Tosin Dosunmu is terug in België. In drie speeldagen gaf hij bij Germinal Beerschot zijn visitekaartje al af. ‘Ik pas me zo snel aan dat ik er zelf van sta te kijken.’

Zonder Tosin Dosunmu had Germinal Beerschot zijn eerste vier competitiewedstrijden zonder spitsen moeten aanvatten. Het gevolg was dat Dosunmu tot zijn verbazing alleen in de spits belandde. Moeilijk deed hij daar niet over : “Ik maakte dat al mee bij Denderhoutem en soms bij Westerlo, als David Paas niet speelde.”

Dosunmu is, zegt wie ooit met hem werkte, niet alleen een snelle spits, maar ook een fijn mens. Te vriendelijk en sociaal voor het voetbalwereldje. Net toen het Belgische voetbal zijn kwaliteiten ontdekte, vertrok hij naar Oostenrijk. Met zijn terugkeer heeft de Belgische competitie er een attractie bij.

Is het Belgische voetbal erg veranderd sinds je vertrek, nu precies een jaar geleden ?

Tosin Dosunmu :”Toch een beetje. Ik zie toch dat hier een paar goede, belangrijke spelers arriveerden die de competitie extra kleuren.”

Jijzelf, bijvoorbeeld.

“Misschien, maar ook Sunday Oliseh, Sergio Conceiçao.”

Heb je jezelf op sportief vlak verbeterd door naar België terug te keren ?

“Daarover is geen twijfel mogelijk. De Belgische competitie speelt zich op een hoger niveau af dan het voetbal in Oostenrijk. Sinds ik naar Oostenrijk vertrok, werd ik niet meer geselecteerd voor de nationale ploeg. In Nigeria komen ook geen beelden van de Oostenrijkse competitie op tv, wel van de Belgische competitie. Maar ook het niveau is minder ginder. In Oostenrijk heb je drie goeie ploegen : Austria, Rapid Wenen en GAK uit Graz. De andere zijn echt kleine teams.”

Is dat in België niet net zo ?

“Absoluut niet. Hier heb je Anderlecht, Club, Standard, Genk en nog een paar sterke teams. Westerlo heeft me verbaasd op de eerste speeldag. Ik had niet verwacht dat die zo’n sterk team hadden bijeengekregen. Het middenveld was goed, de verdediging ook. Naast Mario Verheyen stond een centrale verdediger die ik niet kende. Man, zo’n goeie voetballer, zo sterk ! Wie was dat ?

Nico Van Kerckhoven.

Héél sterke voetballer ! Erg ervaren, slim. Houd Westerlo maar in de gaten. Toen ik er nog was, moesten we compact voetballen en mikten we op de tegenaanval. Dit Westerlo is een stuk sterker dan vorig jaar.”

Met de centen die ze voor jou kregen. Want bij Austria verdiende je toch goed geld.

“Austria Wenen is in Oostenrijk de top, heeft geld omdat de voorzitter schatrijk is. Elk jaar komen er zeven, acht nieuwe spelers bij, worden er een stuk of zes in bruikleen gegeven aan andere clubs. Elk jaar veranderen ze ook van trainer. De trainer die me wou, had een snelle spits nodig. Daarom kochten ze mij. Meestal deed ik mee, soms als invaller, soms in de basis. Thuis rekende men op het duo Vastic-Rushfeldt, op verplaatsing wilde men snelle spitsen, daar kreeg ik meestal een kans. Toen we in maart in de kwartfinale van de Europabeker verloren tegen Parma, vloog de trainer buiten. Zijn vervanger, een ex-speler, wilde één diepe spits die in de zestien bleef, altijd aanspeelbaar was voor de middenvelders die vrij om hem heen bewogen. In de laatste vier wedstrijden scoorde ik nog drie goals. Maar toen ik terugkeerde uit vakantie, zei de trainer me dat hij niet meer op me rekende. Voetbal is soms een vreemde sport. Elke trainer wil iets anders, houdt van een andere speelstijl.”

Jij besliste toch zelf om naar Oostenrijk te gaan ?

“Het was geen makkelijke beslissing, wel één die we samen namen : ik, mijn manager en de twee clubs. Er was veel geld mee gemoeid, Westerlo kon dat goed gebruiken. Ik kon er ook veel meer verdienen. Alleen Jan Ceulemans was niet tevreden omdat ik onverwacht vertrok toen de competitie al bezig was, zodat hij moeilijk een geschikte vervanger voor me kon zoeken.”

In Oostenrijk was de competitie al bezig.

“Negen wedstrijden ver waren ze al, maar dat maakte niet veel uit. Ik vond de aanpassing niet moeilijk. Van nature ben ik opgewekt, ik leg makkelijk contact. Overal waar ik kwam, paste ik me aan. Zelfs met mijn tegenspelers schiet ik goed op. Na de match op Anderlecht kwam Kompany me opzoeken, om zich te verontschuldigen. Ik was niet kwaad op hem, geen moment dacht ik er aan hem terug te pakken. Zo zit ik niet in elkaar. Je weet maar nooit waar en wanneer we elkaar nog eens tegen het lijf lopen.”

De trainer was razend na die niet gefloten penalty.

“Ik was ook niet gelukkig met wat op Anderlecht gebeurde. Ik was niet kwaad op de scheidrechter, hij kon niet goed zien wat er gebeurde. De lijnrechter had geen excuus, hij stond er met zijn neus op en reageerde niet. Maar achteraf blijft daar bij mij niets van hangen.”

Hoe komt dat ?

“Mijn devies is : behandel mensen zoals je zelf behandeld wil worden. Ik respecteer iedereen, ik schat anderen hoger in dan mezelf. Vaak krijg je dan dezelfde reactie terug. Je kan nergens slagen als voetballer als je geen vrienden maakt. Daarom probeer ik overal vrienden te maken. Dat lukte me ook bij Austria gemakkelijk.”

In De Morgen zei je dat het er moeilijker was voor een Afrikaan dan in België. Leg dat eens uit.

“In Oostenrijk is men niet gewend aan zwarte spelers, er zijn er hooguit vier of vijf. In België heb je een mix van alle nationaliteiten en culturen. Hier zijn Afrikaanse spelers heel gewoon. Ook naast het veld zag je in Oostenrijk weinig Afrikanen op straat. Last van racisme had ik niet. Op één keer na, toen we een bekerwedstrijd speelden bij een kleine ploeg in een klein stadje. Ik was niet alleen de enige zwarte speler op het veld, maar ook de enige Afrikaan in het stadje. Wenen is een grootstad, zoals Antwerpen. Daarbuiten is men niet zo gewend aan het multiculturele aspect.”

Ben je in Oostenrijk een betere voetballer geworden ?

“Ik hoop het, maar dat kan ik toch moeilijk van mezelf zeggen ? Ik heb mijn best gedaan, oordelen jullie maar of ik nu beter ben dan toen ik België verliet. Wel voetbalde ik voor het eerst in de Europabeker. In de Uefacup kwamen we tegen toonaangevende teams uit. Het verschil tussen hen en mij leek me kleiner dan ik tevoren dacht. Je moet gewoon je kansen grijpen. Dat lukt je, als je maar in jezelf gelooft.”

Waar heb je dat vandaan ?

“Wat ik allemaal meemaakte als jonge voetballer, hardde me mentaal, zorgde ervoor dat ik me leerde openstellen voor anderen. Ik ontmoette veel trainers met evenveel meningen. Telkens probeerde ik uit te voeren wat ze van een spits verlangden. Een speler moet doen wat de trainer wil. Kan hij dat niet opbrengen, heeft hij een probleem. Die les leerde ik als jonge voetballer. Ik vraag me altijd af : wat wil de trainer en hoe kan ik dat brengen ?”

Geef eens een paar voorbeelden.

“Bij RWDM speelde Guy Vandersmissen me uit op de rechterkant. Met mijn snelheid vond hij dat mijn beste positie. Hij wilde dat ik switchte van rechts naar links. Zelf vond ik dat niet mijn beste plaats, maar ik dacht : misschien ziet hij iets anders in mij, misschien weet hij dat ik elders beter kan zijn maar komt dit hem beter uit. Dus voetbalde ik op de rechterflank. Ariël Jacobs plaatste me als tweede spits achter Yves Buelinckx. Dat lag me wel. Maar toen ik naar Denderhoutem verhuisde in derde klasse, werd ik diepste spits, omdat de trainer hamerde op snelle omschakeling vanuit de verdediging. Daar leerde ik wat countervoetbal is. Bij KV Mechelen plaatste Stéphane Demol me naast een andere spits. Ook dat lukte. Nu probeer ik bij een nieuwe trainer heel goed te luisteren wat hij wil en hoe hij wil dat ik functioneer, omdat vervolgens zo goed mogelijk uit te voeren.”

Wat verwacht Marc Brys van je ?

“Toen ik arriveerde, was de andere spits geblesseerd. Daarom startte ik alleen in de spits, met Sezer Öztürk achter mij, maar hij was meer een middenvelder. Wij spelen compact voetbal, verdedigen als team en vallen aan als team. In Anderlecht wees hij me een tegenspeler aan. Bij balverlies moest ik die proberen af te stoppen.”

Net als bij Austria miste je een groot deel van de voorbereiding. Is dat een extra handicap ?

“Helemaal niet. Ik pas me zo snel aan dat ik er zelf van sta te kijken. Voor de eerste wedstrijd tegen Westerlo was het nog wat onzeker, maar na een week extra trainen met veel nadruk op positiespel wist ik hoe de anderen bewogen en wat van mij verwacht werd. Ook bij Westerlo indertijd klikte het meteen. Ook omdat ze allemaal ze aardig voor me waren, net één grote familie. Eigenlijk heb ik nog nooit ergens problemen gehad. Overal leerde ik aardige mensen kennen. Misschien omdat ik iedereen respecteer.”

Heeft dat te maken met je opvoeding ?

“Ik groeide op in een christelijk gezin, gebaseerd op christelijke waarden. Heel mijn jeugd werd veel aandacht besteed aan een goeie mentaliteit, benadrukten mijn ouders dat ik mezelf niet boven anderen moest plaatsen. Anders kan je geen respect opbrengen voor de ander. Ik kreeg een goede opvoeding.”

Je werkt al jaren met dezelfde manager, André Denul. Dat is erg ongewoon tegenwoordig.

André kent ook mijn familie en is altijd eerlijk tegen mij. Van in het begin situeerde hij me als voetballer, hij kan mijn kwaliteiten inschatten. Hij was het ook die me aanraadde bij een kleine ploeg te beginnen en daar een naam te maken, om zo geleidelijk te groeien. André is mijn voetbalvader. Hij voetbalde zelf op hoog niveau. Als ik slecht gespeeld heb, zegt hij dat ook, zonder omwegen.”

Welk advies gaf hij toen RWDM je wilde verkopen aan een club in Qatar ?

“Mijn vader wilde niet dat ik daarnaartoe ging, André evenmin. RWDM had dringend geld nodig, maar ik vond mezelf te jong om naar Qatar te gaan. Ook al zou ik er veel meer verdienen. André raadde me aan om de beslissing van Molenbeek te accepteren toen ze me vervolgens een jaar uitleenden aan Denderhoutem.

“Derde klasse was erg hard, maar ik wist dat ik me daar moest laten opmerken. De mensen bij Denderhoutem waren erg aardig, we maakten een goed seizoen. Op het veld ging het er hard aan toe, het niveau was niet zo hoog, maar daar mag je je niet door laten afleiden. Veel spelers die in derde klasse belanden, komen er nooit meer uit. Je mag niet verslappen of klagen. De trainer bij Denderhoutem had een echte winnaarsmentaliteit. Hij kon niet tegen verlies, klopte af en toe zo hard op de tafel ( klopt zelf haast de tafel doormidden) dat je nog meer verbeten het veld op rende. Ook daar leerde ik iets van. Al gauw kwam iedereen kijken : Aimé Anthuenis, toen nog trainer bij Anderlecht, Aad de Mos. Zo geraakte ik bij KV Mechelen.”

Bij Denderhoutem verdiende je al niet veel, bij KV Mechelen belandde je in een club die failliet ging. Hoe overleefde je financieel ? Met hulp van je familie op het thuisfront ?

“Mijn ouders zijn niet arm, maar ook niet rijk. Het geld dat ik bij RWDM verdiend had, stond op een spaarrekening. Daar kon ik mee overleven. Bovendien raakte ik makkelijk weg. Westerlo, Charleroi en Lokeren waren geïnteresseerd.”

Waarom koos je voor Westerlo ?

“Omdat zij eerst belden, toen het er naar uitzag dat Mechelen zou stoppen. Uiteindelijk beslisten ze door te gaan en gaven we ze drie weken krediet. Toen Mechelen na een maand de boeken dichtdeed en alle contracten verbrak, beslisten we naar Westerlo te gaan om te vragen of ze nog steeds geïnteresseerd waren. Mijn manager had Wijnants en Ceulemans al beloofd me naar Westerlo te brengen als Mechelen failliet zou gaan. Ik heb het me geen minuut beklaagd. Aan Westerlo houd ik alleen goeie herinneringen over.”

Was je enthousiast toen Germinal Beerschot interesse toonde ?

“Ik speelde toen niet mee en vroeg mijn manager wat ik moest doen. Hij had maar één raad : ‘Werk harder, shot harder, doe meer. ‘ Ook mijn vader overtuigde me dat ik niet elke keer kon verwachten dat ik zou meespelen. Mijn manager wees me erop dat Germinal Beerschot waarschijnlijk niet genoeg geld zou hebben om me te kopen. Tien dagen later bevestigde hij dat ze wel degelijk geïnteresseerd waren, maar maakte me duidelijk dat ik geld zou verliezen als ik naar België terugkeerde. Maar dat maakte me niet uit. Natuurlijk had ik bij Austria nog een jaar contract, kon ik er flink wat geld verdienen maar daar zou ik helemaal niet meer aan spelen toekomen. Ik riskeerde helemaal in de anonimiteit te verzeilen. De Oostenrijkse competitie wordt al nauwelijks gevolgd, als je daar ook niet aan voetballen toekomt, merkt niemand je nog op. Dus besliste ik terug te keren. Mijn salaris hier is heel wat lager. Ik koos niet voor het geld, maar om te voetballen. Hier kan alles snel veranderen. In België volgen veel managers de wedstrijden, in Oostenrijk niet. Als ik hier goed speel, zullen ze me snel opmerken. Bij Austria maakte de Noor Sigur Rushfeldt vorig jaar negentien goals, het jaar daarvoor meer dan twintig. Hij zit daar nog. Niemand haalt hem weg. Als je in België zo vaak scoort, hangen er meteen een paar grote clubs aan de telefoon.”

Germinal Beerschot was niet de enige gegadigde.

“Standard belde ook, maar te laat. Ik had net getekend toen ze belden.”

Stel dat je nog niet had getekend, was je dan naar Luik gegaan ?

“Heel mijn carrière al probeer ik eerlijk en consequent te zijn. Mijn integriteit is me veel waard, ik wil geen opportunist zijn. Westerlo belde ook te laat. Mijn telefoon rinkelde toen we met Germinal Beerschot aan tafel zaten in de ultieme bespreking. Ik hoorde hem, maar ik nam niet op, wist dus niet wie aan de lijn was. Het was Herman Wijnants. Om half één zag ik die boodschap. De volgende ochtend zou ik tekenen voor Germinal Beerschot, had ik beloofd. Dus deed ik dat ook. Zij belden eerst.”

Germinal Beerschot miste wel zijn start. Zet dat extra druk op jou ?

“Helemaal niet. Voetbal is geen spel van één man, maar van een team. Waarom zou alle druk op mij komen ? De komende weken komen we hier uit. Wij hebben een goed team, we hebben alleen een beetje tijd nodig.”

Geert Foutré

‘Ik vraag me altijd af : wat wil de trainer en hoe kan ik dat brengen ?’

‘Als ik hier goed speel, zullen ze me snel opmerken.’

‘Ik respecteer iedereen, ik schat anderen hoger in dan mezelf.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content