Terwijl de gevestigde waarden bij Germinal Beerschot af en toe denken aan een gps om de weg naar doel te vinden, dient zich jong talent van eigen bodem aan. Kersverse troetelbeer Vincenzo Verhoeven (20) is de Kielse hoop op vuurwerk.

Vier was de kleine Vincenzo Verhoeven toen hij al op training bij Beerschot ronddrentelde. “Te jong om matchen te mogen spelen, dat kon pas vanaf mijn vijfde.” Samen met verdediger Jasper Vermeerbergen – die nog geen speelminuten kreeg in de eerste klasse – is Vincenzo de enige in de A-kern van Germinal Beerschot met een ‘vlekkeloos’ cv. Vandaar dat de jonge aanvaller ook snel het shirt met nummer 13 grabbelde toen hij zag dat het vrij was, het stamnummer van Beerschot. En vandaar ook dat de fans op het Kiel Vinnie innig in de armen sluiten.

Enkele weken geleden, in de slotfase van de thuismatch tegen Brussels, scandeerden ze minutenlang zijn naam. Grote jongens als Tosin Dosunmu en Aristide Bancé lossen de hoge verwachtingen vooraan onvoldoende tot niet in en elke supporter die een beetje met zijn vak bezig is, wist op dat moment maar al te goed dat Vincenzo bij de beloften potten aan het breken was dat het geen naam had. Veertien goals had hij er al achter zijn naam, in tien matchen. Hoog tijd dus om die jongen in zijn tweede jaar bij de A-kern van het grote werk te laten proeven, vonden ze. In de slotmatch vorig seizoen waren hem bij de afscheidsvervanging van François Sterchele al eens twee minuten gegund, maar dat was niet meer dan een aperitiefhapje.

Trainer Harm van Veldhoven bracht Verhoeven tegen Brussels in, dertien minuten voor het einde. De supporters joelden van de pret, zeker toen hun chouchou vlak voor hun neus met enkele flitsen uitpakte. Op het moment dat hij in de 87ste minuut op de koop toe de 3-0 voorbij Patrick Nys kopte, werd het Kiel laveloos van plezier. “Ik had naar overal tegelijk willen lopen, in het publiek willen springen.”

Dankzij of door

Een jongen met pit, die Vincenzo. Met een blitse, zwarte Audi TT draait hij de parking van het Kiel op, korte groet met het vingertje cool omhoog, gezwind uit de auto, decisieve tred, stevige handdruk, blik recht in de ogen.

Wie het moeilijke parcours bekijkt dat Verhoeven tot nu toe aflegde, stoot op een onontkoombaar element waar geen van de betrokken partijen graag over praat : vader Eric, met wie de kleine Vincenzo naar Beerschot ging kijken vanaf de dag dat hij kon lopen. Die is nu teammanager bij Germinal Beerschot en al jaar en dag van heel nabij betrokken bij de club.

Voor een dubbelgesprek past Eric. Hij is er als de dood voor dat de indruk gewekt zou worden dat hij nu of in het verleden op gelijk welke manier een inbreng zou hebben (gehad) bij de speelkansen van zijn zoon. “Op het veld moet Vincenzo het alleen doen en dus moet hij alles wat erbij hoort ook maar alleen klaren”, luidt zijn motto. Te verdedigen.

“Wanneer ik vroeger speelde,” vertelt de jonge Verhoeven, “dan was dat zogezegd ‘dankzij mijn vader’. Zat ik op de bank, dan was dat ‘door mijn vader’. Altijd moest ik twee tot drie keer beter zijn dan een ander. Stond ik op gelijke voet met een medespeler, dan namen ze mij ‘voor de veiligheid’ niet. Eerlijk was het allemaal niet. Ik had het soms heel moeilijk, moest dubbel zo hard werken. Maar het maakte mij sterker. Ik wou per se laten zien dat ik er stond voor mijn kwaliteiten. Want ík moest die bal binnenkoppen, het doen. Mijn vader zou dat veld niet op rennen.

“Mijn pa was ook nooit tevreden. Had ik twee goals gemaakt, dan dacht ik dat ik de wereldbeker gewonnen had. Maar we kwamen thuis en hij begon al de dingen op te noemen die ik niet goed gedaan had. Misschien was dat wel mijn geluk, misschien zat ik hier niet als ik een pa zonder voetbalkennis had gehad.”

Míjn club

Alsof de situatie al niet moeilijk genoeg was, belandde Vincenzo ook nog eens in een zware groep. “Ik was daarin niet het grootste talent, had altijd grote namen voor mij. Moussa Dembele in de eerste plaats, maar ook Jan Vertonghen, Stanley Aborah

“Ik verzeilde vaak op de bank. Die jongens konden iets meer dan ik, waren eigenlijk klassen beter. Ik zag dat ook wel. Zoiets moet je kunnen toegeven. Ik relativeerde heel veel en ben mentaal sterk, dat hielp. Ik wou me bewijzen, had binnenin altijd het gevoel dat ik het kon, alleen kwam ik daar nooit mee naar buiten. Mij vond je eerder bescheiden in de schaduw, op de achtergrond. Maar daar bleef ik wel werken. Dat werpt nu zijn vruchten af.

“Op een bepaald moment, rond mijn vijftiende, geloofden ze niet echt meer in mij. Ik werd teruggezet naar de provinciale reeksen. Een heel moeilijk moment. Als je me vraagt of ik wel kalm kan blijven onder al die aandacht nu, zeg ik : ‘Ik weet vanwaar ik kom.’ Mijn toenmalige beste vriend, die op hetzelfde moment ook naar provinciale gestuurd werd, zei : ‘Daar ga ik niet sjotten. Kom Vincenzo, we gaan weg.’ Ik zei nee. Hij speelt nu veel lager dan ik.

“Ik kon een goal maken. En als je dat blijft doen, redeneerde ik, kunnen ze niet om je heen. Ik wou terug naar nationale en dat kon ik maar op één manier : met doelpunten. Als je er eenendertig tegen de netten knalt, kun je iets zeggen.

“Ik wou niet weg. Ik hou van deze club. Al heel mijn leven woon ik op tien minuutjes van de Wilrijkse pleinen. Dit is míjn club. Voor mij zal het altijd moeilijk zijn om hier weg te gaan. Het is speciaal. Je begrijpt maar hoe het voelt … Je kunt dat niet weten als je hier niet hebt gevoetbald.”

De klik van Simon

“Toen ik in provinciale speelde, begon Simon Tahamata op een gegeven moment met woensdagnamiddagtrainingen, specifiek voor aanvallers. In het Veltwijckpark, ik weet het nog goed. Met Moussa, Aborah, alle groten. Maar vijf of zes man. En Simon, die pakte mij erbij. Ik als enige die niet in nationale speelde. Toen dacht ik : wauw, dit is knap. Het deed mij veel, ik vond het zó’n eer. En ik werd écht bij de groep betrokken ; koningskoppeltjes vormen, met centers waarbij we dan moesten afwerken.

“Ook de bewegingen die hij ons leerde. Overstapjes, dat deed die allemaal niet, en toch dribbelde hij je zot. Gewoon schijnbewegingen met het lichaam. Abnormaal.

“Elke keer na de match op zaterdag keek ik al uit naar die training. Dat was zó plezant. Simon, die zag iets in mij. En ik kreeg als jonge gast het gevoel dat ik belangrijk was, dat er iemand in me geloofde.

“Ik ben het perfecte voorbeeld voor alle jongetjes in provinciale. Velen onder hen, zestien of zeventien jaar, bergen hun droom over de eerste klasse op. ‘Het is gedaan voor mij’, denken ze. En da’s niet waar.”

Den bompa

“Ik belandde weer in de nationale reeksen en ging er niet meer uit. Er was een klik gekomen. Voordien, als jonge gast, was ik een ontzettende speelvogel. Vaak stuurden ze mij op voetbalstage, maar ik trainde daar niet echt, liep er gewoon wat bij. Ik weet nog goed hoe mijn bompa met mij naar Duffel reed, waar allemaal heel goede trainers ons zouden begeleiden, mannen van Lierse en zo. Maar terwijl oefeningen werden uitgelegd, was ik naar de goal aan het sjotten. Dat soort dingen.

“Nu, achteraf bekeken, vind ik dat niet eens zo slecht. Na een tijdje moet dat stoppen, maar als je op heel jonge leeftijd te serieus met voetbal bezig bent, kom je er volgens mij niet. Je moet je nog altijd amuseren, dat speelse behouden. Het brengt iets van vinnigheid, explosiviteit.

“Dikwijls zei den bompa : ‘Nu is het gedaan, ik rijd niet meer.’ Ik dan : ‘Maar volgende keer zal ik écht opletten.’ En dan was het weer van dat … Maar hij bleef mij overal heen brengen. Ik reed maar met één man naar het voetbal, dat was met den bompa.

“Ik was een beetje een luiaard. Niet één keer ben ik met de fiets naar de training gekomen. En de bus, die pakte ik ook niet graag. Het was ook om mijn bompa een plezier te doen. Die deed niet liever.

“Ook nu nog, bij thuismatchen is hij er altijd. Verplaatsingen maakt hij niet mee, vanwege zijn gezondheid. Hij is 82. Maar na de wedstrijd bel ik hem altijd direct. En elke woensdag ga ik er eten. Zonder hem zat ik hier niet.

“Die eerste goal, tegen Brussels, was voor hem. Vanop het veld zag ik hem in de tribune. Hij stond daar alleen, mijn vriendin en de rest wat verderop. Hij was aan het wenen. Ik kon het zien. Achteraf fluisterde hij : ‘Dat was het schoonste moment van mijn leven.’ Dat heeft mij gepakt.” S

door kristof de ryck

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content