Met een goedbedoelde leugen kwam Henri Munyaneza als kind in Laken terecht. De waarheid die hij daarna ontdekte, heeft zijn leven rijker gemaakt. Nu voetbalt hij bij Germinal Beerschot.

Waarvoor had Henri Munyaneza (24) willen studeren? Voor detective. “Ik keek vroeger als kind heel vaak naar detectiveseries. Columbo vond ik fantastisch. Ook omdat hij onopvallend te werk ging. Ik hou niet zo van uniformen omdat mensen dan meteen zien: aha, hij is van de politie. Ik hou er zelf meer van om in het dagelijkse leven onopvallend op de achtergrond te blijven. Een politie-inspecteur in burger worden had ik daarom als kind een mooi beroep gevonden.”

De opleiding had hem van pas kunnen komen om het raadsel in zijn leven, een raadsel waarvan hij aanvankelijk zelfs het bestaan niet kende, te ontsluieren, maar dankzij het voetbal, dat eerst niet eens op zijn weg leek te liggen, klaarde zijn verleden alsnog op.

Veel van wat Henri Munyaneza’s leven nu rijker maakt, is hem nog niet zo lang geleden pas ter ore gekomen. Vorige zomer, toen hij van Sint-Truiden naar Dender ging om precies te zijn.

Maar eerst was er de voorgeschiedenis.

“Op mijn achtste ben ik naar hier gekomen via vrienden van mijn ouders. Ik kwam in een opvanggezin terecht dat ik later moest verruilen voor een gezin in Laken, niet ver van het koninklijk paleis. Een soort opvangtehuis was het, waar ook een leraarlangskwam om ons les te geven. Ik ben daar opgegroeid met een Belgisch echtpaar en andere kinderen. Eén ervan is inmiddels overleden en de leraar ook, weet ik, maar het is lang geleden dat ik nog iets van de anderen heb gehoord omdat ze allemaal uitgezwermd zijn. Voor elk kind zochten ze voor de financiële ondersteuning een voogd. De mijne was de voorzitter van het OCMW in Ukkel.

“Men heeft mij gezegd dat mijn ouders gestorven waren in de Rwandese burgeroorlog en dat ik uit veiligheid en om te studeren naar België was overgebracht. Ik ben dus helemaal niet om te voetballen naar hier gekomen. Ik ging hier naar school en speelde alleen om mij te amuseren op mijn gemak wat voetbal in het park. Het park vlak naast het Edmond Machtensstadion. Op een gegeven moment is daar iemand op mij toe gestapt met de vraag of ik niet wou komen testen bij RWDM. Maar ik voetbalde helemaal niet om iets te bereiken. Ik dacht ook helemaal niet aan voetballer worden ( lacht). In Afrika heb ik zelfs nooit gevoetbald, dat mag je navragen. Maar die man zei: ‘Kom toch maar.’ Zo ben ik in de jeugd van RWDM terechtgekomen.”

In de jeugd van RWDM hoorde hij vaak de naam vernoemen van Tosin Dosunmu, met wie hij nu bij Germinal Beerschot voetbalt. De Nigeriaan voetbalde destijds in het eerste elftal van Molenbeek, vóór hij de door financiële en sportieve problemen geteisterde club verliet voor Denderhoutem. Daar volgde Munyaneza hem vervolgens op. Hij bleek minder productief als het op doelpunten aankwam, maar ontwikkelde zich er met een intermezzo bij Eendracht Aalst tot een aanvaller met potentieel voor de eerste klasse. STVV wierf hem daarna aan.

“Ik ben, zoals ik zei, eigenlijk per toeval voetballer geworden en pas toen ik naar STVV kon, ben ik voor het eerst gaan beseffen dat de eerste klasse tot de mogelijkheden behoorde. Tja, dan kon ik er maar beter voor gaan. Toen is het besef er gekomen om het au sérieux te nemen.”

Telefoon!

Ergens tussen het seizoen met degradatiestrijd en een vijftiende plaats met STVV en zijn terugkeer naar het inmiddels met Denderhoutem gefusioneerde Dender – hij was 23 – gebeurde het: een telefoontje uit Rwanda.

“Ik kreeg ineens te horen dat mijn ouders nog leefden. En dat ze in Ivoorkust zaten. Een bizar gevoel, want ik had aanvaard dat ze dood waren. Dat ze mij dat aanvankelijk verteld hadden, had met de oorlog in Rwanda te maken. In die periode wist je niet wie naar waar vertrok en wat er daarna gebeurde. Je vlucht in een oorlog niet zomaar naar om het even waar. Je gaat naar het land waar je het snelst onderdak vindt. Ze hebben mij snel in veiligheid willen krijgen en ze kenden toevallig contacten in België. Vanwaar ik kwam en wat er is gebeurd, is voor mij lang een onzekerheid gebleven. Maar je leert daarmee leven.

“Mijn ouders waren in Ivoorkust terechtgekomen omdat mijn moeder van daar is en mijn vader er niet bekend was. Dus daar kon hij rustig leven. Veel herinner ik mij niet van mijn eerste levensjaren in Afrika. Niks eigenlijk. Ik praat zelfs geen Rwandees. Tja, je zou kunnen zeggen dat ik meer Belg dan Afrikaan ben. Mijn roots liggen ginder, maar hier heb ik langer gewoond. Ik was te jong om te beseffen wat er gebeurde. Zelfs het moment dat ze me verteld hebben dat ze dood waren en ik moest vertrekken, herinner ik mij niet meer.”

Onderduiken

Tijdens de Rwandese genocide, die in 1994 plaatsvond, werden in de strijd tussen de Hutumeerderheid en Tutsiminderheid honderdduizenden – de CIA spreekt van 800.000 Tutsi’s en gematigde Hutu’s – vermoord en kwamen vele anderen – twee miljoen, zegt de CIA – in naburige vluchtelingenkampen terecht. Met verscheurde en zoekende gezinnen als gevolg. Een drama waar het land nog steeds van moet herstellen.

“Voor mijn ouders was de periode dat ze zonder mij leefden ook moeilijk. Ook zij zochten naar mij. Ik ben tijdens de oorlog snel vertrokken en mij daarna hun onderduikadres laten weten, konden ze niet. Ik was niet de enige die toen Rwanda zo heeft verlaten. Nu zijn er nog mensen die naar hun ouders op zoek zijn. Ik heb het geluk gehad ze al terug te vinden.

“In Kigali kende ik via het voetbal mensen – neen, ik ga hun namen niet noemen, van niemand trouwens, want je moet heel goed opletten in deze wereld – die ze voor mij hebben gezocht. Zij waren na de oorlog ook begonnen met rond te vragen naar mij. Ik was voetballer ondertussen en heb voor de Rwandese nationale ploeg gespeeld, dus het was voor hen niet zo moeilijk mij op het spoor te komen. Ik was naar België gestuurd om te studeren, dus ze waren verbaasd dat ik voetballer was geworden.

“Eerst hebben we mekaar aan de telefoon gesproken. Toen ik naar Abidjan ben gevlogen om hen voor de eerste keer opnieuw te ontmoeten, hebben ze mij foto’s van vroeger laten zien om te bewijzen dat zij mijn ouders waren. Want men had mij gewaarschuwd voor bedriegers. Ik ben altijd op mijn hoede voor mensen, zeker als ik naar Kigali ga.

“Het is vreemd. Eerst ben je alleen op de wereld en dan kom je in Ivoorkust op de luchthaven en staan er geen twee, maar vier mensen je op te wachten. Ik bleek namelijk ook nog een zus en een broer te hebben ( lacht). Zij wonen in Ivoorkust bij mijn moeder, want zij zijn ginder geboren, nadat ik in België was. Af en toe bellen we. Mijn ouders hadden mij aan de telefoon van hun bestaan niks verteld. Het was voor mij een complete verrassing ( glimlacht).

“Het was bizar. Ik kwam aan op de luchthaven en ik zag mijn ouders: dat deed mij plezier, maar van de andere kant was ik in het begin niet echt geëmotioneerd, want ik ben niet met hen opgegroeid. Het waren mijn ouders, maar ik moest ze nog leren kennen. Mijn vader was echt heel kalm – net als ik. Hij observeerde. Mijn moeder is anders – niet zoals ik, veel flamboyanter, zegt het direct als haar iets niet bevalt, een echt karakter. Maar fysiek lijk ik op mijn moeder, net als mijn zus. Afrikanen beschouwen mij als een Europeaan omdat ik het accent niet heb, de levensstijl et des trucs comme ça.

Leven en dood

“Ik heb met mijn ouders gepraat over wat er is gebeurd, wat ze met mij gedaan hebben. Zij vonden het beter om het land te verlaten en mij aan enkele van hun beste vrienden toe te vertrouwen. Ik kon dat begrijpen. In Rwanda gebeurde toen veel in de oorlog. Mijn ouders en degene die mij naar België heeft gebracht, hadden goede redenen om dat te doen. Dat aanvaard je. Ik heb het ze nooit kwalijk genomen. Ik had anders misschien dood kunnen zijn.

“Mijn vader was in Rwanda, in Kigali, een beetje bekend in het oude regime, dat na de oorlog veranderde. Dus hij moest door de politieke toestand vertrekken. Maar dat zijn details waarover ik het niet wil hebben. De situatie ginder ligt nog moeilijk. Hij is dood en ik ben nog in leven en mijn moeder ook, maar … ( glimlacht)

“Mijn vader heette niet Munyaneza. Ze hebben mij bij mijn geboorte die familienaam gegeven omdat het in Rwanda niet gebruikelijk is van vader op zoon een familienaam door te geven. Maar wat het wil zeggen? Ik denk iets van ‘hij die het goede woord doorgeeft’. En waarom ze die naam voor mij gekozen hebben? Tiens, daar heb ik eigenlijk nooit bij stilgestaan. Dat moet ik toch eens aan mijn moeder vragen, de volgende keer dat ik haar aan de telefoon heb ( glimlacht).

“Met mijn vader heb ik niet veel tijd meer kunnen doorbrengen omdat hij van de zomer overleden is. Toen ik de dood van mijn vader vernam, was dat toch emotioneel. Ik begon hem te kennen, want ik ben hem ook gaan opzoeken in Ivoorkust. Hij had gezondheidsproblemen en lag in het ziekenhuis. Maar hij is nog altijd te vroeg heengegaan. Ik heb niet echt veel tijd gehad om bij hem te zijn. Weten dat mijn vader nog leefde en moeten horen dat hij alsnog gestorven was zonder dat ik hem nog gezien had, zou mij een heel slecht gevoel gegeven hebben.

“Nu ik mijn familie heb leren kennen, hoef ik daar mijn hoofd niet meer over te breken, zoals in de periode nadat ik vernam dat ze nog leefden. Wie zijn ze? Waar zijn ze? Waarom? Hoe vind ik ze? Ik voel me rustig nu. Mijn leven is ook rijker geworden. Zeker.”

door raoul de groote

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content