Peter t'Kint
Peter t'Kint Redacteur bij Sport/Voetbalmagazine

Thomas Buffel verbaasde zelfs Bert van Marwijk. ‘Natuurlijk is hij toe aan de nationale ploeg!’, zegt de trainer van Feyenoord. De speler : ‘Ik hoef niet bang te zijn.’

Met de herkenning van ThomasBuffel (21) in de straten van Rotterdam valt het best mee. In zijn haast om thuis te zijn heeft de gemiddelde Rotterdammer op vrijdagnamiddag meer oog voor het verkeer, dan voor een Amerikaan die aan de kade en in het stadscentrum foto’s schiet van een jonge Belg. Tot de nieuwe Feyenoordvedette, die eerder op de middag bij het verlaten van het oefenveld naast de Kuip wel tal van handtekeningen moest zetten, alsnog aangeklampt wordt door een Engelstalige toeriste. Of hij van het gezelschap, twee meisjes en twee jongens, een foto wil maken, met de Erasmusbrug op de achtergrond?

Dat wil hij wel. Glimlachend verhaalt Thomas Buffel over zijn kindertijd in Brugge. Toeristen vroegen hem om de haverklap om foto’s te schieten. Met zijn vriendjes maakte hij er vaak een sport van om dan hun voeten op foto te vereeuwigen, of de lucht, of het monument achter hen. Zelden zullen al die buitenlanders bij thuiskomst het verwachte kiekje aangetroffen hebben.

Vandaag is de kwajongen een prille twintiger, wiens Vlaamse vriendin ook in Nederland werkt. De afwas is dus voor hem, en later die middag moet ook de hond nog worden uitgelaten. De sterrenstatus is hem niet naar het hoofd gestegen. Geen blitse Audi TT onder de kont, maar een populaire Volkswagen break. Is handiger met de hond. Op voetbalvlak is hij bezig zijn eigen break te forceren, de doorbraak waar hij drie jaar geleden al dicht bij stond. Na twee jaar bij de Feyenoordjeugd te hebben doorgebracht, trainde hij mee met de A-kern en maakte zich klaar voor de stap hogerop. Tot hij last begon te krijgen van de knie. “Dan ga je door omdat je er veel van verwacht, maar uiteindelijk moet je stoppen omdat de pijn niet te harden is. De pijn is al die tijd gebleven, pas sinds dit seizoen en na tijdens de zomer behandeld te zijn bij Lieven Maesschalck voel ik me goed. Ik denk dat ik toen gewoon niet klaar was voor het zware trainingswerk en al de wedstrijden, zowel met de reserven van Feyenoord als met de Belgische jeugdelftallen.”

In plaats van de stap naar de A-selectie te maken, werd Buffel vervolgens uitgeleend aan satellietclub Excelsior. Hij oogstte er veel lof, werd teruggehaald en maakte vorig seizoen opnieuw de voorbereiding met Feyenoord mee. In een gesprek met trainer Bert van Marwijk kreeg hij bij de start van het kampioenschap evenwel te horen dat hij weinig aan spelen zou toekomen. Dus was het kiezen tussen reservenvoetbal of opnieuw een jaar in de eerste divisie bij Excelsior. “Daar heb ik geleerd weerbaarder worden in de duels”, zegt Buffel. “Toen ik hier bij de selectie kwam, woog ik veel te licht. Uiteraard is er een verschil met de top, maar ook bij Excelsior trainde je elke dag met spelers die allemaal hetzelfde idee hadden: hogerop geraken. Het gaat er soms behoorlijk fel aan toe op training. Soms twijfelde ik wel of het de juiste beslissing was. Ik was pas weg of Feyenoord kwam in blessurenood. Smolarek en VanPersie kregen hun kans en grepen die, daar zat ik wel even mee. Maar ik moest verder en me bewijzen bij Excelsior.”

Maar nu staat hij er, op de positie van de naar AC Milan vertrokken Jon-Dahl Tomasson, als tweede spits dus. Al in de winterstop riep technisch directeur Rob Baan dat Thomas Buffel de opvolger van de Deense international zou worden. “Maar cadeau kreeg ik het niet”, weet de Belg. “Ze kochten Lurling van Heerenveen en Kalou liet weten dat hij dat plaatsje ook ambieerde. Daarom was er toch wat twijfel. Uit een gesprek met Feyenoord bleek dat ik mijn kans zou krijgen, zonder dat ik garanties kreeg. Daar ben ik op ingegaan.”

Bert van Marwijk : “Ik heb Buffel zo’n vijf weken geleden bij mij geroepen en hem gezegd dat ik zeer tevreden over hem was. Al zat hij op dat moment op de bank en had het gekund dat hij naar de tribune ging. Dat klinkt tegenstrijdig, maar ik zal het uitleggen. Er was rond Thomas een bepaald, en terecht, verwachtingspatroon. Maar dan komen de oefenwedstrijden eraan, waarin hij de ene keer wél en een andere keer niet speelde. Vaak zie je dan dat dit soort spelers terugvallen naar het niveau van twee jaar eerder. Bij hem was dat echter niet het geval. Dat liet hij me op training zien. Daarom was ik zo tevreden over hem. Wat er nadien allemaal gebeurde, is veel sneller gekomen dan ik had verwacht.”

Thomas Buffel : “Ik ben blij dat de coach tevreden is. Door die schorsing van twee wedstrijden waarmee ik aan de competitie begon, verwachtte ik dat ik wat meer geduld zou moeten hebben. Maar ik kreeg gelijk mijn kans in de derde wedstrijd tegen Excelsior, en die heb ik met twee handen gegrepen.”

Bert van Marwijk: “Maar dan moesten we tegen Fenerbahce, Juventus en Newcastle spelen en kwamen de opmerkingen Kan dat wel trainer, met Buffel, Pardo en Song, drie jonge kerels in dat soort wedstrijden ? Waarom niet, zei ik, als ze het laten zien in de trainingen en de andere wedstrijden. En nu praat niemand er nog over, is Buffel in één keer toch opgewassen tegen de reuzen van Newcastle en Juventus. Want grootte en kracht kan je bedwingen met snelheid, voetbal en beweging.”

Thomas Buffel: “Ik maak blijkbaar moeiteloos de sprong, ja. Ik wist dat ik de kwaliteiten had, maar op het veld moet je het nog altijd bewijzen. Vooral de Champions League is toch nog een stukje anders, alles gaat veel en veel sneller. Wat het misschien makkelijker maakte, is dat ik in een hecht elftal terecht kwam, met veel ervaren mannen die goed coachen. Niet alleen Pierre van Hooijdonk naast me, maar ook Bosvelt en achterin Van Wonderen en Paauwe. Ik besef dat het nog allemaal pril en broos is. Vorig jaar heb ik een terugslag gekend, maar ik denk dat we er uit zijn hoe dat kwam. Ik werd ziek in oktober, en dat is nooit meer weggegaan. Ik was altijd heel moe na de training, viel op de bank gewoon in slaap. Na de nacompetitie dacht ik dat ik met wat vakantie en rust zou herstellen, maar in Mexico werd ik weer ziek. Toen hebben we een scan laten nemen. Daaruit bleek dat mijn ene neusholte helemaal verstopt zat. Daaraan is inmiddels verholpen.”

Bert van Marwijk: “Zijn grootste kwaliteit is niet het afmaken. Toch scoort hij genoeg, omdat hij – en op dat vlak kan je hem vergelijken met Tomasson – zichzelf vaak in scoringspositie brengt omdat hij zo goed loopt. Daarnaast is hij een echte teamspeler. Hij doet uit zichzelf dingen die ik een ander moet vragen. De jongens hebben dat ook in de gaten, en zo heeft hij vrij snel zijn plaats gevonden. Dat hij in deze club voor een stuk werd opgeleid, vergemakkelijkt de zaak, in de zin dat hij snel en precies weet wat er van hem wordt gevraagd.”

Thomas Buffel: “Afmaken? In principe kan ik daar nog veel winst boeken. Het pluspunt dat ik zie is dat ik in internationale wedstrijden steeds weer die kansen voor mezelf creëer. Als ik ze nog kan afmaken, staan we weer een stap verder. Ook dat is weer een leerproces : het aanvoelen, het leren killen. Misschien ben ik wel iemand die veeleer anderen zal laten scoren, maar anderzijds maakte ik toch al vier goals in vier wedstrijden. In principe is dat niet slecht.”

Bert van Marwijk: “Wat hij goed bijstuurde is de balaanname. Aanvankelijk kwam hij met 200 per uur naar de bal toelopen, vanuit de zestien desnoods tot aan de middellijn. Dat moet hij niet doen : krachten moet je doseren, hij moet daar wat minder lopen. Dat heeft hij aardig opgepikt. Omdat ze niet altijd op dat soort jongens durven door te dekken, moet hij van mij tussen de linies lopen, en als een van de eersten de ruimtes achter Pierre benutten. Hij luistert goed naar Pierre en gaat steeds beter bewegen.

“Ook die eerste aanname van de bal in de as, die steeds belangrijker wordt gezien het gebrek aan ruimte, doet hij steeds beter. En daarbij heeft hij het vermogen om héél kort te draaien. Daarmee schakel je op die lijn al snel één tot twee spelers uit. Vroeger kon je door positiespel een man meer creëren, maar omdat de tegenstander fysiek ook sterker wordt en goed georganiseerd is, werd dat veel moeilijker. Dus moet je ervoor zorgen dat mensen individueel iemand uitspelen. Aan de zijkanten zijn de ruimtes ongelooflijk klein en ben je makkelijk af te dekken. Dus worden zulke spelers in de as veel belangrijker.

“Thomas kan ik zo aan de linker- of de rechterkant neerzetten. Op een gegeven moment had ik tegen Juventus vier aanvallers vóór hem staan en speelde hij op het middenveld naast Ono. Doet hij ook. Maar zijn beste positie is waar hij nu speelt : rond Pierre als tweede aanvaller. Thomas is net als Tomasson geen echte spits, maar ook geen echte middenvelder. Hij moet een spits naast zich hebben die goed bij hem past. Een lange, grote, balvaste man, waarvan hij weet wanneer hij moet bijsluiten voor de kaats, of wanneer hij in combinatie met een balvaste man als Ono diepte moet kiezen. Een spits die zelf heel veel beweegt, past minder goed bij hem, denk ik. Al kan dat in de praktijk ook wel goed lopen.”

Thomas Buffel: “Veel van ons spel is gebaseerd op de lange bal naar Pierre, maar in principe kom ik volgens mij toch wel het meeste tot mijn recht achter twee spitsen, om van daar te voetballen. Nu sta je constant met een man in de rug. Dan is het toch leren een bal goed te controleren en te wachten op de aansluiting. Ik besef dat ik op internationaal niveau nog heel veel winst kan boeken in die aanname. Daar wordt hier ontzettend veel op getraind : hard inspelen op het goeie been, goed aannemen en gelijk weer verder. Als we straks weer wat meer tijd krijgen, ga ik daar zeker verder op oefenen. Omdat ik door die knie zo weinig extra’s kon doen, ben ik er van overtuigd dat ik ook nog veel gerichtere krachttraining zal kunnen doen. Bovenlichaam én benen, zodat ik nog explosiever kan worden. Ik heb daar nog nooit op geoefend. Op zich ben ik niet zo snel zonder bal, denk ik, maar ik ben wel snel mét de bal aan de voet. Dat is techniek, en het juiste moment kiezen om in te snijden. Dan moet de verdediger óf de fout maken, óf zich inhouden. En zo loop je er hem af.”

Bert van Marwijk: ‘Of hij klaar is voor het nationaal elftal? Ik denk het wel. Als je dat kan op dit niveau, is hij er klaar voor. Hij verdient het ook. Het is in één keer wel heel snel gegaan, maar als je in Istanboel de bevrijdende goal maakt en je speelt tegen Newcastle en Juventus heel goed, waarom zou ik dan zeggen dat hij er nog niet aan toe is?”

Thomas Buffel: “De nieuwe redder? Zo zie ik het niet, maar mijn steentje bijdragen wil ik graag. Bij Jong België is het leuk en de prestatie tegen Jong Bulgarije was goed, maar ik denk dat na wat er bij Feyenoord allemaal op me af is gekomen, ik in principe niet bang hoef te zijn voor de stap hogerop. Maar de mensen mogen ook niet direct verwachten dat ik gelijk die A-ploeg op sleeptouw ga nemen.

“De vraag begint al bij de positie die ik moet bekleden : ik denk niet dat veel mensen me al hebben zien spelen. In principe kan ik op meerdere posities terecht. Ik rendeer naast een lange spits, maar kan ook meer teruggetrokken spelen achter een duo Sonck-Mpenza. Samen met een snelle man in de spits gaat ook, zo heb ik het eerste jaar bij Excelsior gevoetbald. Niet verdedigen? Dat beeld is ontstaan in die ene match die DeSart ( bondscoach van Jong België, nvdr) van me zag. Toen waren we zo sterk dat ik dat niet hoefde te doen. Maar ook op dat vlak benader ik Tomasson : ik doe verdedigend wél mijn deel, soms zelfs ten koste van de scherpte voor doel. Daar hoeven ze dus niet bang te zijn.”

door Peter T’Kint

‘De mensen mogen niet verwachten dat ik gelijk de A-ploeg op sleeptouw neem.’

‘Thomas doet uit zichzelf dingen die ik een ander moet vragen.’ (Bert van Marwijk)

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content