Wie is Denis Odoi, de duivel-doet-al van STVV? Een monoloog over (internationale) vriendschappen, een grillig voetbalparcours en een voorliefde voor Edgar Davids. ‘Dat karakter en die bril. Geweldig.’
Gemengde afkomst
Denis Odoi (22): “Mijn moeder is Belgische, mijn vader Ghanees. Ik denk dat hij hier is komen studeren, maar het fijne weet ik er niet van. ( lacht) Volgens mij heeft hij zijn studie ook niet afgemaakt. Mijn ouders zijn gescheiden toen ik twaalf was. Ik keerde net terug van een toernooi met Anderlecht in Frankrijk en het was zo. Vooral mijn moeder heeft mijn zus en mij opgevoed. Een onbezorgde jeugd. Ach, ik heb wel eens foute dingen gedaan. Jeugdzonden. Meer uitleg geef ik nooit. ( lacht) Het heeft me wel gemaakt tot wie ik ben.
“Ik ben héél vroeg beginnen te voetballen, al op 5,5 jaar. Bij Stade Leuven. Vijf jaar heb ik daar gespeeld, als aanvaller, diepe spits of op de rechterflank. Anderlecht wilde me al rond mijn achtste, maar mijn vader vond dat te jong. Toen Dries Mertens, met wie ik op school zat, vertrok, ben ik hem een jaar later gevolgd. De vader van Dries was leraar op het Heilig Hart, hij voerde ons altijd.
“Ik ben een echte stadsmens. Jongens die bij Stade Leuven kwamen voetballen en in de zomer naar de Oude of Grote Markt van Leuven afzakten, vonden dat echt vet, al dat volk op de terrasjes. Voor ons was dat gewoon. Ik passeerde er op weg naar school, in de stad iets drinken, wat rondhangen, een ijsje eten …
“Ik weet niet of mijn temperament Afrikaans is, maar ik heb het wel meer van mijn vader dan van mijn moeder. Misschien is de liefde voor muziek ook wel Afrikaans. Ik heb de reputatie van breakdancer, maar als je me naast een echte zou zetten, denk ik dat ik er vrij belachelijk zou uitkomen. Voor een voetballer ben ik vrij lenig, ik raak makkelijk aan de toppen van mijn tenen. Vroeger kon ik mijn benen in mijn nek leggen, maar dat zit er net niet meer in.”
Vrienden
“School liep ik dus samen met Dries. Die ken ik echt al héél mijn leven, sinds mijn zesde. Bij Anderlecht ontmoette ik verder nog Sven Kums, Joeri Dequevy, Hervé Kage en Geoffrey Mujangi Bia. Die laatste twee waren eigenlijk een jaar jonger, maar in mijn derde of vierde jaar bij Anderlecht zijn die bij ons gekomen. Anthony Vanden Borre was een jaar ouder, maar omdat ik een tijdje met die jongens meevoetbalde, heb ik ook met hem gespeeld. Vincent Kompany was wat ouder. Soms zag ik wedstrijden van hem, maar in mijn ogen was Anthony veel beter. Die pakte een bal, dribbelde, was niet te stoppen. Toen ik Vincent later bij de nationale ploeg terugzag, trok ik wel grote ogen. Misschien was het voor hem destijds op Anderlecht iets te makkelijk en deed hij daarom weinig moeite.
“De familie van Sven ken ik ook heel goed. Als er toernooien waren en mijn vader me niet kon brengen, bleef ik daar de avond voordien vaak slapen. Allemaal samen in één ploeg? Je denkt daar op die leeftijd niet over na. Dries was een groot talent, maar had zijn lengte tegen. Sven was onze aanvoerder. Hij was op elk toernooi bijna de beste speler. Ik was maar een gewone voetballer, een van de zestien. Ik speelde vaak, maar niet altijd, zeker niet op het einde. Daarom ben ik ook naar Genk gegaan. Frédéric Peiremans was bij Anderlecht mijn trainer. Die liet me aanvankelijk niet spelen, daarna weer wel, maar toen bekend werd dat ik naar Genk trok, zette hij me weer op de bank.
“Had hij gelijk? Ik was geen ’talent’. Misschien wel bij Stade Leuven, maar niet bij Anderlecht of Genk. Ik vond het dan ook raar toen ik in tweede klasse met OHL tegen Kortrijk speelde en plots op hetzelfde niveau voetbalde als Sven. In mijn ogen moest die altijd in eerste klasse voetballen.
“Waarom Genk? Ik had op de topsportschool Steven Defour en David Hubert leren kennen. Zij zegden: kom bij ons. Als ik nu kon kiezen, zou ik die topsportschool niet opnieuw doen. Vooral omdat de school qua niveau niet de zwaarste was. Ik had in mijn laatste jaar met Kerstmis gemiddeld 85 procent. Ik studeerde wel goed, maar dat cijfer was toch iets te hoog. Anderzijds heeft het me wel gemaakt tot de voetballer die ik vandaag ben. Je bent meer met de bal bezig. Er werd ook veel nadruk gelegd op coördinatie. Ik denk dat dat geholpen heeft in voetenwerk en wendbaarheid. Wat je soms wel had, was dat je voetbal beu werd. Als je zo jong bent, wil je wel eens wat anders, maar wij hadden drie uur voetbal op school en ’s avonds nog eens training. Als ze dan wat op je kap zitten, heb je snel iets van: laat me met rust. Ik denk dat op een gewone middelbare school de honger naar de bal iets groter is.
“Mijn voorbeeld? Ik had vroeger vooral posters van internationale vedetten op mijn kamer hangen. Edgar Davids vond ik geweldig. Zijn speelstijl, die bril erbij. Ik was echt een fan. Van hem en van Ajax in de jaren negentig.”
Droom kapot
“Toen ik van Genk terugkeerde naar Leuven, ging mijn droom echt niet kapot. Want ik heb eigenlijk nooit gedroomd van profvoetbal. Ik wilde wel graag profvoetballer worden, maar het was geen obsessie. Derde klasse, vierde klasse en een goeie job, dat was wat ik wilde combineren. Ik vond het jammer dat ik niet meer bij de jeugd van een eersteklasser speelde, maar geweend heb ik niet. Had ik harder gezocht, ik had misschien wel een ploeg in eerste gevonden, maar daar had ik geen zin in. Ik kon in Leuven studeren en bij OHL spelen. Langzaam ga je dan toch je ambities verleggen: de eerste ploeg halen, een vaste waarde worden …
“Waarom het in Genk niet lukte? Ik denk dat het met de positie te maken heeft. Op Anderlecht hebben ze even geprobeerd om van mij een rechtsachter te maken. Albert Martens was de eerste die dat deed, maar daarna was het toch weer offensief. Mijn vader wilde ook dat ik een aanvaller was, nu nog steeds. Maar het is mijn leven en ik zie mijn toekomst eerder achterin. Toen ik naar Genk ging, zei ik dat ik rechtsachter was, maar ze hebben me daar altijd offensief uitgespeeld. Ik speelde nog goeie wedstrijden, maar het was niet mijn beste plaats. Bij Genk hebben ze vervolgens gezegd: sorry jongen, hier stopt het.”
Impulsief
“Bij STVV kwam ik vrijwel meteen in de ploeg als linksachter. In het begin was ik nogal impulsief. Dat kwam omdat ik gewoon was op interceptie te spelen. In tweede klasse raakte ik zo vaak bij de bal, omdat de kwaliteit van de pass net iets minder was, of ik iets sneller dan de tegenstander. In eerste klasse lukte dat ook, maar ik ging ook vaak onder of naast de bal. Ik maakte ook veel overtredingen, zeker in de eerste ronde. In de terugronde was dat allemaal veel minder, er zat duidelijk evolutie in. Maar soms overkomt het me nog. Dit seizoen tegen Waregem. De interceptie was al een paar keer gelukt, maar één keer gebruikte Habibou zijn lichaam beter en zat ik ernaast. De gevolgen waren groot: fout, tweede geel, penalty en match beslist.
“Dit seizoen is het moeilijker, voor iedereen. Vorig jaar hadden we een ploeg die goed draaide en ik ging mee in die spiraal. Maar misschien is dit wel een leerrijker jaar, omdat we in moeilijker posities komen en ik meer uitgedaagd word. Maar ik heb me wel vrij snel kunnen aanpassen. Daarom denk ik dat mijn capaciteiten verhoogd zijn.
“Trainen was vorig seizoen vooral plezant. Er werd veel gelachen, alles was heel relaxed. De trainingen waren altijd min of meer dezelfde, het ging toch goed. Nu gebeurt het al eens dat je je minder amuseert op training. We lachen nog steeds, maar de trainer ervaart meer druk en legt er meer de pees op. Er werd ook meer gezocht, naar een ander systeem, naar oplossingen.”
Polyvalentie
“Linksachter, rechtsachter, centrale verdediger, centrale middenvelder, tien, ik zwerf door de ploeg. Centraal in de verdediging voel ik me het meest beperkt. Ik wil niet slecht praten over centrale verdedigers, maar ik vind dat de makkelijkste positie op een voetbalveld. Door goed positiespel kun je er heel veel oplossen. Voor die positie mis ik body, in bijvoorbeeld een rechtstreeks duel met Romelu Lukaku. Ik wil ook graag aanvallend mijn ding doen en centraal achterin is dat moeilijker dan elders. Moe word je daar niet, toch niet vergeleken met het middenveld of de flank.
“Spelen op tien, daar was ik bang van, omdat ik mijn kwaliteiten ken en die zijn niet om op die plaats te spelen. Ik ben geen voetballer als Sven of Dries, die makkelijk met de rug naar de goal kunnen spelen of met een tegenstander in de rug. Ik heb liever het spel voor me.
“Sven is nu wat aan het zakken. Ik speel in een zetel, zegt hij over zijn positie. Steven ook, Töszér bij Genk. Vroeger was de tien de draaischijf, misschien schuift dat nu op naar de verdedigende middenvelder. Hoger zit het vaak vast, of je moet al een supergoeie speler zijn. Wie kan dat in België? Vargas ja, maar verder … In een ploeg die countervoetbal speelt, kan ik daar wel uit de verf komen. Als ik snelheid kan maken met de bal, kan ik op het middenveld gevaarlijk zijn.
“Mijn scorend vermogen ligt voorlopig wel laag. Vorig seizoen maakte ik één goal, tegen Moeskroen. Die bestaan niet meer, telt die goal dan nog? Veel kansen kreeg ik nog niet, wel een op Standard, maar de keeper raakte nog net de bal. Danny Boffin ( spitsentrainer bij STVV, nvdr) gaf me wat tips om het in de toekomst anders aan te pakken, maar het scorend vermogen van Gillet zal ik wellicht nooit hebben.
“Mijn polyvalentie is een voordeel, maar anderzijds wil ik niet gehaald worden als iemand die ze de ene keer daar en een andere keer ginder zetten. Ik wil een basisspeler zijn met een vaste plaats.
“We zijn bij STVV met te weinig, dat is een vaststelling. Daarom hebben we onlangs aan de trainer gevraagd om de wedstrijdvormen iets korter te houden. Anders raakt de groep te vermoeid door de intensiteit van de trainingen. Het niveau was vorig seizoen veel hoger. De jongeren van nu trainen mee, maar helpen het niveau niet omhoog. De uitvoeringssnelheid ligt lager en als het verschil met de wedstrijd groot is, krijg je het moeilijker. Ideale omstandigheden zijn het niet, maar daar heb ik inmiddels genoeg over gezegd. Onder ons wordt ermee gelachen, met de manier waarop ik dat deed. Dat ik nog vrienden had die op straat voetbalden en dat ze die maar moesten halen. Dat vonden ze grappig. Maar de meesten delen wel mijn mening. Onze situatie is niet normaal voor een eersteklasser. Zelfs in tweede zie ik dit niet gebeuren. We zijn ook nog totaal niet zeker van de redding. Maar wij, spelers en trainer, kunnen toch niet zelf geld op tafel leggen om spelers te kopen?”
De toekomst
“Ik praat niet graag over de toekomst. Als ik nu iets zeg, en ik speel straks slecht, gaan ze zeggen: hij zou beter op het veld presteren. Mijn contract loopt tot 2015, maar als STVV een goed bod krijgt, wil ik na dit seizoen liefst een stap zetten.
“Dat ik niet naar Standard wil, vanwege de mentaliteit, klopt niet. Ik merk dat Standard de ene week met groot verschil wint van Anderlecht en daarna verliest van Eupen. Dat heeft niks met kwaliteit te maken, maar met mentaliteit. Denken dat het wat makkelijker zal gaan. Daar kan ik niet mee om, ik probeer elke wedstrijd voluit te gaan. Standard past misschien qua inzet niet bij mij, heb ik daarom eens gezegd. Maar dat is geïnterpreteerd als dat ik liever met Vlaamse jongens speel. Dat kan me niet schelen, ik schiet met iedereen goed op.”
DOOR PETER T’KINT
“Bij Genk hebben ze gezegd: sorry jongen, hier stopt het.”
“Ik wil niet slecht praten over centrale verdedigers, maar ik vind dat de makkelijkste positie op een voetbalveld.”
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier