Matthias Stockmans
Matthias Stockmans Redacteur van Sport/Voetbalmagazine en Knack Focus.

Sport/Voetbalmagazine praat met persoonlijkheden uit het voetbal over mensen en ontmoetingen die hun leven en loopbaan be-invloed hebben. In de derde aflevering blikt Ariël Jacobs terug op zijn wegwijzers.

We nemen foto’s met Ariël Jacobs, trainer van Lokeren, aan het voetbalterrein van derdeklasser Diegem Sport. De toegang blijkt gesloten, maar geen nood, plots komt vader Jacobs vanuit het niets voorbij gefietst. Mét de sleutels van de poorten van het stadion. Ariël werd groot samen met Diegem Sport, kende er zijn hoogtepunten als speler en zette er zijn eerste stappen als hoofdtrainer.

“Maar de basis”, zo begint Jacobs zijn route, “ligt in het parkje, vlak naast het voetbalveld. Ik deed niets anders dan er elke dag spelen met de buurtvriendjes. Al voelde ik me zeker niet in de wieg gelegd voor het voetbal.”

Vader Alex Jacobs

Ariël Jacobs : “Ik stond niet te trappelen om mij aan te sluiten bij een voetbalploeg. Duiveltjes en preminiemen bestonden niet, wat eigenlijk een geluk was. Pas vanaf elf jaar mocht je in clubverband spelen. Ik weet nog goed dat mijn vader me voor mijn elfde verjaardag een geschenk beloofde dat ik me heel mijn leven zou herinneren. ( laconiek) Ik steek niet weg dat ik toen behoorlijk ontgoocheld was dat hij met een groen-witte uitrusting van Diegem op de proppen kwam.

“Mijn vader heeft nooit gevoetbald, maar hij is wel altijd heel bepalend geweest, zonder dwingend te zijn. Technisch kon hij me weinig bijbrengen, maar op het mentale vlak was hij veeleisend. Stiptheid, discipline … Mijn vader zei me ooit : ‘De dag dat je uitgesloten wordt, zal meteen ook de laatste keer geweest zijn dat je op een voetbalplein stond.’ Die zin heeft altijd als een dwanggedachte door mijn hoofd gespookt. Dat gevoel voor respect heb ik later ook steeds proberen door te geven aan mijn kinderen en spelers. Het probleem als trainer is dat je op een bepaald moment in botsing komt met je eigen principes. Je vraagt aan je spelers om fair te spelen, maar als de tegenstander dat niet doet, is het moeilijk om dat naar je spelers toe vol te houden. Ik ga er in ieder geval prat op dat ik in mijn hele voetbalcarrière maar éénmaal geschorst werd, dat was dan nog voor drie belachelijke gele kaarten. Mijn vader drukte me ook altijd op het hart simpel te spelen. Tijdens één van mijn eerste wedstrijden bij de jeugd dribbel ik in het slot van de partij drie spelers en lever een zuivere assist af ; krijg ik toch wel serieus onder mijn voeten van mijn vader, zeker ! Die herinnering typeert hem wel. Mijn moeder kwam nooit kijken en mijn vader enkel bij de thuiswedstrijden, ze hadden immers een café open te houden. Maar zij zorgden wel voor orde en regelmaat in mijn leven.”

Jos Peeters en Etienne Borré

Jos Peeters (die later schoonvader zou worden van Ariël Jacobs, nvdr) was mijn eerste trainer. Hij zette me op de linksbuiten, op die positie leerde ik nagenoeg perfect tweevoetig te voetballen. Het tweede seizoen posteerde mijn latere schoonvader mij in de spits, ik scoorde meteen drie keer. Nadien werd ik gedurende mijn hele spelerscarrière als spits versleten.

“Op mijn zestiende debuteerde ik in de eerste ploeg van Diegem. Dat was toen eerste provinciale. De eerste jaren waren moeilijk en we zakten naar derde provinciale. Etienne Borré was een trainer die uit de derde klasse kwam en onze jonge ploeg voor het eerst structuur aanleerde. Op amper enkele seizoenen tijd promoveerden wij van derde provinciale tot in vierde nationale. Van dan af werd Diegem Sport een gevestigde waarde in bevordering. Borrés tactiek was eigenlijk vrij eenvoudig : de nul houden en dan winnen we. Want scoren deden we altijd. In die periode ben ik ook de jeugd beginnen trainen bij Diegem. Op mijn 21ste trok ik van Diegem naar Halle, dat beloofde me aan een job te helpen bij de NAVO. Ik voetbalde één seizoen voor Halle en keerde daarna terug naar Diegem. Later kwam Diest mij nog eens weghalen. Achteraf bekeken een fout om naar daar te gaan, want ze haalden me als spits en daarvoor kwam ik snelheid te kort in de tweede klasse.”

De KBVB

“Ik ben drie seizoenen speler/trainer geweest van Diegem Sport. Ik was toen 29 jaar en bij de KBVB ook net begonnen als trainer van de nationale -16. Van mijn 26ste volgde ik er al de trainersschool. Mijn vakantiedagen nam ik op om de nationale jeugdploegen te kunnen leiden, dus op vakantie gaan met het gezin kon niet. Al mijn verlofdagen – ik werkte als vertaler-tolk bij de NAVO – spaarde ik op voor de stages of toernooien met de jeugdploegen. Later werd ik bij de KBVB trainer van de nationale -18 en de beloften. In september 1989 begon het seizoen opnieuw en zat ik zonder verlof. Ik stapte naar Alain Courtois toe en zei hem : hier stopt het voor mij. Geen haar aan mijn hoofd dacht er toen aan om bij de bond in dienst te gaan. Maar Courtois vroeg me om geduld, hij zou voor mij een bediendestatuut creëren. Vanaf 1 januari 1999 ben ik dan fulltime bij de KBVB in dienst getreden. Op de cel marketing. Het ogenblik dat ik moest kiezen tussen NAVO of KBVB, was de keuze eigenlijk snel gemaakt. Ik kon van mijn hobby mijn beroep maken … Mijn ouders hadden het moeilijker met mijn beslissing om voor de voetbalwereld te kiezen.”

WK 1990

“Ik kwam tijdens een heel vreemde periode vast in dienst bij de bond. Het was de periode dat Walter Meeuws na amper enkele maanden werd ontslagen. Er hing een vijandelijk communautair sfeertje rond de nationale ploeg. In februari dan werd Guy Thys aangezocht om weer bondscoach te worden. Hij ging akkoord op voorwaarde dat hij twee assistenten kreeg, dat werden Michel Sablon en ikzelf. Ik kende Guy al van de jaren daarvoor, toen ik als nationale jeugd- en beloftetrainer aan de slag was. Hij kwam geregeld de jeugd bekijken. Onder Thys werd ik voor het eerst geconfronteerd met de voetbaltop. Een serieuze stap, want de Rode Duivels hadden zich net geplaatst voor het WK in Italië. Ik gaf mijn ogen de kost, want ik had zelf nooit op dat niveau gespeeld. Ik voelde me echt fier over het feit dat ik deel uitmaakte van een groep die dergelijk knap voetbal bracht en onterecht uitgeschakeld werd door Engeland. Thys betrok ons heel nauw bij belangrijke beslissingen, het beeld van hem als de vaderfiguur die tussen zijn spelers stond, klopte helemaal. Eén moment zal ik nooit vergeten : we zitten in de 110de minuut in Bologna, de achtste finales tegen Engeland. We gaan richting strafschoppen en Guy geeft aan mij en Michel teken dat we een lijstje moeten opmaken met strafschopnemers. Ik zie hem nog zitten met een laatste stukje sigaar. Het winnende doelpunt van David Platt viel. Guy gaf geen kick, overhandigde pen en papier aan Michel Sablon en stapte zonder verpinken de kleedkamer binnen. Hij, als ervaren rot, wist : het is gedaan, niets aan te veranderen, het leven gaat door. Op mij, als jonge en nog tamelijk onervaren coach, maakte die situatie indruk. In de kleedkamer trof ik alle emoties tegelijk aan : frustratie, woede, onmacht, veel tranen … Iedereen was leeg. Maar nu nog beschouw ik dat WK als een fantastische ervaring. We herhaalden niet het succes van 1986, maar ons voetbal mocht zeker gezien worden.”

Jeugdcoördinator KBVB

“Ik trainde de beloften en de -18, maar op een bepaald moment wilde ik meer in de breedte werken. Ik zag vanuit mijn positie waar het allemaal fout liep bij onze jeugdselecties. De problemen die nu aan de oppervlakte komen, waren toen al te voorspellen. Fysiek kwamen wij nooit te kort, wél op technisch vermogen. Onderbezetting op bepaalde posities : te veel nummers tien en bijna geen verdedigende middenvelders … enzovoort. Ik wilde dingen veranderen, zoals de duiveltjes op kleinere ruimtes laten voetballen, maar stuitte telkens op een heleboel reglementen. Om er een idee door te krijgen moest ik vaak passeren langs een stoet commissies zodat er op het einde van de rit niets meer van over bleef. In Frankrijk kon men na enkele magere jaren wel de hele mentaliteit omgooien en centres de formation oprichten. In België ging dat niet.”

RWD Molenbeek

“Ik hield hoe langer hoe meer een onvoldaan gevoel over aan mijn werk als jeugdtrainer bij de KBVB. Eerder was er al eens sprake van RWDM, via Johan Vermeersch en Herman Van Holsbeeck, maar die boot hield ik in eerste instantie af. In december 1998 bood RWDM zich opnieuw aan, toen op een beter moment. RWDM was geen onverdeeld succes. Ik houd niet van excuses, maar het waren toch zeer extreme omstandigheden. Zonder velden, zonder structuur, zonder centen. Ik moest elke ochtend eerst bepalen waar we zouden trainen en een installatie vinden waar we warm water konden gebruiken. Het werk met de groep zelf vond ik bevredigend, maar in het derde jaar werd op mij een kunstmatige druk gelegd vanuit het bestuur. De financiële problemen waren toen al niet meer te overzien. Eén keer wilden de spelers van het veld stappen en heb ik dat nog op het nippertje verhinderd. Elke ochtend lagen daar onbetaalde facturen te wachten en stonden gerechtsdeurwaarders aan de poort. Paul Kpaka heb ik eigenhandig mee helpen verhuizen, omdat er niemand anders klaarstond. Ik deed onzichtbaar werk dat nooit tot waardering leidde. Freddy Smets was er technisch directeur, maar die heb ik daar eigenlijk nooit gezien. Vergaderingen vonden nooit plaats en zelfs toen mijn ontslag werd meegedeeld, was hij nergens te bespeuren.

“In januari 2001 zat ik met voorzitter Eric De Prins en de zogezegde geldschieter Charles Simar rond de tafel. Ik was al vijf maanden niet meer betaald. Ze stelden me voor een nieuw vijfjarig contract te tekenen, waarin ik ruimere verantwoordelijkheden kreeg. Ik wilde nog wat afwachten. We zijn dan midden april, verzekerd van de eindronde (wat niet helemaal klopt, RWDM was nog níét verzekerd van eindrondevoetbal, nvdr) en we spelen gelijk tegen Visé. Een journalist zegt me na de wedstrijd : morgen moet je naar de voorzitter voor een gesprek. Ik wist meteen hoe laat het was. Het toppunt is dat RWDM de eindronde won en weer naar de eerste klasse promoveerde. Zonder mij. De Prins wilde koste wat het kost naar de hoogste afdeling en uiteindelijk bleek dat de dood van RWDM. Samen met enkele spelers spande ik een proces aan tegen de club, maar niemand van ons hoorde daar ooit nog iets van.”

The Far West in La Louvière

“Na dat ontslag bij RWDM stond ik dicht bij Antwerp. Er waren twee kandidaten : Wim De Coninck en ik. Ik vond het heel correct van Eddy Wauters dat hij mij persoonlijk belde om mee te delen dat hij voor De Coninck koos. Ik ken weinig voorzitters die dat doen. Meestal moet je de keuze in de krant lezen. Intussen draaide het bij La Louvière niet goed en half september contacteerde Roland Louf mij. Ik won uiteindelijk de strijd van Stéphane Demol en René Vandereycken.

“Mocht ik geweten hebben wat ik de eerste drie maanden bij La Louvière zou meemaken, dan had ik gezegd : neen, dat kan niet. Indianentoestanden ! Alles kon. Het was de Far West. Een bestuur was er niet. Iedereen deed wat hij wilde … met het geld van Filippo Gaone. Die was toch nooit op de club en wist van niets. De enige die alles mogelijk maakte en op vele gebieden grote schoonmaak hield, was Roland Louf. De start liep bijzonder stroef, aan de winterstop stonden we laatste, maar opeens pakten we punten en daar trok iedereen zich aan op. Zo konden we stap voor stap aan iets stabiels werken. Maar opnieuw volgde een leegloop. Ik vatte de voorbereiding voor het volgende seizoen aan met twaalf spelers. Toen we op het oefenveld kwamen, lachten onze eigen supporters ons uit. Opnieuw namen we een slechte start. Het was een zeer chaotische campagne met de affaires rond SK Lommel en KV Mechelen, maar voor we er erg in hadden, zaten we in de finale van de beker van België. Door eerst Genk te kloppen, dan Standard, dan Lommel en in de finale Sint-Truiden. De bekerwinst bleek een injectie voor de club. Het volgende seizoen mochten we Europees aan de bak tegen Benfica Lissabon.

“Mijn grootste voldoening blijft dat ik er iets opbouwde zonder al te veel mogelijkheden. Gaone mag besmeurd worden voor eender wat, maar ik heb in die drie jaar nooit één probleem met hem gekend. Ik wilde wel bij la Louviére blijven, maar er was geen garantie dat de club verder kon bestaan.”

Jos Vaessen

“Na La Louvière kreeg ik aanbiedingen van Gent en Lokeren, maar toen kwam Genk op de proppen. Mijn eerste gesprekken met Genk waren over de functie van trainer. Maar door mijn bredere visie op voetbal begonnen we al snel over veel meer te praten. Zegt Jos Vaessen tegen mij : ‘Wij hebben het jaar dat we kampioen speelden, overwogen een technisch directeur aan te stellen, maar door de euforie na de titel werd dat over het hoofd gezien.’ Door te praten over mijn ideeën zag Vaessen mij ineens als technisch directeur. Ik weet niet goed waarom ik toehapte, het was eerder impulsief. Misschien heb ik me emotioneel laten verleiden door de kans die ik kreeg om een club aan de basis mee te vormen.

“Met de figuur Jos Vaessen heb ik nooit problemen gekend, hij was natuurlijk dwingend aanwezig binnen de club. Op elke vergadering daagde hij op. Je kan als technisch directeur twee kanten op : of-wel beheer je het budget en stippel je de beleidslijnen uit, ofwel reik je ideeën aan en kiezen de mensen met het budget over de invulling daarvan. Ik zat in de tweede categorie. Mensen vergeten wel eens dat alles afhangt van het beschikbare geld. En door de afbetaling van het stadion was dat er niet echt.

“Toch wil ik duidelijk stellen dat ik bij Genk niet op een interne, maar op een externe frustratie stuitte. Niet de club frustreerde mij, maar de job. Het is niet eenvoudig om een beleid te voeren in een club van een klein land. Binnenlandse transfers kosten altijd heel veel energie. Dat zijn zaken die Marc Degryse en Herman Van Holsbeeck ook wel zullen herkennen. En ik miste ergens wel het dagelijkse werken met spelers. Naderhand begrijp ik dat het een vreemde keuze was om mijn trainerscarrière opzij te schuiven, iets wat Vaessen me trouwens bevestigde. Ik kende het geluk dat de Belgische clubs mij na die twee jaar niet vergeten waren. Moeskroen had me eerder al gepolst, na het ontslag van Paul Put, maar toen hield Genk de boot af. Deze zomer kwam Moeskroen dan weer met een concreet plan, maar die onzekerheid over de licentie sleepte te lang aan. Door die hernieuwde aandacht voor mij in de kranten kwam Roger Lambrecht bij mij luisteren en was de keuze voor Lokeren snel gemaakt.”

MATTHIAS STOCKMANS

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content