Jelle Vossen speelt weer een dijk van een seizoen. Op 9 mei moet hij RC Genk aan de vierde beker helpen. En dan richting buitenland? ‘Als ik nu vrij zou mogen kiezen, ging ik naar de Bundesliga.’

File is er niet wanneer Jelle Vossen die middag vanuit Genk Brussel binnenrijdt, waar hij als eerste voetballer op de redactie in Evere te gast is. Straks wordt het, van Genk richting Brussel anders, wanneer 28.000 Limburgers afzakken naar de Heizel voor de finale tegen Cercle.

De weg naar het Koning Boudewijnstadion kent Vossen. Nog maar 24 jaar oud, is hij al aan zijn derde bekerfinale in vijf jaar toe, legt hij uit, terwijl hij als een echte sportman wijn bij het eten afwijst en het houdt bij plat water.

Jelle Vossen: “Ik hoop dat ik straks in de bekerfinale voor de eerste keer aan de aftrap kom én win. Ik heb al eens gewonnen, maar toen speelde ik niet. Later speelde ik wel de hele match, maar verloren we met Cercle van AA Gent. Een bekerfinale spelen én winnen heb ik nog niet meegemaakt.”

Aan je eerste bekerfinale, toen Genk in 2009 KV Mechelen klopte met 2-0, heb je niet zulke goeie herinneringen.

“Ik heb die wedstrijd vanop de bank beleefd, ben zelfs niet ingevallen. Dat knaagt nog steeds. Tijdens de trainingen in de week die voorafging aan de finale merkte ik dat ik niet zou starten. Dat was niet onlogisch, want ik was nog geen titularis bij Genk. Maar ik had in de aanloop naar de finale wel een paar belangrijke goals gemaakt, en ik hoopte dat ik op zijn minst zou mogen invallen. Zelfs met twee minuten speeltijd was ik al blij geweest.”

Drie maanden later moest je naar Cercle, je tegenstander op 9 mei.

“Ik vond het verschrikkelijk dat ik die stap moest zetten. Ik zat op dat moment zeven jaar bij Genk en ik voelde me er thuis. In het begin was ik bang voor die stap. Niet zozeer voor het sportieve, meer voor het feit dat ik uit mijn vertrouwde omgeving weg moest. Toen heeft mijn vader op mij ingepraat, om me duidelijk te maken dat ik bij Genk niet aan spelen zou toekomen. Dat waren niet de plezantste gesprekken. We zijn dan samen naar Brugge gereden en hebben daar een contract getekend.”

Hoe is in heel jouw jeugd die verhouding met je vader, zelf ex-profvoetballer bij onder meer Genk, geweest?

“Een van mijn grote kwaliteiten is dat ik nooit opgeef. Dat heeft hij me mijn hele jeugd ingepeperd. Na de wedstrijd begon hij altijd met te zeggen wat slecht was. Achteraf zei hij, om mij niet té boos te maken, ook wel eens iets positief, maar eerst kwam altijd het negatieve. Op dat moment is dat niet fijn, maar ik ben hem daar nu wel dankbaar voor. Op een bepaald moment wonnen me met zeven of acht nul. Ik had zes goals gemaakt, maar ook een kans gemist, toen ik alleen op de keeper afging en de bal wilde stiften. Daar pakte hij me dan over aan. Terwijl ik dacht: waar slaat dat nu op? Als jonge gast is het niet fijn als altijd je negatieve punten herhaald worden, maar volgens mij is het de juiste manier voor elke ouder om met een jonge voetballer om te gaan. Het is belangrijk dat iemand je met de voeten op de grond houdt.”

Hugo Broos, Hein Vanhaezebrouck en Ronny Van Geneugden vonden dat je iets te kort kwam. Heb je nooit getwijfeld of je het niveau aankon?

“Over nagedacht wel, getwijfeld niet. Op die leeftijd was ik nog blij dat ik af en toe eens mocht spelen. Bij Cercle vond ik later de bevestiging dat ik het wél kon. Misschien had ik dat net nodig om het jaar daarop echt titularis te zijn in Genk. Ik was toen achttien, op die leeftijd is het weinigen gegeven om een heel seizoen titularis te zijn bij een topclub.”

Goals maken

Wat missen Jordy Croux en Siebe Schrijvers om vaker te spelen?

“Ze hebben nog niet het lichaam om een heel seizoen in de basis te staan. Vijftig wedstrijden in een seizoen vergt heel wat. Dat doe je niet met een lichaam van een achttienjarige.”

Was je niet beter een beetje meer klootzak geweest?

“Dat zit gewoon niet in mij. Sommige jongens zijn heel snel geïrriteerd en laten dat ook merken, maar zo ben ik niet. Als ik er eens naast viel, ging ik er ’s anderendaags op training weer enthousiast tegenaan.”

Jelle Vossen is synoniem met scoren. Je zit bijna aan honderd goals in je carrière.

“Dat heb ik altijd gehad. Er zijn veel simpele goals bij, maar ik sta bijna altijd op de juiste plaats. Dat is gewoon intuïtie. Je kan wel looplijnen voor doel aanleren, maar ik maak soms keuzes voor doel die niemand me ooit aangeleerd heeft. Ik denk dat dat aangeboren is. Als iemand me vraagt: zeg eens hoe ik meer goals kan maken, kan ik daar geen antwoord op geven.

“Soms zie ik op training iemand voor doel een beweging maken waarvan ik denk: dommerik, daar gaat die bal nooit komen! En die komt daar dan ook niet.”

Wat ligt jou nu het best: de rol van diepe spits, of die van schaduwaanvaller?

“Ik zou het echt niet weten. Het hangt allemaal af van de samenwerking met de andere spits. Toen ik terugkwam van Cercle had ik het niet gekund, als diepe spits, wat me nu wel lukt. Daar heb ik stappen in gemaakt, zodat ik nu beide posities aankan. Als je op positie tien staat, krijg je veel ballen, maar als aanvaller krijg je meestal van die hoge ballen en moet je proberen daar iets goeds van te maken. Op dit moment heb ik geen favoriete positie.”

Met wie speel je het liefst?

“Dat iedere speler andere looplijnen heeft, waar je altijd op moet anticiperen, maakt het niet zo makkelijk als er veel gewisseld wordt. Met Marvin Ogunjimi heb ik jaren samen gespeeld. Wij wisten van mekaar perfect wie wat zou doen in welke situatie. Dit seizoen heb ik me vaak moeten aanpassen aan een andere speler voorin.”

Ben je voorstander van een vast duo?

“In de mate van het mogelijke wel. Dat is voor de spitsen zelf het aangenaamste, het heeft een groot voordeel voor je looplijnen.”

Hoe wil jij het liefst dat men met jou speelt?

“Ik ben een voetballer die veel in één tijd probeert te spelen. Met Marvin lukte dat. Als ik de bal kreeg, was hij al weg, omdat hij wist waar die bal zou komen. Als ik nu de bal in één tijd wil spelen, is de beweging van de ander er soms nog niet, waardoor het spel vertraagt.”

Huidskleur en kwaliteiten

Luc Nilis moest in de tuin met zijn vader tot vervelens toe ballen trappen. Jij ook?

“Nee. Toen stond ik meer in doel en trapte papa. Die kon harder trappen dan mijn leeftijdsgenoten, en ik merkte al gauw dat keeper zijn niets voor mij was. Ik ben bij Eigenbilzen begonnen. Toen Tongeren me vroeg, heb ik nee gezegd omdat ik bij mijn vrienden wilde blijven. Toen ze een jaar later opnieuw kwamen, hebben mijn ouders op me ingepraat en heb ik het uiteindelijk toch gedaan.

“Dat sociale is belangrijk voor mij. Bij de vrienden die ik nu heb, kan ik gewoon mezelf zijn, zonder te moeten denken aan de dingen waaraan je moet denken als je profvoetballer ben. Ik kan niet thuis zitten elke avond. Desnoods ga ik bij een kameraad voetbal kijken op tv. Zij voetballen ook. Ik ga regelmatig naar ze kijken, in provinciale. Een van mijn beste vrienden is abonnee van Anderlecht.”

Is Mbokani een betere spits dan Jelle Vossen?

“Hij is sterker dan ik, iets sneller ook, maar ik denk dat het in mijn hoofd beter zit. Misschien ben ik te bescheiden. Ik doe mijn ding. Wat de mensen daarvan vinden, daar probeer ik me zo weinig mogelijk van aan te trekken.”

Wat vind je van de opmerking van Peter Maes dat jij het, meer dan Mbokani, zou kunnen maken in het buitenland?

“Het type Peter Maes, altijd voluit gaan en terugknokken, zie ik ook in mezelf terug. Misschien zegt hij zoiets ook daarom.”

Hoe werkt Been?

“Rustiger dan Maes. Been heeft ons geleerd om altijd van eigen kracht uit te gaan. In het verleden hadden wij meer ontzag voor clubs als Anderlecht en Club. Dat is nu helemaal weg. Nu gaan wij zelfs uit op Anderlecht en Club vol voor de winst. Dat heeft Been ons wel bijgebracht. Hij zal wel al eens sneller achterin een man opofferen om man tegen man te spelen, en dan een extra spits in te brengen, maar Europees heeft hij ook al eens een mannetje meer op het middenveld gezet, omdat hij toch merkt dat het resultaat in België zo belangrijk is.”

Wat vind jij van de opmerking als zou Genk aan het Afrikaniseren zijn?

“Moet je naar de huidskleur kijken als je een speler haalt en die de kwaliteiten heeft die je nodig hebt? Dan zou het wel heel oneerlijk zijn om zo’n jongen te veroordelen op basis van zijn huidskleur en hem daarom niet te nemen. Uiteindelijk blijft het de bedoeling om jonge spelers te halen en die met winst door te verkopen. Dat is het verhaal van het moderne voetbal, en dat is in Genk niet anders.”

Het goedkoopst is nog steeds een eigen jeugdproduct als Jelle Vossen te laten rijpen en later door te verkopen.

“Klopt. Ik was op mijn zeventiende bij Genk hét opkomende talent, maar het heeft wel nog drie jaar geduurd eer ik titularis werd. Siebe is nog maar zestien, die zou ik hier nog twee jaar laten doorgroeien, maar als ik vandaag een jongen zou zijn van achttien die niet meteen aan het doorbreken is, dan zou ik het wel weten en elders gaan voetballen.”

Zestig miljoen

Je bent met Genk al kampioen geworden en je hebt de beker gewonnen. Welke uitdagingen heb je nog in België?

“We kunnen nog een beker pakken en nog eens kampioen spelen.”

En volgend seizoen?

(grijnst) “Ik weet waar jullie naartoe willen.”

Ben je bezig met wat je volgend seizoen moet doen?

“Nee. Het kan dat ik deze zomer vertrek, maar als dat niet zo is, ga ik daar geen half jaar depressief van zijn. Dat zeg ik niet zomaar, dat meen ik. Ook al heb ik veel ambitie en wil ik absoluut mijn grenzen verleggen.”

Speelt je honkvastheid je bij een volgende stap geen parten, of kies je dan voor een uitdaging dicht bij huis, genre PSV of Dortmund?

“Mijn ervaring bij Cercle heeft me geleerd dat er buiten Genk ook nog leven mogelijk is. Dat is een les die ik meeneem naar de volgende stap in mijn loopbaan. Dicht bij huis blijven wonen zou ideaal zijn, maar het is geen must.”

Wat is in jouw situatie een stap vooruit?

“Een sterkere competitie. Nederland is iets sterker, maar die stap lijkt me te klein. Dan kom ik uit bij de Duitse of Italiaanse competitie, die me beter zouden liggen dan de Engelse. In Engeland wordt meer nog dan hier op fysiek gespeeld. Qua uithouding zit ik dan wel goed, maar met mijn lichaam zou het spel in Engeland me minder liggen. De Duitse competitie draagt mijn voorkeur weg. Als ik nu vrij zou mogen kiezen, ga ik naar de Bundesliga. Maar als ik een goeie aanbieding krijg van een Engelse club, ga ik ook niet meteen nee zeggen.”

Hoe vaak heeft je manager je al gemeld dat er een interessante aanbieding was?

“Da’s al een paar keer gebeurd, ook vorig jaar nog, maar ik heb hem en mijn papa – met wie hij nauw samenwerkt – gezegd dat ze mij er maar pas bij moeten halen als ik van iets op de hoogte moet zijn. Interesse is er altijd, maar dat hoef ik niet meteen in mijn hoofd te stoppen. Vorig jaar is een Italiaanse club in Genk geweest om te kijken en daarna met mij te praten.”

Fiorentina?

“Nee. Fiorentina was vrij concreet in mijn eerste seizoen bij Genk. Maar toen stond ik nog maar twee, drie maanden in de basis, en ik was niet superenthousiast om al weg te gaan. Nu vraag ik me weleens af: hoe zou het nu met mij zijn als ik toen naar Firenze was gegaan?”

Je kan nu ook denken: we spelen met Genk toch voor de prijzen, en het WK komt eraan. Dan ben je nog altijd maar 25.

“Dat speelt ook mee, daar ga ik niet flauw over doen. Op dit moment is dat mijn voornaamste doel, erbij zijn als België zich plaatst voor het WK. Daar ben ik ook mee bezig: als ik naar die of die club ga, wat betekent dat dan voor mijn kansen in de nationale ploeg?”

Je hebt twee uiteenlopende voorbeelden voor je gehad, van medespitsen die naar het buitenland trokken. Voor Ogunjimi liep het niet goed af, voor Benteke wél. Wat leer jij daaruit?

“Dat het voor Benteke zo snel zou gaan, heeft me verrast, daar had ik niet eens een euro voor gegeven. Als je mij drie jaar geleden had gezegd dat Marvin nu in play-off 3 zou spelen met Beerschot, had ik je ook voor gek verklaard.”

Was je niet boos over de manier waarop Benteke zijn vertrok afdwong? Het is tegenwoordig de norm, Benteke met een afwezigheidsbriefje, Biglia met hoofdpijn.

“Ik zie wel een verschil: Benteke heeft zijn droom waargemaakt, terwijl Biglia met hangende pootjes terug is gekomen.”

Zie jij het jezelf ooit zo aanpakken?

“Ik heb niet zo snel hoofdpijn. (grijnst) Ik weet niet of ik het zou kunnen. Maar als er een bod van tien miljoen komt en Genk zegt nee, ga ik dat niet zomaar laten voorbijgaan.”

Heb jij een opstapclausule, een prijs waarvoor je weg mag?

“Nee. Maar ik denk dat ze me voor 60 miljoen wel laten gaan.” (grijnst)

Jij had niet het gevoel als enige over te blijven bij Genk, terwijl alle anderen na de Europese campagne uitvlogen? Want vaak is de kans om te gaan gelinkt aan zo’n campagne, en je bent niet zeker dat je die een jaar later nog eens meemaakt.

“Daar heb ik zeker aan gedacht. Voor dit seizoen dacht ik ook: ik heb twee keer 20 goals gemaakt, wat als ik er komend jaar maar tien maak? Dan maken ze me allemaal af.”

In een stabiele topclub moet je daar niet bang voor zijn.

“Voor het seizoen vreesde ik wel dat het een pak minder zou zijn, omdat ik bang was dat we minder kwaliteit zouden hebben dan vorig seizoen. Maar mede door de wintertransfers is dat niet zo en heb ik er alweer bijna 20 gemaakt.”

Praten met Been

Hoe kwam Been erbij om jou in het begin op de bank te zetten?

“Hij wilde absoluut met Benteke diep spelen. Ik vond het vreemd dat ik daarvoor geslachtofferd moest worden, omdat ik op dat moment de cijfers kon voorleggen. We hebben daarover gepraat, hij gaf aan dat hij iets anders wilde proberen. Dat was een meningsverschil, ik heb daar geen ruzie over gemaakt. Ik vond het op dat moment niet correct, maar de volgende training probeer ik weer alles van me af te spelen, zodat ze niet kunnen zeggen: hij zit terecht op de bank. Zo ben ik vrij snel weer in de ploeg gekomen.”

Praat jij als kapitein weleens met Been, of doet hij gewoon zijn ding?

“Zomaar zijn bureau binnenstappen en een koffietje drinken doe ik niet. We praten weleens over dingen die de ploeg aanbelangen. Dan overleggen we eerst met Jeroen Simaeys en Thomas Buffel. Soms ga ik alleen naar hem, soms praat hij alleen met Jeroen, als het de verdediging betreft.”

Houdt hij weleens rekening met jullie mening?

“Er zijn momenten geweest dat wij vonden dat we tijdens de week te zwaar trainden om in het weekend top te zijn. Daar hield hij rekening mee.”

Je praat zoals je overkomt, Jelle: vrij normaal, rustig, geen uiterlijk vertoon, geen lichaam vol tatoeages. Ben je nog een voetballer van deze tijd?

“Ik zal een vrij goeie opvoeding gehad hebben, zeker? In de match ben ik ook al eens emotioneel, ik krijg veel trappen. In sommige wedstrijden voel ik me gezocht, maar daar moet je je boven stellen, vind ik. Europees zijn de duels nog harder, in België gaat men makkelijker helemaal terugzakken en twee man voor jou opstellen om de passlijnen naar de spits volledig af te schermen. Maar ik blijf altijd geduldig in zulke situaties. Op Anderlecht speel ik niet mijn beste wedstrijd, maar ik heb er aan één kans wel genoeg om de match te beslissen. Dat zit altijd in mijn hoofd: blijf rustig en scherp, want straks komt jouw bal en dan moet je klaar zijn. ”

Heb jij die wedstrijden in de CL vorig jaar en de EL dit jaar nodig gehad om te weten hoe sterk je wel bent?

“Toch wel. Omdat het allemaal sneller gaat. Daarom ben ik blij dat, telkens als ik met de nationale ploeg mocht meedoen, ik een goeie wedstrijd heb gespeeld. Dat sterkt me in de overtuiging dat ik een niveau hoger dan België aankan.”

Ballenjongen tegen Real

Wat was jij geworden zonder profvoetbal?

“Licentiaat lichamelijke opvoeding. Om op kot te kunnen zitten. (lacht) Dat pik ik nu half mee, via mijn vriendin.”

Kan jij nog makkelijk in Leuven rondslenteren, of moet je als bekende voetballer constant op je hoede zijn?

“Ik heb al vaak meegemaakt dat ik een pint drink en dat ik achter mij een flits zie. Als we op stap gaan, en het wordt laat, dan zeg ik ook: liever geen foto’s. Je weet nooit waarvoor iemand zo’n foto wil gebruiken. In Hasselt zijn er cafés waar veel studenten komen. Die probeer ik te mijden, maar ik ga er niet voor thuis blijven.”

Snap je dat voetballers het vliegtuig nemen om elders lekker anoniem rond te kuieren?

“Ja. Ik ben onlangs nog eens een paar dagen naar Praag geweest. Niemand kende me daar.”

Van wie was jij fan?

“Van Club Brugge, en van Robert Spehar en Mario Stanic.

Had je hun foto’s op je kamer?

“Nee, wel van Zinédine Zidane en van DavidBeckham.”

Beckham voetbalt nog. Kan jij je dat nog voorstellen: voetballen op je 37e?

“Jawel. We hadden het er onlangs op training nog over. Als je me vandaag vraagt of ik op mijn 37e nog in provinciale zou spelen, zeg ik ja.”

Je bent bijna even oud als Genk. Wat zijn je eerste herinneringen aan Genk?

“Toen ik bij Tongeren speelde, was ik nog supporter van Club Brugge. Op het moment dat Genk kwam aankloppen, zei ik tegen mijn ouders: denk maar niet dat ik een truitje van Genk ga dragen in plaats van dat van Club. Uiteindelijk heb ik dat dan toch gedaan.

“Ik ben ook ballenjongen geweest bij Genk. Tijdens Genk-Real Madrid (in de CL-poule in 2002/03, nvdr) stond ik achter het doel, en ik zag plots vlak bij mij Roberto Carlos van Real staan. Dat beeld staat me nu nog bij.”

Doet het je iets om kinderen met jouw naam op hun Genktruitje te zien?

“Tuurlijk. Na de wedstrijd tegen Zulte Waregem kwamen er een paar naar mij, om een foto te vragen. En dan zie je aan hun ogen dat ze ineens niet meer durven. Ik weet nog hoe ik zelf op die leeftijd was. Als je dan twee woorden zegt, zijn die mannekens zo gelukkig. Die stralende ogen vind ik altijd fantastisch. Daarom probeer ik ook van die voetbalkampen te doen, omdat ik weet wat dat betekent voor jonge gasten.”

Dan moet je naar de Bundesliga, Jelle. Je hebt bij Genk wel de jaarlijkse Kidsdag met een signeersessie, maar in Duitsland hebben ze vaak verplichte sessies voor de fans, soms langer dan een uur.

“Dat zou het me waard zijn. Echt.”

DOOR GEERT FOUTRÉ, PETER T’KINT & FRÉDÉRIC VANHEULE – BEELDEN IMAGEGLOBE / HAMERS

“Een van mijn grote kwaliteiten is dat ik nooit opgeef. Dat heeft mijn vader me mijn hele jeugd ingepeperd.”

“Ik sta bijna altijd op de juiste plaats. Dat is gewoon intuïtie.”

“Ik vraag me weleens af: hoe zou het nu met mij zijn als ik naar Fiorentina was gegaan?”

“Het kan dat ik deze zomer vertrek, maar als dat niet zo is, ga ik daar geen half jaar depressief van zijn.”

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content