vertrek in Dublin heb ik hem niet meer gesproken.”

En ben je in Ierland niet echt de populairste gast momenteel. Hoop je nog op de nationale ploeg nu Steve Staunton er sinds januari bondscoach is ?

“Ik ken Staunton. Mijn eerste interland (Foley verzamelde in totaal zeven caps en scoorde tweemaal, nvdr) was een jubileumwedstrijd ter gelegenheid van het afscheid van hem en Tony Cascarino. Eind vorig seizoen hoopte ik op een selectie. Ik stond er dicht bij. Mijn manager had contact met mensen van de bond en ze bevestigden dat ze mij volgden. Maar … helaas. Ik blijf ernaar uitkijken ooit weer in de nationale ploeg terug te keren.”

MATTHIAS STOCKMANS

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content