Thomas Chatelle voetbalt weer en dat mag een half mirakel heten.

Na al de vierde zware operatie in zijn carrière blijft de gentleman-voetballer positief: “Ik keer telkens op een hoger niveau terug.”

Met Thomas Chatelle (26) gaat het goed, dank u. De grootste pechvogel in de eerste klasse – zo wordt hij her en der al genoemd – is net weer fit verklaard na zes maanden revalidatie. Op 4 mei verdraaide Chatelle, op dat moment aanvoerder van een voor de titel strijdend Genk, zijn knie, toen hij met zijn studs in het semisynthetische veld van Lokeren bleef steken. Een operatie aan de ligamenten van de knie volgde en na alweer een eenzame helletocht viert de kwieke rechterflankspeler eerstdaags zijn rentree in het eerste elftal van Racing Genk.

Alweer, want het was al de vierde zware blessure in zijn nog jonge leven. De vierde keer dat hij bijna een halfjaar lang in zwembaden dobberde, volle dagen in fitnesscentra spendeerde en op massagetafels de pijn uitschreeuwde, ver weg van de schijnwerpers van onze eerste klasse. “Ik herinner me nog alle operaties, dat zijn zaken die je niet zomaar vergeet”, vertelt Chatelle. “Het begon met een ontwrichte schouder, dan de buikspieren, een gebroken enkel na die schop van Stephen Laybutt en vorig seizoen die verdraaide knie. Aan geen enkele van die lichaamsdelen voel ik nog pijn, dat is het wonderbaarlijke. Ik weet niet of de mensen dat in het verleden opgemerkt hebben, maar telkens ben ik na een lange revalidatieperiode sterker teruggekeerd.”

Wat vind je van je bijnaam: de grootste pechvogel in eerste?

Thomas Chatelle: “Ik ben een speler die teert op zijn snelheid, op veel beweging en explosiviteit, dat soort spelers krijgt vaak stampen en loopt vaker blessures op.”

Heb je geen schrik dat je tijd verliest in je evolutie als voetballer?

“Neen, tijdens een revalidatie probeer ik die tijd te gebruiken om als voetballer sterker te worden door andere aspecten bij te trainen. Daarom bekijk ik het niet alsof ik telkens van nul af aan moet herbeginnen. Ik ben trouwens nog altijd maar 26, het zou erg zijn, mocht ik geen progressie meer boeken. Ik spiegel me aan Marc Wilmots, die ook vaak geblesseerd raakte. Maar wie praat er nu, na zijn carrière, nog over zijn blessures? Of zoals ik onlangs Vincent Kompany hoorde verklaren: ‘Liever tien jaar een Ferrari dan twintig jaar een 2pk’tje.’ Het interesseert me niet om mijn hele carrière een modale voetballer te zijn, ik wil voluit kunnen gaan.

“In mei heb ik het een tweetal weken heel lastig gehad, vooral omdat mijn knie enorm veel pijn deed. Na enkele weken vakantie in de Provence ging het beter. Het kwam eropaan om mezelf telkens doelen op korte termijn te stellen: binnen twee weken wil ik kunnen stappen, binnen een maand wil ik lopen, … Het ultieme doel is weer op een veld staan.”

Hoe zag je dag eruit tijdens die revalidatie?

“Twee keer per week dook ik het zwembad in en ik fietste veel, soms ook spinning (fietsen op een hometrainer op het ritme van muziek, nvdr). Ik deed ook veel krachtoefeningen voor de beenspieren. En kinesitherapie uiteraard.”

Je kreeg bij Genk heel veel steunbetuigingen van fans én van ploegmaats.

“Ik besef maar al te goed dat ik eenzelfde warmte als bij Genk nog moeilijk elders zal vinden. Bij mijn rentree met de invallers (op 3 november, uitgerekend tegen Lokeren, opende Chatelle al na twee minuten de score, nvdr) kreeg ik langs alle kanten schouderklopjes. Dat schenkt je vertrouwen.”

Een kwestie van perspectief

Voordien revalideerde je steeds onder de vleugels van Lieven Maesschalck. Deze keer besloot je op de club te herstellen onder begeleiding van osteopaat Gert Vandeurzen, de vaste revalidatietrainer van Wesley Sonck en verbonden aan RC Genk. Waarom?

“Omdat ik het zo aanvoelde. Ik wilde bij de groep blijven. Niet dat ik niet tevreden was over de vorige behandelingen bij Lieven, ik blijf hem trouwens regelmatig opzoeken voor bijkomende oefeningen.”

Bij Maesschalck heb je in het verleden samen getraind met Filippo Inzaghi. Hoe verliep dat?

“We kwamen goed overeen. Als een voetballer terug moet knokken uit blessure, bestaat er geen hiërarchie. Dan zijn we allemaal sportlui die weer op het veld willen staan. Zo onderhoud ik nog steeds goede contacten met Ariza Makukula, die toen bij Sevilla speelde en nu in de Portugese nationale selectie zit. Hij revalideerde net als ik van een knieblessure. In het kabinet bij Gert Vandeurzen trof ik eenzelfde gelijkgestemdheid aan. Ik trainde er samen met Jamaique Vandamme en Goran Ljubojevic. Vooral met Ljubo heb ik nu een zeer speciale band, ik spring geregeld eens binnen bij hem. Ik moest Ljubo vooral geruststellen, want hij zat met veel vragen. Keer ik ooit wel op mijn oude niveau terug? Dat is de vraag waar de meeste geblesseerde spelers mee zitten. Een topsporter die lange tijd out blijft, beseft bij zijn terugkeer hoe waardevol het is om weer gezond en fit te kunnen rondlopen. Zowel professioneel als in het dagelijkse leven. Je ziet de dingen in een ander perspectief. Voetballers klagen nogal gemakkelijk: als ze op de bank zitten, als ze niet op hun favoriete positie staan. Eens je zo zwaar geblesseerd bent geweest, relativeer je veel.”

Je hebt bij al die mentale opdoffers nooit aan stoppen gedacht?

“Ik ben vader geworden en ik ben gelukkig getrouwd. Zonder mijn familie en vrienden zou ik niet telkens de kracht vinden om terug te knokken. Ik heb nooit gedacht aan opgeven. Er is één moment dat ik echt twijfelde: in de ziekenwagen na die tackle van Laybutt, twee jaar geleden. Ik zag mijn been daar uiteen liggen en ik wist niet wat er allemaal gebeurde.

“Ik moet eerlijk zijn: toen ik vorig seizoen vernam dat mijn ligamenten gescheurd waren en dat ik weer zes maanden moest revalideren, ging bij mij even het licht uit. Ik had nooit gedacht dat de blessure zo ernstig was. Ik voelde wel iets tijdens de match, maar zonder erg. Ik vreesde voor het einde van het seizoen en mijn selectie voor de Rode Duivels, maar geen haar op mijn hoofd dacht aan een langdurige inactiviteit.”

Je viel uit in volle titelstrijd en Genk miste uiteindelijk de hoofdprijs. Te wijten aan jouw afwezigheid?

( blaast) “Je kunt moeilijk zeggen dat het van één speler afhing, want het succes van Genk vorig seizoen was net toe te schrijven aan het ploegspel. Voor ik geblesseerd raakte, draaide het trouwens ook al enkele weken minder vlot. Je voelde dat het moeilijk zou worden. Aan de andere kant is het een feit dat onze kracht vooral op de flanken lag, dus mijn afwezigheid kan een rol gespeeld hebben, ja.”

Na dit seizoen ben je einde contract. Heb je al enig zicht op de situatie?

“Neen. Natuurlijk ben ik bezig met mijn toekomst, mei is niet meer zo ver af. Vóór mijn blessures zaten we al rond de tafel, maar kwamen we niet meteen tot een akkoord. In januari of februari praten we weer verder, maar ik heb er nooit een geheim van gemaakt dat ik ooit eens van het buitenland wil proeven. We zien wel.”

Koen Daerden vertrok twee jaar geleden omdat hij in de indruk kreeg dat Genk ter plaatse trappelde. Deel jij die vrees?

“Onze situaties kan je moeilijk vergelijken. Hij kwam toen uit een krasseljaar, terwijl wij vorig seizoen een supercampagne meemaakten. Op dat seizoen onder Vergoossen na – met Dagano en Sonck – het beste dat ik hier al mocht beleven. Het groepsgevoel van vorig seizoen zullen we misschien nooit meer evenaren, maar puur kwalitatief gezien zouden we dit seizoen sterker moeten zijn.”

Je bent acht jaar bij Genk, zoiets kom je tegenwoordig niet vaak meer tegen.

“Ik heb bij deze club alle emoties gekend: een titel, deelname aan de Champions League, veel blessures, ook moeilijke momenten. In de periode dat de Japanner Takayuki Suzuki hier rondliep, wilde Genk me van de hand doen. Al die ervaringen hebben een speciale band tussen mij en deze club ge- creëerd. Ik heb zaken te danken aan hen, en zij aan mij.”

Je verwacht een geste van de club?

“Niet echt. En ik ga zeker niet via de media druk uitoefenen. We zijn als grote mensen duidelijk genoeg onder vier ogen.”

Is geloof abnormaal?

Je bent erg katholiek opgevoed. Helpt dat geloof jou door de moeilijke momenten?

“Geloof is belangrijk voor mij, maar nu ook weer niet zo erg als de pers wil doen uitschijnen. Ik heb vorig jaar deelgenomen aan een eucharistieviering op Allerheiligen en een bepaalde journalist stelde me daar een vraag over. In dat artikel werd ik vervolgens afgeschilderd als een halve pastoor. Ik geloof in God, dat is alles.”

Je verklaarde toch dat het geloof iets kon bijbrengen in een moderne stad?

“Ja, dat klopt. Maar ik snap niet dat er aan die uitspraak zo veel belang wordt gehecht. Ben ik dan zo abnormaal?”

Neen, maar je moet erkennen dat er weinig jonge West-Europese profvoetballers rondlopen die zo openlijk verklaringen afleggen over hun geloof. Jij combineert dat dan nog met een vlekkeloze reputatie. Het stigma van pastoor is dan inderdaad niet zo ver weg …

“Dat begrijp ik, maar weet je dat ik ondertussen nog tal van interviews geweigerd heb, juist omdat ze te veel over geloof zouden gaan? Ik wil daar niet te veel de nadruk op leggen. Ik ben geen evangelist of extreem-religieuze kerel. Ik was ooit praktiserend katholiek, maar nu niet meer. Ik discussieer er wel eens over met sommige ploegmaats bij Genk. Met de Afrikanen bijvoorbeeld, die een heel andere kijk hebben op religie.”

Er wordt in de kleedkamer waarschijnlijk wel gelachen met je reputatie?

“Ach ja, op een bepaald moment kreeg ik de bijnaam pater. De buitenwereld plakt me nogal gemakkelijk het imago van ideale schoonzoon op, vind ik, terwijl ik zeker mijn zwaktes heb. Ik ben geen Sint-Thomas of geen intellectueel. Ik kan heel ongeduldig zijn, mijn Nederlands moet nog beter worden, … Vraag maar aan mijn vrouw: er bestaat een waslijst met gebreken over mij.” ( lacht)

Verplicht tweetalig

Je bent Brusselaar, tweetalig en je voetbalt al heel je leven in Vlaanderen. Hoe ervaar jij de hetze rond Brussel-Halle-Vilvoorde?

“Ik discussieer daar geregeld over met Gert Vandeurzen, de broer van politicus Jo Vandeurzen. Dat zijn soms zeer geanimeerde discussies. Politiek ligt me na aan het hart, ik heb de verkiezingen nauw gevolgd. Ik woon in Brussel, ik werk in Vlaanderen en heb daar ook familie wonen. Je ziet dat de kloof tussen de gemeenschappen groter wordt. Je merkt ook angst bij veel mensen, angst voor elkaar. Omdat Vlamingen en Walen elkaar niet goed kennen, terwijl we zo veel gemeenschappelijk hebben. Goed, er bestáán verschillen aan de basis, maar dat is voor mij juist de rijkdom van België. De Latijnse en de Germaanse cultuur vinden hier hun samenloop. België is eigenlijk een projectie van Europa, waar ook alle culturen samensmelten. Er is volgens mij maar één oplossing om uit deze impasse te raken: dialoog tussen de beide kampen. Natuurlijk is die dialoog eenvoudiger als je dezelfde taal spreekt. Daarom is het een must dat alle Belgen verplicht tweetalig zijn. Je moet de wil tonen om je aan te passen. Ik heb dat bij Genk genoeg gemerkt, dan aanvaardt men de verschillen en respecteert men jou. Het klinkt misschien oud om dit als 26-jarige te zeggen, maar gewoon een goeiendag in het Nederlands opent deuren.”

Je kunt er moeilijk aan voorbij dat er een kloof bestaat tussen Walen en Vlamingen. Ook bij de nationale ploeg werd die vaststelling geuit door Kompany.

“Tuurlijk, maar het mooiste tegenvoorbeeld was het Genk van vorig seizoen: daar had je een groepje Franssprekenden – Haroun, Bailly, Pocognoli, Caillet en Matoukou – en dan de Vlamingen – Cornelis, De Decker, Vrancken, Soetaers – maar we verstonden elkaar wonderwel. Die kloof waarover Kompany sprak, heb ik nooit gevoeld bij de Rode Duivels. Er zijn wel eens spanningen, maar ik neem graag het voorbeeld van Kim Clijsters en Justine Henin: iedereen beschouwt hen als Belgen, niet als Vlaming of Waal. Dat kan met onze nationale ploeg ook.”

Je bent er duidelijk mee bezig.

“Ik laat er mijn slaap niet voor, maar het houdt me bezig, ja. Dit moet één land blijven.”

A propos, waarom ben je nooit naar Limburg verhuisd?

“Omdat Brussel het centrum van dit land is, overal dichtbij. Bovendien werkt mijn vrouw Pascaline als kinesiste in een Waals-Brabants ziekenhuis. Als ik het hier beu ben, verhuis ik wel.”

Niet te snel, misschien teken je nog bij Anderlecht.

( grijnst) “Wie weet.” S

door matthias stockmans

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content