‘De beste zal spelen’, zegt Kevin Vandenbergh. Dat RC Genk met Cédric Roussel en Paul Kpaka twee te duchten concurrenten aantrok, brengt de jonge aanvaller niet van zijn stuk. ‘Ik geloof in mezelf.’

Met uitzicht op een basisplaats staat Kevin Vandenbergh (20) er beter voor dan begin vorig seizoen. Bij zijn komst naar Genk heette hij een betere afwerker te zijn dan Wesley Sonck. Maar het duurde lang voor hij de kans kreeg om die status waar te maken. Aan het einde van de eerste ronde slaagde hij erin zich tussen het koningskoppel Sonck- Moumouni Dagano te wurmen. De zoon ván kreeg geregeld speelgelegenheid en liet zien tot wat hij allemaal in staat is. Nu zijn de twee spelers die hem uit de basis hielden vertrokken. Met topschutter Cédric Roussel en Paul Kpaka arriveerden er twee nieuwe. Op die laatste hoeft Genk de komende maanden niet te rekenen, want door een blessure is de Sierraleoner pas in oktober speelklaar. De kans bij uitstek voor de kleine Vandenbergh om eindelijk de grote doorbraak de forceren.

Zet je dit seizoen die grote stap voorwaarts ?

Kevin Vandenbergh : “Dat weet ik niet. Ik heb het vorig jaar in het begin van het seizoen heel moeilijk gehad. Ik zat niet bij de achttien, moest toekijken vanuit de tribunes, maar heb uiteindelijk toch teruggevochten. Ik heb tegen mezelf gezegd dat ik er wel bovenop zou komen en dat ik zou laten zien dat ik bij een club als Genk thuishoorde. De tweede ronde heb ik vrij veel mogen spelen. Daar heb ik al een grote stap voorwaarts gezet. Nu moet ik enkel nog die lijn doortrekken.”

De kaarten liggen nu wel totaal anders dan vorig seizoen.

“Inderdaad. Wesley en Moumou waren op elkaar ingespeeld en hadden het seizoen ervoor de titel veroverd. Ik heb mijn tijd nodig gehad om me daartussen te wringen. Maar ik heb me er goed uitgetrokken en dat laat alleen het beste verhopen. Ik wil absoluut die basisplaats afdwingen. Door er elke week opnieuw te staan en te presteren. De honger naar een basisplaats is groot.

“Je moet realistisch zijn. Wesley en Moumou zijn vertrokken. Vorig jaar lag ik tegen het einde van het seizoen in balans met Moumou, Wesley speelde altijd. Die twee zijn nu weg, dus moet je dit jaar gewoon voor die basisplaats gaan. Dat is de meest logische zaak. Als je zegt dat je niet voor die basis gaat, heb je te weinig ambitie. Daar zal het mij zeker niet aan ontbreken.”

Was hun vertrek een zegen voor jou ?

“Niet echt. Ik had heel veel aan Wesley. Was hij nog een jaar gebleven, dan was dat mijn spel en mijn ontwikkeling ten goede gekomen. Als je jong bent, pik je altijd wel iets op van de spelers die rond je lopen. Van hem heb ik verschillende dingen geleerd : zijn balaanname, zijn positiespel voor doel, zijn timing. Vooral als hij die wedstrijd in de tribune zat. Dan kwam hij ’s maandags naar mij en wees me op de zaken die ik goed uitgevoerd had en wat ik nog kon verbeteren. Dat jaar dat ik met hem gespeeld heb, pakken ze me in ieder geval niet meer af.”

Toch betekent het vertrek van enkele basisspelers een serieuze aderlating voor jullie ploeg en misschien ook voor jouw ontwikkeling.

“We moeten ons ook niet blindstaren op het vertrek van die drie spelers. Iedereen beweert dat we in sommige linies serieus verzwakt zijn. Oké, het vervangen van Josip Skoko is sowieso niet makkelijk, dat geef ik toe. En je moet er ook de mogelijkheden voor hebben. Als je geen betere speler kunt halen dan diegene die je in huis hebt, moet je niet nodeloos geld uitgeven. Bernd Thijs en SeyfoSoley zijn geen Skoko’s, maar hebben alle twee toch hun kwaliteiten. Het is nu gewoon aan ons om te bewijzen dat we een even goede groep hebben en een sterk geheel vormen. De sfeer zit er nog altijd in. Die was vorig jaar goed en die zal ook dit jaar niet veranderen.”

Achterin zijn jullie in ieder geval versterkt.

“Met Aaron(Mokoena, nvdr) en Brian(Priske, nvdr) hebben we er twee spelers bij die het klappen van de zweep kennen, jongens die weten hoe het is om in een goede ploeg te spelen. Maar eigenlijk blijft het allemaal afwachten. In de oefenwedstrijden is gebleken dat we toch een degelijke ploeg hebben. We zijn gewapend voor de eerste wedstrijd. Pas na de wedstrijd in Brugge weten we hoe ver we staan. We trekken tweehonderd procent gemotiveerd naar daar en ik hoop dat we met een mooi resultaat naar Genk mogen terugkeren.”

De club trok met Cédric Roussel en Paul Kpaka twee spitsen aan die al meer bewezen hadden dan jij. Heb je het gevoel dat niet iedereen het volle vertrouwen in jou heeft ?

“De trainer moet de knoop doorhaken wie speelt en wie niet. De besten zullen spelen. Als ik de lijn van vorig jaar doortrek, ben ik op de goede weg. Ik zou ook niet weten van wie ik niet het volle vertrouwen krijg. Die mensen zullen daar wel op terugkomen eens je presteert. Ik trek me er in ieder geval weinig van aan.”

Moet een spits die 14 keer scoort in 21 wedstrijden niet gewoon zijn basisplaats opeisen ?

“Die beslissing ligt bij de trainer. Hij weet of ik die plaats waard ben of niet. Ik ga in ieder geval mijn uiterste best doen om me te bewijzen. En ik denk dat ik er klaar voor ben. Ik geloof in mezelf. Ik moet laten zien wat ik waard ben. Doe ik mijn uiterste best, dan zal die basisplaats er wel komen.”

Heb jij die gezonde concurrentie dan niet nodig ?

“Neen, helemaal niet. Je moet gewoon van jezelf de volle honderd procent eisen en presteren. Meer niet.”

Heb je je spel aan de nieuwe spelers moeten aanpassen ?

“Kijk, Wesley speelt anders dan Cédric. We moeten anders op elkaar ingespeeld raken. Je kan geen spelers met elkaar vergelijken. Ik heb nu andere automatismen, andere looplijnen dan toen ik nog naast Wesley speelde. Dat is normaal, maar dat wil niet zeggen dat je minder complementair bent met de andere.”

Het klikt dus tussen jou en Cédric Roussel.

“In de wedstrijden waarin we samen aan de aftrap kwamen, ging het tot nu toe redelijk goed. De eerste wedstrijd was het natuurlijk wel aanpassen, maar vanaf de tweede helft in Venlo begon het vlotter te lopen. De automatismen komen er stilaan en je weet al waar en wanneer de andere gaat lopen. We moeten gewoon complementair spelen, pas dan zullen we een goed duo vormen. Dat zal de toekomst moeten uitwijzen. Het heeft nu gewoon nog wat tijd nodig, maar tegen Brugge zullen we er wel staan.”

In welke aspecten vullen jullie elkaar goed aan ?

“Cédric is in de lucht veel sterker dan ik. Hij kan perfect inschatten waar een lange bal gaat komen. De ballen die dan van hem afvallen, die hij verlengt of teruglegt, moeten de mijne zijn. Op dat gebied zijn we enorm complementair.”

Zie je jezelf ook in een 4-3-3 met Kpaka en Roussel functioneren ?

“Die keuze ligt ook weer bij de trainer. Het is dan aan hem om dat concept uit te werken. Ik denk dat op dit moment nog alles mogelijk is. Als iedereen weet wat van hem verwacht wordt en iedereen weet wat hij moet doen, waarom niet dan.”

Als ik je zo bezig hoor, hou je er dus geen rekening mee dat je weer op de bank zult belanden.

“Dat kan, maar daar ga ik niet van uit. Het is aan mij om te laten zien dat ik niet op die bank thuishoor en elke week in de ploeg moet staan. De voorbereiding is voor mij vrij vlot verlopen en ik heb weinig problemen gekend. Waarom zou ik niet in eigen kunnen geloven ? Ik heb het gevoel dat ik weer op alle vlakken een stap vooruit heb gezet. Je wordt ouder en automatisch ook sterker. Ook dat extra tikkeltje ervaring begint zijn vruchten af te werpen. Maar ik ben er nog lang niet. Ik moet op sommige vlakken nog serieus wat vooruitgang boeken.”

Je kopspel, bijvoorbeeld.

“Inderdaad, maar dat is nu wel algemeen geweten (lacht). Ik wil het absoluut verbeteren en ook de trainers zijn daarvan op de hoogte. Dat zijn punten waar we tijdens de individuele trainingen aan moeten werken. Het zal ook nooit mijn beste kant worden, denk ik. Ik trap een bal liever in de vlucht binnen. Dat heb je of dat heb je niet. Voor de rest moeten de scherpe kantjes er nog een beetje af. De zaken waar ik een gewoon niveau haal hogerop tillen en blijven werken aan mijn sterke punten.”

Op het fysiek vlak boekte je vooruitgang.

“Toen ik zestien was en ik in de A-kern van Westerlo werd opgenomen, heb ik me moeten aanpassen aan de zware trainingsregimes. Ik heb afgezien. Het was zwaar en veel. Nu beschouw ik dat ritme als dagelijkse kost. Ik heb er helemaal geen problemen meer mee.”

Je laat je ook minder vaak wegzetten in een duel. Het gevolg van de hogere trainingsintensiteit ?

“Ja, en ook door het werk in de fitnessruimte. Daardoor word je sterker, ook in de duels. Dat is vorig jaar naar voren gekomen. Ondanks mijn tengere gestalte sta ik in onderlinge confrontaties met mijn tegenstander mijn mannetje. Vanaf het moment dat ik in de ploeg ben gekomen, kon je zien dat ik sterker geworden ben. En zo zal het ook verder moeten evolueren.”

Door in de duels nog meer lef te tonen ?

“In mij heeft altijd al een klein lefgozertje gezeten. Elke wedstrijd moet nog altijd gespeeld worden en de tegenstander heeft ook maar twee voeten. Of ik nu tegen een FernandoHierro of een speler uit vierde nationale speel, het speelt voor mij geen rol. Het kwaliteitsverschil kan er wel zijn, maar daarom moet je geen schrik hebben van iemand, afwachtend gaan voetballen en het duel uit de weg gaan.”

De drang om je te bewijzen lijkt heel groot.

“Hij is niet groter dan anders, hoor. Dat zit in mij. Ik wil elke wedstrijd opnieuw laten zien dat ik er sta, dat ik iets bijgeleerd heb en dat ik sterker geworden ben.”

Geen schrik om onder de druk te bezwijken ?

“Ik heb heel mijn leven al met druk moeten voetballen. Als je de zoon ván bent, is het niet altijd even gemakkelijk. Maar mentaal sta ik eigenlijk al van in de jeugd sterk.”

Je relativeert alles nogal gemakkelijk. Je loopt dus niet het gevaar om naast je schoenen te gaan lopen, mocht alles plots vanzelf gaan ?

“Neen, zeker niet. Dat hebben ze er hier vroeger ingeprent. Een voetballer moet elke week opnieuw presteren. Vandaag ben je een held en morgen fluiten ze je weer uit, zo zit het nu eenmaal in mekaar. En het ligt ook niet in mijn karakter om de dikke nek uit te hangen. De Vandenberghs kunnen inderdaad goed relativeren. Wij beseffen zelf genoeg wanneer het goed ging en wanneer iets fout liep. Je moet af en toe eens hard zijn voor jezelf. Zelfkritisch. Als je slecht gespeeld hebt, moet je ook niet roepen dat je een bevredigende prestatie neerzette. Neen, zo zit volgens mij geen enkele voetballer in mekaar.”

Jij bent ook niet de man van de grote uitspraken.

“Neen, totaal niet. Zo zit ik niet in mekaar. Laat mij maar eerst presteren op het veld en laat de grote uitspraken maar aan andere jongens over. Ik ga geen dingen zeggen die verkeerd kunnen overkomen. Ik heb daar geen behoefte aan. Ik wil gewoon hogerop. Daarvoor moet ik elke training, elke wedstrijd opnieuw bijleren. Daar komt het op aan. We zullen wel zien waar dat eindigt. Schrik om te blijven hangen heb ik niet. Zolang ik blijf voetballen, zal ik nieuwe zaken opsteken. Het leerproces eindigt nooit.”

door Kristof Terreur

‘Het kan dat ik weer naar de bank moet, maar daar ga ik niet van uit.’

‘Er heeft altijd een klein lefgozertje in mij gezeten.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content