Zo besproken als Wesley Sonck bij Ajax wordt, zo stil blijft het rond die andere voormalige spits van Genk. ‘Maar ik probeer het niet in mijn hoofd te steken.’ Op bezoek bij Moumou Dagano in Guingamp.

Weemoedig word je als je Guingamp nadert en langs de knoestige bomen rijdt. Knoestige bomen en uitgestrekte landschappen verdrinkend in de regen, versmacht onder donkere wolken. Je ziet in gedachten heel het Fenixstadion opveren na een doelpunt van MoumouDagano en dat maakt je nog meer weemoedig. Want Bretagne verzuipt alleen maar, zoals het zijn hele geschiedenis al heeft gedaan. Armorica noemden de Kelten het, het land van de zee en een streek vol legenden over verdronken steden en menhirs. Hier wil je dikke truien en lange wandelingen, zoete pannenkoeken en warme chocolademelk, maar toch geen voetbal ?

Moumou est un gránd dormeur“, grijnst FrédéricLegrand, perschef van En Avant Guingamp als we hem op het secretariaat van de club aanschieten en de weg naar het elders in het stadje gelegen stadion vragen. Tweede lichten links, vierde rechts. Daar, in een oud stadion dat plaats biedt aan ongeveer 14.000 toeschouwers, maken de spelers zich op voor de tweede training van de dag. “Ah, wat ben ik blij jullie te zien !”, glundert Moumou Dagano. “België mis ik vraiment. Vijf maanden ben ik er ondertussen niet meer geweest. Goh… Jullie Nederlands horen praten, dat doet mij goed ( lachje). Wat ik nog het meeste mis, is de ambiance, de vreugde. Hier is dat niet hetzelfde. In Genk aten we samen, bleven we tussen twee trainingen op de club, er was Nederlandse les, een keer per maand gingen we samen weg… Er was altijd iets te doen en er hing sfeer. Soms vond je het vermoeiend, maar het was leuk.

“Dat ontbreekt hier : na een training ’s ochtends doucht iedereen zich in vijf minuten, en paf, ze gaan allemaal naar huis. Er is niet genoeg contact tussen de spelers en dat maakt de aanpassing moeilijk. Zijn er twee trainingen, dan gaat iedereen thuis eten en rusten. Pas om vier uur komen ze terug. Dus ik zit heel vaak alleen : ik eet, ik slaap en ik zit voor de tv. Meer heb ik niet te doen. Als we op zaterdag wedstrijd hebben, ben ik zondag en maandag vrij en zit ik twee dagen binnen. Dus als het tegenzit op training of de wedstrijd ging niet goed, moet ik het alleen verwerken. Moralement je suis tout seul, quoi. Ik kan niet zeggen dat ik tevreden ben. Ik ben een beetje ongelukkig. Maar ik wil niet ontgoocheld zijn, want mijn beroep vraagt dat ik hier tegen kan. Soms zit het mee, soms zit het tegen, dus ik hoop dat het over gaat.”

Op training werkt de groep plichtmatig enkele oefeningen af. Geroepen wordt er nauwelijks, laat staan gelachen. “Er is een groot verschil tussen deze trainer en SefVergoossen“, zegt Dagano. “We klaagden wel eens omdat de trainingen zwaar waren of lang, maar in de wedstrijden voelden we ons wel goed. Bovendien amuseerden we ons eigenlijk altijd op training : je kon lachen, maar ondertussen deed je wel fysieke oefeningen. Hier trainen we niet genoeg, moet ik zeggen. Na de training doe ik vaak nog powertraining omdat ik niet vermoeid ben. In wedstrijden is het dan ook moeilijk om fysiek honderd procent te zijn. Iedereen praat over de doelpunten die ik in België gemaakt heb, maar het kan niet van mij alleen komen. Eén, soms twee kansen krijg ik in een wedstrijd, maar zo is het moeilijk scoren, hein. Ik probeer het allemaal niet te veel in mijn hoofd te steken en mij op het voetbal te concentreren.

“Die toeschouwers in Genk, dat was ongelooflijk. Je wóu gewoon spelen, zelfs als je je niet goed voelde. Dat mis ik hier. Toen ik hier aankwam en ik zag dat kleine stadion, dacht ik : aargh ! ( Lacht.) Soms heb ik toch een groot stadion nodig, met veel publiek, om mij aan te moedigen. Maar de supporters hier blijven ons wel aanmoedigen tot het eind, dat wel. Maar we zullen stilaan iets meer moeten brengen. Ik zie op de gezichten van de supporters en de clubbestuurders dat ze ontgoocheld zijn. Maar zoals ik al zei : we voelen geen druk, alles blijft rustig en elk speelt voor zich. Verliezen we, dan gaat iedereen gewoon naar huis. Wat het voor de nieuwkomers moeilijk maakt, want men schuift alles op ons.”

Eten doen we na de training in een restaurant waar Dagano anders ook over de vloer komt. “Ik zit hier meestal alleen. Er zijn een paar spelers met wie ik wat bevriend ben, maar het is niet zoals in België. Als ik eens met iemand ga eten, blijft die amper twintig minuten. Terwijl ik bij Zokora, Wamfor of Roumani altijd langs kon lopen. Of we liepen twee, drie uur met elkaar door de stad. Want soms moet je naast het voetbal iets kunnen doen om te zorgen dat het ook in je hoofd goed zit. Altijd voetbal, voetbal, voetbal, daar word je gek van. En dat is wat hier op dit moment gebeurt : denken, denken, denken… Niemand helpt mij om even het voetbal te vergeten. Daarom ga ik ook één keer in de week biljarten. Meestal zit ik gewoon te wachten tot er mensen komen en dan vraag ik of ze met mij willen meedoen. Willen jullie vanavond met mij biljarten ?”

CampbellsPub is een rokerig hol vol jong volk dat nauwelijks naar Dagano omkijkt. Of het moeten die twee zijn die een handtekening en op de foto willen. “Hier zijn mooie huizen in Guingamp, maar voor de meisjes was Genk toch beter”, lacht Dagano. “Mensen zeggen je goeiedag in de straat, maar verder laten ze je meestal met rust. Het is heel kalm hier.”

Aan de pooltafel verdwijnen de ballen ondertussen gezwind in de pockets. “In Genk waren ze altijd kwaad als ik voor de wedstrijd biljartte in het spelers- home. Ze moesten mij komen roepen, want ik kwam meestal te laat om mij te laten intapen ( lacht). Iedereen was al gekleed, maar ik stond nog te spelen. Ik leef graag ontspannen naar een match toe, maar hier krijg ik te véél tijd om mij te concentreren. Dat ze zich in Genk af en toe kwaad maakten op mij, dat mis ik nu. Sef Vergoossen kon je tijdens een wedstrijd wakker schelden of zeggen wat je moest doen als het niet liep. Deze trainer hier is wel goed, maar hij zegt nooit iets. Soms zeggen ze van een speler dat hij kwaliteiten heeft, maar dat hij die nog moet tonen. Zo is het, vind ik, ook voor de trainer hier. Het probleem is dat hij vriendelijk is tegen iedereen, maar er moet meer druk komen, vind ik. Spelers hebben niet genoeg contact met elkaar én de trainer ook niet met de spelers. We doen niks in groep. We lopen altijd gestresst en er is geen solidariteit. Daardoor spelen we als ploeg niet agressief genoeg. Niemand klopt eens op tafel om te zeggen : en nu doén we het. Het is een gevoel voor verantwoordelijkheid dat niet in deze groep zit. Iedereen berust.

“Ik had gehoord dat deze ploeg offensief voetbalde en dat je er gemakkelijk scoorde. Maar toen ik hier aankwam, bleken er veel spelers vertrokken en anderen waren geblesseerd. Met al die nieuwkomers is het nu nog moeilijk samenspelen. Ik leg mezelf vaak druk op omdat ik pieker. Ook al weet ik dat het niet mijn schuld is dat de ploeg niet draait : ik kan toch niet alles tegelijk doen ? Het systeem van de trainer moet wat veranderen, denk ik. Ik moet altijd de hoeken in duiken. Ik sta altijd alleen voorin. Gaan, terugkomen, gaan, terugkomen… Dikwijls moet ik ook nog naar de kanten lopen en voorzetten, maar wie gaat ze dan binnen trappen ? Ik mag daar niet te veel over zeggen, maar alle aanvallers hebben een beetje dezelfde kwaliteiten : groot, maar niet zo vinnig. Net als de hele ploeg eigenlijk : er zitten veel oudere spelers in die in hún tempo spelen, dus niet snel. Als je dan als aanvaller de diepte in loopt, krijg je de bal nooit meteen, want dat doen ze pas in tweede instantie. Maar dan staat er al een verdediger, natuurlijk.

“De trainer legt ook niet zoveel uit, hij wijst wel af en toe op iets op het bord, maar op het veld wordt dat niet gerespecteerd. Ik denk dat hij strenger moet zijn tegen iederéén. Hij moet zijn verantwoordelijkheid opnemen en zeggen : ík ben de chef. Voilà, quoi. Sommige spelers laat hij de vrijheid en anderen, zoals de jongeren, verwijt hij hun fouten meteen of hij zet ze op de bank, zoals mij. Ik begrijp wel dat er spelers zijn die veel voor de ploeg betekend hebben, maar soms mag je in voetbal dat sentiment niet laten meespelen.”

Verzanden in zelfmedelijden zonder zelfkritiek moet het gesprek nu ook weer niet, dus : heeft hijzelf zijn transfer niet verkeerd ingeschat ? Iedereen in Genk vond het te vroeg en raadde het hem af. WesleySonck, ja, die was er klaar voor, maar Dagano nog niet. Gesmeekt heeft hij ze in Genk nochtans om hem naar Guingamp te laten vertrekken.

“Ik ben er wél klaar voor, vind ik. Bij GBA zeiden ze dat ook, dat ik niet klaar was voor Genk. Maar bij Genk ben ik op een goeie trainer gevallen die mijn probleem opving, en hier zit je ook nog eens met de aanpassing aan een ander land. Dat vraagt nog wat tijd. Maar ik zal tonen dat ik klaar ben. Toch ben ik nog tevreden over mijn transfer : ik wou naar Frankrijk, maar niet naar een grote club, eerder naar een kleine om te kunnen groeien. Zo heb ik het ook in België gedaan.”

Drie wedstrijden van Guingamp hebben ze in Ouagadougou rechtstreeks kunnen volgen. “Maar heel Burkina Faso is ontgoocheld. Want ik ben de enige Burkinees die in de Franse eerste klasse speelt.” Met zijn nationale ploeg speelde Dagano één vriendschappelijke wedstrijd tegen Guingamp. Hij scoorde twee keer. “Die wedstrijd was een goeie les voor de trainer. Hij kon zien hoe ik de ballen wilde. Dat zei hij ook, in de kranten, dat het een goede les voor hem was geweest. Maar juist daarom begrijp ik nog altijd niet waarom hij nog altijd hetzelfde speelt, in een 4-4-1-1, met twee spelers op de flank, maar die geven bijna geen voorzetten. C’est difficile, quoi. Een ploeg die wint, verander je niet, zegt men. Maar een ploeg die niet wint, moet je dan toch veranderen ?”

De nacht is inmiddels gevallen en voor Dagano, deurklink in de hand, wenkt weer de stilte van een kil appartement. “Maar één ding wil ik graag vragen : bedank je al mijn supporters en iedereen in Genk van mij ? Ik mis ze. Vraiment.” Je belooft het en claxonneert nog even bij het wegrijden. Het regent ook niet meer en, o toeval, there’s allways the sun, zingen the Stranglers op de autoradio. Niet meer dan een flauw cliché is het, maar mag het voor één keer de weemoed verdrijven ?

door Raoul De Groote

‘Wat ik nog het meeste mis, is de ambiance, de vreugde.”Ik leg mezelf vaak druk op omdat ik pieker.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content