Mbo Mpenza, de verrezen spits van Anderlecht, rekent af met het verleden. ‘Ik voel me bijzonder goed in mijn vel, vooral ook omdat ik nu bijna alle wedstrijden speel én omdat ik dat doe op mijn beste positie. Dat werd stilaan tijd.’

Interviews met Mbo Mpenza zijn al jarenlang variaties op dezelfde thema’s : dat hij niet scoort in de nationale ploeg, dat hij amper scoort in zijn clubs en dat hij niet graag op de flank loopt. Vrolijke teksten zijn het niet.

Tijd voor verandering, moet hij hebben gedacht. Tegen Griekenland ontdeed de aanvaller zich van het Nilis-syndroom en maakte – in zijn 46e interland – zijn eerste doelpunt als Belgisch international. Een bevrijding, en toch ook weer niet. “Ik heb nooit druk gevoeld”, zegt hij. “Alle trainers die met mij hebben gewerkt, kennen mijn kwaliteiten. Ik heb me ook nooit op een datum gefixeerd, zo van : dán wil ik gescoord hebben. Nee, ik ben blijven werken en blijven geloven in mijn mogelijkheden. Die inspanningen hebben zich uiteindelijk uitbetaald. Nu ik heb gescoord voor de nationale ploeg, word ik daar niet meer op aangesproken. En dat ik weinig scoor, kan men mij ook al niet meer voor de voeten werpen.”

Zeven goals in zes speeldagen : ’t is inderdaad niet niks voor iemand die van zichzelf zegt dat hij geen geboren doelpuntenmaker is.

Mbo Mpenza : “Klopt. Ik ben iemand die graag infiltreert en bressen slaat in een verdediging voor de eerste aanvaller. Want dat is het toch vooral : ik beschouw mezelf als tweede aanvaller. Ik zal niet nalaten te scoren wanneer het kan, maar het is niet mijn voornaamste kwaliteit, noch mijn doel. Doelpunten zijn een bonus, ik hoop vooral dat we kampioen worden.”

Wat verklaart deze begenadigde competitiestart ?

“Simpel : als we als collectief spelen, krijg ik goede ballen en creëer ik openingen. Neem nu de wedstrijd in Genk : drie goede ballen van drie verschillende ploegmaats, drie doelpunten. Dat bewijst dat ik goed beweeg en dat ze me weten te vinden. Het is ook een kwestie van ervaring : ik weet onderhand beter waar ik moet staan. Dat geeft vertrouwen. Ik voel me bijzonder goed in mijn vel, vooral ook omdat ik nu bijna alle wedstrijden speel én omdat ik dat doe op mijn beste positie. Dat werd stilaan tijd.”

Heeft het vertrek van Aruna Dindane er iets mee te maken ?

Aruna heeft enorme kwaliteiten. Hij kon op zijn eentje een wedstrijd doen kantelen. Dan ga je als ploeg automatisch je spel op hem afstemmen. Met drie aanvallers is de aandacht van de ploeg nu vaak op meerdere spelers gericht. Maar, eerlijk : als hij was gebleven, zou iedereen daar blij mee geweest zijn.”

Na de zege tegen Moeskroen zei je : “Als dit mijn laatste doelpunt is geweest maar Anderlecht wordt kampioen, zal ik tevreden zijn.” Een aanvaller wil toch maar één ding : zelf scoren.

“Toegegeven : ik wil altijd scoren, maar, nogmaals, ik vind het niet het belangrijkste. Mijn taak is het om iets toe te voegen aan de ploeg door de tegenstander te ontregelen en te proberen openingen te vinden. Het belangrijkste, en dat meen ik, is dat we kampioen spelen. Ik wil die titel. Persoonlijk succes, in de vorm van veel doelpunten, komt op de tweede plaats. ( Lacht.) Jij mag ervan denken wat je wilt, maar zo is het wel. Ik ben zo opgeleid en zo heb ik ook altijd gespeeld. Daarom ook verkies ik een rol als tweede aanvaller. De doelpunten worden van de eerste man verwacht.”

Toch klaag je als je op de flank moet spelen en eis je een plaats in de spits. Willen trainers daar niet vooral scorende mensen ?

“Helemaal akkoord, maar als tweede aanvaller ben ik best in staat het aantal doelpunten te maken dat van zo’n speler wordt verwacht.”

Wat verkies je : een systeem met twee aanvallers, zoals Anderlecht geregeld speelt op verplaatsing, of met drie ?

“Als alles goed loopt, is met drie het beste. Maar het liefst speel ik in een tweespitsensysteem, omdat ik dan in alle vrijheid rond de diepste spits kan zwerven.”

Over je periode bij Sporting Lissabon zei je eerder : “Ik was op mijn best als aangever, op de rechterflank.”

“We speelden met één diepe spits, een Uruguayaan die overigens topschutter werd, en met mezelf als hangende spits vanaf de rechterkant. Ik had veel vrijheid, veel meer dan Wilhelmsson bij ons, die toch vooral op die kant moet blijven. Tussen haakjes : we werden Portugees kampioen dat seizoen.”

Wat dacht je toen Frank Vercauteren overnam van Hugo Broos en je opnieuw uit de boot viel ?

“Wie niet speelt en zegt dat hij niet twijfelt, liegt minstens een beetje. De eerste match zat ik al direct op de bank. Toch is Frankie in mij blijven geloven. Hij praatte met mij, gaf me vertrouwen. Op het einde van het seizoen heb ik ook redelijk wat wedstrijden gespeeld, op links. En nu voel ik me weer de Mbo die Moeskroen verliet. Ik heb mijn goede voetbal teruggevonden.”

Misschien was je het wel kwijt door je dochter, die zopas één jaar werd. Slapeloze nachten en zo.

“Nee, ze is een goede slaapster. Als ik andere spelers met kleine kinderen soms bezig hoor, denk ik : ik heb geluk gehad. Hout vasthouden maar.”

Ben je een twijfelaar ?

“Niet echt. Je stelt je wel vragen en je denkt veel na, maar twijfelen ? Nee, anders was ik niet op deze manier teruggekomen.

“Eigenlijk dateert de déclic al van december en een gesprek dat ik had met Broos. Tegen Beveren en Sint-Truiden maakte ik direct drie doelpunten. Een week later vloog hij buiten en speelde ik niet meer. Beetje bij beetje heb ik me herpakt. Dat het zo’n vaart zou lopen, had ik natuurlijk niet verwacht, maar ik voelde me wel erg goed tijdens de voorbereiding. Toen kwam de eerste belangrijke afspraak van het seizoen, voor de Champions Leaguekwalificatie. Iedereen zette me op de bank, behalve Frankie. Dat was een enorme opsteker, want iedereen weet : als je speelt bij Frankie, is het omdat je het verdient.”

Wim De Coninck, analist voor Belgacom TV, sluit niet uit dat psycholoog Johan Desmadryl een belangrijke rol in je verrijzenis heeft gespeeld.

“We hebben geen persoonlijk gesprek gehad. Vorig seizoen wel, maar hij praat met iedereen. Deze zomer is hij erg belangrijk geweest in het groepsproces. Nieuwe spelers integreren, teamspirit creëren. Op de stage in De Panne speelden we een heleboel spelletjes, tot zelfs een nachtspel toe, telkens in dezelfde groepjes van drie. Erg leuk, nooit eerder meegemaakt. Ik was samen met Yves ( Vanderhaeghe, nvdr) en Michal ( Zewlakow, nvdr).”

De mannen van Moeskroen !

“En het strafste van al : we hebben nog gewonnen ook ! We wachten nog altijd op onze prijs : een halve dag verlof ( lacht).”

Je hebt lang moeten vechten voor erkenning. Emile was altijd het grote talent en jij leek vooral vrede te moeten nemen met een rol als spreekbuis voor je timide broer. Heb je je daarvan moeten losmaken ?

“Vooreerst : gelukkig gaat het om mijn broer en niet om iemand anders. Verder zijn er maar weinig spelers in België met zijn talent, dus het is helemaal logisch dat hij het meest in de schijnwerpers staat. Op dit moment overkomt het mij, maar wat dat betreft, is er nooit strijd geweest tussen ons. Ook niet in de zin van : hij is de beste, ik ben de intelligentste. Ik heb me dus nergens van moeten bevrijden, echt niet. Ik weet drommels goed dat ik niet het talent heb van Emile, maar als men jou laat spelen, is het omdat jij het ook verdient. Je wordt niet opgesteld omdat je de broer bent ván. Dat zou een beetje gemakkelijk zijn. Het is alleszins goed geweest dat onze wegen zich op een bepaald moment hebben gescheiden. Ik heb hard gewerkt om er ook te geraken. Ik hoop nu dat dit geen eindpunt is.”

Ondertussen ben je Emile voorbijgestoken qua aantal gespeelde interlands.

“Dat zijn statistieken. Die zijn niet belangrijk, wel dat we ons plaatsen voor het WK.”

In een eerder interview zei je dat Emile met jou het ideale aanvalskoppel vormt.

“We voelen elkaar perfect aan. We zijn nu eenmaal broers : dat cijfer je niet weg. We hoeven niet eens samen te trainen, het is een geschenk van de natuur.”

Benadert Serhat Akin hem niet het meest ?

“Van de spelers met wie ik samenspeel : ja. Hij is snel, zoekt de diepte, kan wat met de bal. Er is maar één onderdeel waarin Emile sterker is : zijn kopspel. Naast iemand als Jestrovic is het anders, maar we hebben toch ook bewezen dat we kunnen samenspelen. Alles hangt af van de omstandigheden, maar het is duidelijk dat ik het liefst samenspeel met mijn broer en dus ook met wie hem het best benadert. Maar een targetman kan dan weer ballen deviëren in de ruimte waar ik induik : dat gaat dus ook.”

Tot de wedstrijd tegen Brussels scoorde je in elk competitieduel, ook thuis tegen Bakoe en in de beide confrontaties met Slavia Praag. Tegen Bosnië-Herzegovina en Chelsea lukte het niet.

“We hadden het in die wedstrijden moeilijk om er als ploeg uit te komen. Als de laatste pass niet komt, is het niet vanzelfsprekend als diepste speler.”

Zoals Anderlecht aan de Champions League is begonnen, is een opmerkelijk verschil met een jaar geleden tegen Valencia.

“Klopt. Achterin staan we sterk. Volgens mij is dat ook het allerbelangrijkste aan een elftal. We voetballen als ploeg. In dat verband moet ik zeggen : Frankie praat enórm veel met ons ( lacht). Hij coacht voortdurend, laat ons ook veel video’s kijken. Met Leekens heb ik dat vroeger ook meegemaakt, Broos deed het niet. Nochtans heb je structuur nodig. Neem nu de wedstrijd tegen Chelsea : ander systeem, andere spelers, maar iedereen wist wat hij moest doen. Daaraan zie je dat er een organisatie staat.

“Frankie hamert altijd op het positieve. Het grote verschil met Broos is precies die communicatie, maar dat weet iedereen ondertussen wel – Broos zelf ook. Hij verwacht dat spelers zich als professionals gedragen, Frankie zit ons voortdurend onder de veren. Soms is dat minder prettig, maar het werkt wel.”

Wie ontevreden is, durft er niet meer mee naar buiten te komen.

“Hij volgt een lijn. Dat moet ook. De dag dat ik niet speel, zal ik niet gelukkig zijn, da’s duidelijk, maar die ontevredenheid zal niet naar buiten komen. Dat is buitengewoon belangrijk. Vorig jaar stond wat in de kleedkamer moest blijven, de volgende dag al in de krant. Soms kan het, maar vaak ook niet. Anders hang je beter een camera in de kleedkamer : kan het meteen het internet op, 24 uur op 24. Maar denk vooral ook niet dat Frankie ons het mes op de keel zet : hij heeft gewoon gezegd wat hij moest zeggen. Wie speelt, verdient het ; naar gelang van de omstandigheden zal er geroteerd worden ; en wie niet tevreden is, komt naar zijn bureau. Streng, maar rechtvaardig. Je hoeft niet bang van hem te zijn, tenzij je je werk niet doet. Ik vind het perfect normaal dat een baas laat zien wie de baas is.”

Maar de baas is wel ‘Frankie’ gebleven.

“Omdat hij dat als assistent-trainer al was. Het is gewoon gebleven, voor iedereen. Het hoefde ook niet veranderd te worden : hij weet goed genoeg dat we hem respecteren. Hij heeft ook nooit gezegd : vanaf nu is het ’trainer’.”

Andere rode draad in je carrière : de blessures.

“Wel, iedereen dénkt dat, maar ik heb nooit zware blessures gehad. Vorig seizoen ? Eén verrekking en een rugprobleem, dat is alles. Misschien komt het doordat Emile ook vaak geblesseerd was en men dat makkelijk op één hoop gooit. We worden vaak met elkaar in verband gebracht, maar Emile is Emile en ik ben ik.”

In je allereerste en je allerlaatste seizoen bij Moeskroen speelde je dertig wedstrijden, en ook toen je halfweg van Standard naar Lissabon ging, speelde je zo goed als alles. Daarbuiten kwam je zelden aan méér dan de helft van alle competitiewedstrijden.

“Twee keer heb ik mijn enkelbanden gescheurd, dat heeft me redelijk wat tijd gekost. Maar spierblessures ? Nee. Trouwens, dertig wedstrijden is veel voor een aanvaller, hoor ( lacht).”

Ook opvallend : de problemen die niet zelden met je transfers gepaard gingen.

“Dat is waar, maar eerlijk : ik weet niet hoe het komt. Zelf heb ik nooit een probleem gehad met de club die me wilde. Toen ik naar Standard trok, waren er problemen met Moeskroen. Galatasaray betaalde me niet : dan is het logisch dat er problemen van komen. En bij mijn overstap naar Anderlecht was er iets tussen de clubs. Ik ben nochtans niet iemand die problemen zoekt. Daarom ook ben ik al zo lang samen met mijn vrouw ( lacht).”

Ergens spijt van als je achteromkijkt ?

“Nee, ik heb geleerd uit al mijn ervaringen. Zelfs uit mijn verblijf bij Galatasaray. Ik speelde niet, werd niet betaald en ben vertrokken. Ik had ook kunnen blijven en op mijn geld wachten, want van Galatasaray naar Moeskroen, dat is een groot verschil.”

Dat zal wel : ze zijn bijna failliet !

“( Lacht.) Door Jestro ! Ik bedoel : ik ben een voetballer, geen toerist die in Turkije zit om wat leuke vakantiekiekjes te maken.”

In december word je 29. Blijft het buitenland een ambitie ?

“Mijn ambitie is te slagen in Anderlecht. Daarna zien we wel. Voorlopig denk ik niet aan het buitenland. Het klopt dat het geen groot succes is geweest, maar één zaak is zeker : ik ben kampioen van Portugal geworden en dat is voorlopig de enige titel uit mijn carrière. Ik wil méér prijzen.”

Welk kampioenschap heeft je voorkeur ?

“Het Engelse. Omdat het er hard aan toegaat, snel ook, en met veel diepe ballen. Daar hou ik wel van. Plus dat ze zich altijd helemaal geven. Ik heb de kans gehad ernaar toe te gaan, maar daar praat ik liever niet over ( lacht). Southampton, ja, maar ook andere clubs.”

Kan je, tot slot, dit nooit eerder opgehelderde mysterie oplossen : waarom is het Mbo en niet Jérôme, en Emile en niet Lokonda ?

“Mbo is mijn Afrikaanse naam. ’t Is maar drie letters, hein, dus makkelijk om te schrijven ( lacht). Nee, het is altijd zo geweest, van kind af : hij Emile, ik Mbo. Wij hebben daar niet voor gekozen. Ik denk dat het komt omdat ik in Kongo geboren ben : daar noemden ze mij uiteraard Mbo. Emile is geboren in België. Kijk, als ze ‘ Jérôme‘ naar me roepen, zal ik wel opkijken, maar ik heb het niet graag.”

In de kleedkamer word je er wel eens mee gejend, niet ?

“Van wie heb je dat ? Van Nenad, is het niet ? Ik wist het ( lacht).”

Maar toen jullie de loting voor de Champions League volgden, scandeerden de spelers : “Mbo a marqué ! Mbo a marqué !”

“( Lacht.) Dat was Yves. Het was de dag na mijn eerste doelpunt met de nationale ploeg. Weet je, het typeert de sfeer in de ploeg. Die is zo goed dat je graag komt trainen. Zulke plagerijen zijn ook nodig, vooral in een club als Anderlecht. Je moet stoom kunnen aflaten, anders word je gek hier.”

door Jan Hauspie

‘Iedereen weet : als je speelt bij Frankie, is het omdat je het verdient.’

‘Van de spelers met wie ik samenspeel, benadert Serhat het meest Emile.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content