Zondag wordt hij 46. Ruim een half jaar na zijn ontslag bij OHL prijst Ronny Van Geneugden zich gelukkig dat Waasland-Beveren hem in de Jupiler Pro League hield. ‘We bouwen aan een kern, maar doen dat geduldig. Als aan een huis waar we telkens een verdieping op zetten.’

Drieënhalf jaar lang begonnen zijn werkdagen in de bossen van Oud-Heverlee, waar de oefenterreinen van OHL zich vredig uitstrekken tussen de sparren. Trainen kon hij er in volstrekte rust. Niet eens een handvol fans woonden er de trainingen dagelijks bij. In Beveren zijn dat er toch al gauw een paar dozijn, langs oefenvelden die tussen de huizen liggen en niet kunnen worden afgeschermd voor een gesloten training. Daarvoor wijkt Ronny Van Geneugden noodgedwongen uit naar het hoofdterrein in het stadion. Om maar te zeggen: het aanpassingsvermogen van een trainer moet groot zijn.

Toen OHL hem eind januari 2014 aan de deur zette, boekte Van Geneugden een weekje vakantie in het buitenland. “Om de zinnen te verzetten en het ontslag een plaats te geven”, zegt hij. Vervolgens pikte hij de draad weer op. Ging wedstrijden en trainingen bekijken in binnen- en buitenland, vaak in het gezelschap van zijn vrouw met wie hij het nuttige aan het aangename paarde tijdens zijn trips. “Ondertussen neem je afscheid van een mooie periode bij een club waar ik me deel voelde uitmaken van een groeiproces. Ik moest me daarvan distantiëren. Ik had zo veel mensen leren kennen bij OHL met wie het contact was overgegaan in vriendschap. Wanneer dat verhaal eindigt, besef je dat die vriendschap los van het voetbal moet staan.”

Hij zegt zijn ontslag niet als een mislukking te hebben ervaren. “Neen niet als een mislukking. Ontgoocheling wel, maar mislukking niet. Absoluut niet. Trainer zijn is een vak waarvoor je kiest en waarvan je weet dat het iets voor passanten is. Alleen duurt zo’n passage bij de ene een jaar of slechts enkele maanden en bij de andere meerdere jaren. Maar het eindigt altijd, dat weet je. Ook al kun je dat voor een stuk plaatsen, er hoort altijd toch een verwerkingsperiode bij.”

Of hij iets had kunnen doen om het ontslag te voorkomen? Het antwoord komt snel: “Ja. Dat zijn de lessen die je trekt voor de toekomst en waarmee je aan de slag gaat.”

Verdiepingen zetten

Die toekomst ligt nu bij Waasland-Beveren. Er had al een verkennend contact plaatsgevonden met een andere Belgische eersteklasser en hij sprak met een club in Nederland, maar het verlossende telefoontje kwam uit Oost-Vlaanderen. Vrij snel zelfs, ruim voor de start van het nieuwe seizoen. “Dat was wel prettig”, bekent hij. “Op een maandagochtend belde sportief directeur Danny De Maesschalck. ’s Middags kwam ik op gesprek en de volgende dag waren we eruit. We zaten dadelijk op dezelfde golflengte. Mijn visie en de manier waarop zij stappen willen gaan zetten, overlapten elkaar in grote mate. Volgens mij hielden zij er ook rekening mee dat ik bij mijn vorige club drieënhalf jaar had gewerkt en daarvoor zes jaar bij Genk. Ik ben geen jobhopper. Wel iemand die op de langere termijn iets wil neerzetten, al blijf je natuurlijk afhankelijk van de resultaten.

“Zodra ik wist dat hier een plaats vrijkwam, ben ik me beginnen te informeren. Mocht ik nog hebben willen wachten op een andere aanbieding, zou dat niet erg respectvol zijn geweest tegenover deze club. Carrièreplanning is niets voor mij. Dit is een jonge club, zoals mijn vorige, die stappen wil zetten en iets wil opbouwen. Ik heb me daar bij OHL vrij goed bij gevoeld. Wat mij hier aansprak, is dat ze de symbiose met de supporters willen aanwakkeren en opnieuw reclame willen maken voor hun jeugdwerking. Met name door een beleid van onderen uit te creëren, iets waar Beveren vroeger om bekendstond.”

De ambitie is niet ingewikkeld: “Als je twee jaar op rij tot op het einde het degradatiespook boven je hebt voelen hangen, moet je hopen dat we nu iets vroeger zullen kunnen zeggen dat we play-off 2 hebben bereikt. Door heel veel transfers te doen heeft deze club zich de voorbije jaren in eerste klasse kunnen handhaven. Nu is het de bedoeling om met gerichte injecties een kern te gaan vormen, waarmee we enkele jaren verder kunnen. De jongens die we huren, huren we met een aankoopoptie. We zijn begonnen met dertien spelers en blijven bouwen aan een kern waarmee we toch enkele seizoenen aan de slag kunnen. Maar we doen dat geduldig, als een huis waar we telkens een verdieping op zetten.”

Dreiging naar doel

Van Geneugden heeft de naam dat hij gemakkelijk teruggrijpt naar verdedigend ingestelde spelers. Hij corrigeert dat beeld: “In mijn eerste jaar bij OHL maakte Harbaoui vijfentwintig doelpunten. In het tweede jaar was Remacle goed voor een stuk of vijftien goals en evenveel assists en Chuka voor een tiental doelpunten. In het derde jaar scoorde Ibou negentien keer. Alleen in het vierde jaar viel het tegen. Ik denk dat ik van nature iemand ben die wél aanvallend voetbal brengt.”

Zijn Beverse driehoek bestaat met David Hubert, Robin Henkens en Milos Maric uit drie vertragende spelers zonder veel creativiteit. Van een offensieve invulling kan zijn 4-3-3 op de Freethiel voorlopig niet worden verdacht. “Dat heeft ermee te maken dat hier na vorig seizoen heel wat spelers zijn vertrokken die gehuurd waren”, legt hij rustig uit. “Van bij onze eerste gesprekken zijn we uitgegaan van een 4-3-3 en een herkenbare stijl. Doordat we niet holderdebolder spelers zijn gaan halen en in eerste instantie zijn gaan kijken naar de jongeren die we in huis hadden, waren we genoodzaakt om over te schakelen naar een 3-4-3 of 3-5-2 – hoe je het ook noemt. Met Oumarou en Emond hebben we twee centrumspitsen en alleen Ibou kwam er in aanvallend opzicht bij. Deze kern is nog niet volledig, maar we willen wel degelijk naar die 4-3-3. Vandaar de komst van David Destorme, die als hangende speler achter één of twee spitsen kan functioneren. Hij mist nog wedstrijdritme, maar met hem erbij hoop ik dat er iemand opstaat die de balans vindt tussen balvastheid en dreiging naar het doel. Voor 31 augustus hopen we nog voor een kwaliteitsinjectie te zorgen.”

Ondertussen wordt er gevoetbald en gaan er punten verloren. “Tijd krijg je niet in een club, resultaten moeten er altijd zijn. Maar om een herkenbare manier van spelen te ontwikkelen, ben je ook afhankelijk van de invulling van de spelersgroep met specifieke kwaliteiten. Men heeft ervoor gekozen om deze kern daarmee stapsgewijs te injecteren. Niet om er twaalf, dertien spelers in een keer in te droppen en er dan maar iets van te maken. Het komt eropaan dat we ondertussen resultaten halen om te laten zien dat de weg die is ingeslagen de juiste weg is.”

En dat allemaal in een club die niet veel blijk gaf van grote continuïteit de voorbije twee seizoenen in de Jupiler Pro League. Twee trainers ontslagen – Dirk Geeraerd en Glen De Boeck – twee keer tabula rasa in de kern. “Daarom”, benadrukt Van Geneugden, “is het belangrijk dat ik mijn verhaal kwijt kan aan een technisch directeur die het sportieve domein bewaakt en die de verbindingsman is tussen de technische staf en het bestuur.”

Gras ruiken

Die technisch directeur is het grote verschil met zijn vorige club. Van Geneugden zit in Beveren dagelijks om de tafel met De Maesschalck en wekelijks met CEO Dirk Poppe. “Bij OHL was ik erg bepalend in het samenstellen van de A-kern. Hier heb ik overleg met de sportief directeur en geef ik dingen aan over de manier van spelen en de spelers. Hij gaat ermee aan de slag en handelt alles af samen met CEO Dirk Poppe. Als er een technisch directeur tussen de trainer en het bestuur staat, werkt dat makkelijker dan wanneer die er niet is. Je kunt je dan als trainer iets meer focussen op het veldwerk.”

Bij OHL kreeg hij vorig jaar zelf nog het technisch directeurschap aangeboden. Hij hoefde er niet eens over na te denken. “Ik vind me nog te jong voor die rol. Ik ruik nog te graag het gras. Bovendien zou er een situatie ontstaan die ik niet ideaal vond voor de trainer die zou worden aangeworven. Als trainer van drie succesvolle jaren zou mijn schaduw altijd wat over de nieuwe trainer blijven hangen. Zodra het wat minder zou lopen, zou men zeggen dat ik als jonge TD zat te wachten om over te nemen. Dat wilde ik niet.”

Welke lessen neemt hij mee naar Beveren? Hij herhaalt de vraag en denkt lang na. “Dat je je, op de zeven, acht clubs na die mikken op play-off 1, niet mag laten verleiden tot hoge verwachtingen op basis van een transfer of van wat je de voorgaande jaren hebt gepresteerd.” Het klinkt alsof OHL gaandeweg te hoog is gaan mikken en als een Icarus zijn vleugels heeft gebrand. “Misschien”, zegt de man die de Leuvenaars in 2011 naar de eerste klasse bracht. “Kampioen, behoud, finale play-off 2. Dan zeg je: we gaan de volgende stap zetten, naar de plaatsen acht tot tien. Misschien verlies je dan wat rust in het hoofd, zoals bij een aantal mensen in de kleedkamer is gebeurd die het moeilijk hadden met die stap. We speelden enkele goede wedstrijden, maar slaagden er net niet in de punten mee te nemen. Zo is er twijfel in de groep geslopen. De kleedkamer was al groot, plots zaten er door de tegenvallende resultaten ook een hoop ontgoochelde en twijfelende jongens tussen.”

Accident de parcours

Na drie seizoenen leek hij stilaan een standbeeld waard in Leuven. Hoger en hoger ging het. Er kwam maar geen einde aan de groei. Toen volgde het ontslag, daarna de degradatie. Het zorgde voor barsten in de achteruitkijkspiegel. “Ik blijf het jammer vinden dat ik in januari na één speeldag ben ontslagen. Ik hoopte het tij nog te kunnen keren. Mocht OHL zich nog van het behoud hebben verzekerd in het halve jaar na mij, had iedereen mijn ontslag een accident de parcours genoemd.”

Nu borrelden verhalen op over een verdeelde kleedkamer, over ruzie in de technische staf ook en diepe verdeeldheid op bestuurlijk vlak. Jarenlang had OHL een modelclub geleken. Van dat beeld schoot nog weinig over. Zelf wordt hij er nu ook mede verantwoordelijk voor gehouden. Heeft hij fouten gemaakt? “Dat hou ik voor mij. Ik heb er wel heel open over gesproken met de mensen die op de hoogte moesten zijn.”

Hij zou de kleedkamerproblemen te erg hebben afgedekt en het rot hebben laten etteren. Met wat meer openheid hadden ze opgelost of toch minstens aangepakt kunnen worden. Afgemeten: “Iedereen was op de hoogte. Van alles. Kijk, ik heb zelf ook gevoetbald. In elke kleedkamer waarin ik zat, hebben er zich schermutselingen voorgedaan. Spraken spelers niet met elkaar en werd er toch gepresteerd. Het is van alle tijden. Vaak komt het niet naar buiten. Het jaar dat we kampioen speelden, zijn er ook zaken gebeurd. Heb je daar ooit iets van gehoord? Voilà. Alles liep goed, dus werd alles met de mantel der liefde bedekt.”

Het enige wat hij erover wil zeggen, is dit: “Misnoegde mensen heb je altijd. De enige remedie om hen het zwijgen op te leggen, zijn de resultaten. Dat is drie jaar lang gebeurd. Toen ze tegenvielen, was dat voeding voor de misnoegden. Enkelingen worden duo’s, duo’s worden trio’s en op den duur heb je een heel groepje dat een negatieve sfeer creëert. Mensen die tussen de lijnen kunnen lezen, begrijpen wel over wie ik het heb. Het begint altijd in de hogere regionen van een club. OHL is snel gegroeid en kreeg navenant aandacht. Daar moet je mee om kunnen gaan. En als het wat minder gaat, is het belangrijk dat je de rangen sluit.”

Niet heiligmakend

Twaalf jaar duurt zijn trainerscarrière inmiddels. Van Veldwezelt in de derde klasse, over KRC Genk – nog altijd woont hij op amper vier kilometer van de Cristal Arena – tot OHL. “Ik heb mooie periodes gekend bij mijn drie vorige clubs. De positieve herinneringen wegen zwaarder door dan de negatieve. Ik denk dat ik iemand ben die kiest voor een rustige carrière. Ik zit nu bij Waasland-Beveren en opnieuw zit ik ermee in mijn hoofd om hier zolang mogelijk te blijven en iets moois te helpen realiseren. Met carrièreplanning ben ik niet bezig. Bij OHL heb ik geleerd dat iets wat je hebt gerealiseerd, niet voor eeuwig en altijd en heiligmakend is. Ik denk dus niet in termen van: daar en daar wil ik nog trainer worden. Nee, de focus ligt helemaal op Waasland-Beveren nu.”

DOOR JAN HAUSPIE

“Ik ben geen jobhopper. Wel iemand die op de langere termijn iets wil neerzetten.”

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content