Zijn er nog echte Belgen? Bij Hamburg speelt er alvast één: perfect tweetalig én woordvoerder van een nieuwe generatie. Vincent Kompany spreekt.

Het heeft voor het eerst licht gesneeuwd in Hamburg. In de AOL Arena zijn vijf mensen in de weer met de grasmat terwijl twintig anderen poetsen en de staantribunes ombouwen tot zittribunes. Dat gaat snel: gewoon de betonnen staanplaatsen omdraaien, waar aan de onderkant een blauw zitje bevestigd is met een opklapbare rugleuning.

In de tribune voor de thuisfans staat trots het jaartal waarin de club werd opgericht: 1887. Met zijn 120 jaar is HSV de oudste van de Bundesligaclubs. Als enige ook voetbalde het sinds het ontstaan van de Bundesliga in 1963 nooit in een andere reeks. Werder Bremen volgt op één seizoen, VfB Stuttgart en Bayern München (dat pas in 1965 naar de hoogste afdeling promoveerde) op twee. Om dat unieke feit te vieren tikt in een hoek van het stadion een klok met als opschrift: In der Bundesliga seit 44 Jahren, 93 Tagen, 19 Stunden, 15 Minuten, 20 Sekunden.

Een wandeling in de gang naar het restaurant, langs de ploegfoto’s uit vroegere tijden, leert dat Vincent Kompany niet de eerste Belg is die de kleuren van HSV verdedigt. Recentelijk was er natuurlijk Daniel Van Buyten en van 1984 tot 1988 voetbalde hier ook Gerard Plessers (ex-Standard), tot het pas opgerichte RC Genk hem als boegbeeld van de nieuwe fusieclub naar Limburg terughaalde.

In de barre kou wachten na de training twee Belgen geduldig op Vincent Kompany. Geralph Poelaert uit Viane en Bart Haelterman uit Onkerzele (beide in de buurt van Geraardsbergen) legden de dag ervoor 600 kilometer af om hun idool in competitie bezig te zien. Na de wedstrijd wachtten ze hem buiten anderhalf uur op, in de vrieskou. Kompany beloofde vandaag nog even goeiendag te komen zeggen.

Precies 44 jaar, 93 dagen, 20 uur, 25 minuten en 25 seconden na HSV’s debuut in de Bundesliga, stapt Kompany de interviewruimte binnen. “Ik ben nog even met die twee jongens gaan praten.”

Doet dat je nog iets, twee jongens die op jou staan te wachten?

Vincent Kompany: “Het moet je raken. Niemand wordt als voetbalster geboren. Iedereen heeft er hard voor gewerkt, je mag het niet beschouwen als iets normaals. Ik heb evenveel respect voor die jongens als zij voor mij.”

Aan wie heb je vroeger zelf handtekeningen gevraagd?

“Mijn eerste handtekeningen kreeg ik van Olivier Doll, Pär Zetterberg en Bertrand Crasson toen we met de jeugd in een restaurant zaten samen met het eerste elftal van Anderlecht. Ik verzamelde die handtekeningen omdat al mijn ploegmaats dat ook deden. Later kreeg ik na een training van Marseille handtekeningen van Robert Pires en Fabrizio Ravanelli. Bewust handtekeningen verzamelen deed ik niet. Ik had wel mijn idolen, maar aan materiële, tastbare zaken hechtte ik weinig belang.”

Hoeveel handtekeningen deel je zelf uit?

“Véél. Soms staan na de training nog 100 of 200 supporters te wachten. Hier in Duitsland is dat ook een cultuur, handtekeningen verzamelen. Als je een slecht humeur hebt, sta je minder graag een uur in de kou, maar dan moet je eraan denken dat die mensen daar al veel langer staan. Ook na een nederlaag doe je dat. Net als je verloren hebt, moet je je hier tonen. Vorig jaar ging het slecht, ik was als duurste aankoop uit de clubgeschiedenis lang geblesseerd en toch stonden ze na elke match op ons te wachten om ons te steunen, niet om ons uit te schelden.”

Wie waren jouw idolen toen je jong was?

Marcel Desailly. Iemand wiens stijl een beetje leek op de mijne. In andere sporten bewonderde ik Ayrton Senna en Mohammed Ali. Die heb ik zelf niet meer zien boksen, maar ik heb wel beelden van hem gezien en veel over hem gelezen.”

Welke vraag had je ooit willen stellen aan je idolen?

“Ik ben ooit op Booba afgestapt, wiens muziek ik heel graag hoor. Ik heb hem dat ook gezegd, niets meer. Ik heb niet de arrogantie om te denken dat ik hun tijd zomaar in beslag mag nemen terwijl we elkaar helemaal niet kennen. Als ze geen muzikant of voetballer waren geworden, had ik hen niet eens gekend. Waarom geeft het feit dat ze bekend zijn mij het recht hen te gaan storen?”

Welke posters hingen er op jouw kamer?

“Tussen mijn veertien en zestien waren dat foto’s van AC Milan, Marseille en Barcelona. Een aantal was van mijn broertje, met wie ik de kamer deelde. Als ik er één ophing van Milan, hing hij er één van Inter. Was ik voor Barcelona, supporterde hij voor Real.”

Hard werken

Wat zeg jij als jongeren je vragen wat ze moeten doen om ook zo’n goeie voetballer te worden?

“Er is maar één antwoord: hard werken. Met talent alleen kom je er niet. De beste spelers zijn diegenen die er het hardst voor gewerkt hebben. Om dat werk aan te kunnen moet je eerst passie hebben. Als je die passie hebt, is hard werken aangenaam. Zonder die passie ga je nooit iets speciaals bereiken. Ik héb spelers gekend met talent, die het niet maakten, maar ik ga geen namen noemen. Ik zie niet in waarom ik het die jongens nog moeilijker zou maken. Sommigen hebben er zelf schuld aan dat ze het niet haalden, anderen kunnen er weinig aan doen, door familiale omstandigheden of blessures.

“Iemand die de wilskracht en de kwaliteiten heeft, kan je niet belemmeren om het te maken – tenzij er zware blessures komen -, maar om het beste uit je talent te halen is professionele begeleiding nodig en een gezonde familiale omgeving.”

Waarom heb jij het wel gehaald? Is dat toeval?

“Toeval speelt mee. Ik ben doorgebroken op mijn zeventiende en was vanaf mijn negentiende bijna twee jaar geblesseerd. Breek ik twee jaar later door, of raak ik twee jaar eerder geblesseerd, dan zitten we hier waarschijnlijk niet. Om echt helemaal van een achillespeesblessure te herstellen en op topniveau terug te keren heb je de beste medische begeleiding nodig. Die kreeg ik. Of ik die ook gekregen zou hebben als ik nog geen profcontract had en niet was doorgebroken, of als ik in een kleinere club had gespeeld, is lang niet zeker. Stel dat je dan moet werken of studeren, dan kan je je niet permitteren om al je tijd aan revalidatie te besteden. Als je nog geen inkomen hebt, kan je je studies of je werk niet zomaar laten vallen.”

Stond bij jou in je jeugd alles in het teken van voetbal?

“Neen. Ik ben bij de scouts geweest en ik deed aan atletiek. Ik woonde in een buurt met niet zo’n goede reputatie, ben ook met verschillende milieus en culturen in contact geweest. Al die invloeden, goede en slechte, hebben me gemaakt tot wie ik ben.”

Je was ook goed in atletiek. Waarom ben je daar niet in doorgegaan en koos je voor voetbal?

“Het gaat om passie. Mijn passie lag bij het voetbal. Ik ging niet graag alleen lopen in het bos, maar ik kon wél vijf uur aan een stuk met de vrienden voetballen op een pleintje. Atletiek is even zwaar, maar als het geen prioriteit is, maak je het daarin niet. Ik doe niet graag dingen waarvan ik voel dat ik ze niet tot een goed einde kan brengen.”

Studies met ups en downs

Klopt het dat je ooit op school bent weggestuurd?

“Ja, op mijn veertiende. Dat kwam op een moeilijk moment in mijn leven, toen alles mis dreigde te gaan. Mijn vader was zijn werk kwijt, had een interessant project maar geen geld om het te realiseren. Mijn ouders waren aan het scheiden, op school waren mijn examens slecht door het vele reizen met het voetbal, waardoor ik mijn jaar moest overdoen. In het voetbal moest ik vier maanden aan de kant blijven met een knieblessure. Ik was zo ontgoocheld dat ik vaak gewoon afwezig bleef wanneer ik verondersteld werd op de club aan mijn revalidatie te werken. Bij de nationale ploeg was ik om disciplinaire redenen naast de ploeg gezet. Op die leeftijd was ik ook beïnvloedbaar, hing ik veel op straat rond. Ik stond echt op een tweesprong.”

Hoe slaagde je erin de goede weg te kiezen?

“Door al die negatieve dingen op een positieve manier te bekijken. Ik voelde me niet goed meer in de nationale ploeg, dus was het beter om daar een tijdje weg te blijven. Ik voelde me niet goed in mijn oude school, dus verhuisde ik naar een nieuwe school waar ik wél voetbal en studies kon combineren: het Gemeentelijk Atheneum van Anderlecht. Thuis ebde de spanning tussen mijn ouders weg en deed ik mijn best om de band met beide ouders hecht te houden. Terwijl mijn leeftijdsgenoten met de nationale ploeg weg waren, kon ik mijn achterstand op school inhalen. Ik heb in die periode ook drie keer zoveel getraind als anders. Om halfacht vertrok ik naar school, dan was ik weg tot tien uur ’s avonds. Elke dag trainde ik bij: de ene keer krachttraining, de andere keer voetbal, dan weer atletiek, nog eens met een oudere leeftijdscategorie …”

Veel jonge voetballers maken hun school niet af.

“Ik ging helemaal niet graag naar school. Iedereen zei me dat ik alles had om een briljante student te zijn, als ik maar een beetje moeite zou doen, maar dat was voor mij geen prioriteit. Pas toen ik van school veranderde en dicht bij een profcontract zat, wilde ik wél slagen op school. Dat was ook een reden waarom ik niet vroeger een transfer deed: om die school te kunnen afmaken. Ik kom uit een buurt waar de mensen altijd pech hebben. Ik wilde niets aan het toeval overlaten. Als ik het moeilijk had, sprak ik met een van mijn ouders, of met een leraar. Dat waren de schouderklopjes die ik nodig had om weer gemotiveerd te raken.”

Je bent na je middelbaar zelfs universitaire studies begonnen. Economie aan de VUB. Waarom ben je daarmee gestopt?

“Toen kwam net die blessureperiode. Op dat moment heb ik bewust alles opzijgezet. Ik wou door niets meer afgeleid worden. Ik heb alles op het voetbal gezet omdat ik wist dat het een beslissend moment was in mijn carrière en dat ik er anders nooit uit zou komen.”

Wat zou je geworden zijn als je geen profcontract had gekregen?

“Door de opvoeding die ik van mijn ouders kreeg, zou ik niet in de criminaliteit beland zijn, al was dat in de buurt waar ik opgroeide een mogelijkheid. Ik had ingenieur kunnen worden, of brandweerman, of in het leger gaan.”

Wat ga je na je loopbaan doen?

“Ik zou heel graag iets doen in het caritatieve, iets met ontwikkelingssamenwerking: meehelpen aan het onderwijs voor kinderen in ontwikkelingslanden of aan de medische zorg. Ik wil tijdens mijn carrière genoeg middelen verwerven om elders dingen in beweging te brengen. Op dat vlak veel impact hebben lukt me alleen indien ik een mooie carrière maak.”

Is voetballen nog leuk, nu het je werk is?

“Absoluut. Zelfs tijdens mijn vakantie voetbal ik. Het heeft te maken met passie.”

Maakt het jou veel uit of je in een klein dan wel in een groot en vol stadion speelt?

“Toen ik de eerste keer in een vol stadion met Anderlecht mocht aantreden, met meer dan 20.000 mensen in de tribunes, dacht ik: wauw! Vervolgens kom je hier, waar elke week bijna 60.000 man zit, en denk je: dit is de top! Als je zo’n volle Arena binnenstapt, voel je dat er niet alleen 60.000 man, maar een hele stad op je zit te wachten. In België is dat anders, omdat de clubs zo dicht bij elkaar liggen dat je in Brussel ook fans van Standard hebt en omgekeerd. Een reeks lager is hier wel FC Sankt Pauli, maar je moet meer dan honderd kilometer rijden eer je weer een club van het niveau van HSV vindt. Hier zijn er amper supporters van Bayern. Je voelt echt wel dat je niet alleen de kleuren van een club verdedigt, maar ook van een stad met meer dan één miljoen inwoners.”

Congo en de wereld

Je trok afgelopen zomer naar Congo. Wat blijft je daarvan bij?

“Het was een enorme levensles. Ik zou alle ouders aanraden om met hun kinderen eens naar een ontwikkelingsland te gaan en aan den lijve te ervaren hoe het leven daar is. Eens je daar bent geweest, ga je veel dingen hier anders bekijken.”

Wat verraste je het meest?

“Dat veel mensen leven in omstandigheden waarin veel Europeanen zich een kogel door het hoofd zouden schieten. En tóch nog proberen te overleven. De energie die deze mensen uitstralen terwijl ze in zulke miserabele omstandigheden leven, is onvoorstelbaar.”

Je was er niet gechoqueerd?

“Ik wist dat ik er armoede zou zien, ziekte en corruptie. Misschien frappeerde die corruptie nog het meest. Alles is daar corrupt. Politieagenten en ambtenaren gaven we uit principe geen geld, maar je gaat de mensen daar op een andere manier bekijken. Een soldaat heeft een wapen, een uniform, maar geen maandloon. Wél een vrouw en kinderen. Wat moet ik zo’n man dan zeggen? Ga werken? Hij wérkt al, maar wordt niet betaald. Ik heb heel veel geld gegeven aan mensen die er niet om gevraagd hebben.”

Voelde je je daar thuis?

“Ja, net zoals ik voel dat België mijn thuis is. Hoe meer ik reis, hoe meer ik de wereld als mijn thuis beschouw. Waarom zou ik ergens niet welkom zijn, op voorwaarde dat ik respect heb voor de plaatselijke tradities? Dan kan dat land evenzeer het mijne zijn als dat van de mensen die er geboren zijn.”

België en zijn politici

Wat denk jij als tweetalige Brusselaar van de huidige politieke situatie in ons land?

“Eén ding begrijp ik meer en meer: dat er een enorm verschil is tussen de mening van het Belgische volk en wat de politici nastreven. Ik vind het normaal dat men zich ook Vlaming, Waal of Brusselaar kan voelen, maar waar men nu op aanstuurt, dat gaat mij te ver.”

Het raakt je wel?

“Ja. Ik zie daar een stel mensen in kostuum staan die zich als vertegenwoordigers van de gemeenschappen van België voordoen en de hele tijd ruzie maken. Dat ergert me. Ik voel me absoluut niet vertegenwoordigd door de politici die het nu tegen elkaar opnemen in het parlement. Wie geeft die mensen, die overmoedig worden naarmate ze vaker op tv komen, het recht het land te splitsen? Als het ooit tot een splitsing komt, moet dat gebeuren omdat daar gegronde redenen voor zijn, niet door mensen die denken dat ze de geschiedenis van Europa gaan herschrijven.”

Hoe zou jij de huidige politieke impasse oplossen?

“Ik moet geen lessen geven aan politici, ik geef enkel mijn mening als individu. Die luidt dat we begrip voor mekaar moeten hebben. Met een bepaald soort mensen aan tafel kan dat niet. Mijn moeder is vorige maand gestorven, een blonde vrouw met blauwe ogen. Wat zij me heeft meegegeven en wat ik altijd zal behouden, is een aversie tegen extreem-rechts. Wij Belgen moeten beschaamd zijn dat we een extreem-rechtse partij zo veel macht laten.”

Eén derde van de Vlamingen stemt voor hen.

“Het maakt me niet uit met hoeveel ze zijn. In Duitsland zal op een bepaald moment wel tachtig procent van de bevolking achter Hitler hebben gestaan, maar die andere twintig procent hadden wél gelijk. Of ze één dan wel twee derde van de stemmen in Vlaanderen halen, kan me niet schelen, ik blijf tegen extreem-rechts. Voor mij blijft die partij gelinkt aan Voorpost, aan neonazi’s. Die banden uit het verleden verdwijnen niet omdat een of andere politicus nu wel een sympathieke indruk maakt of goed overkomt.”

Waarom stemmen mensen dan voor hen?

“Over de hele wereld zijn mensen ontevreden over de politiek in hun land. Uiteindelijk besef je één ding als je veel gereisd hebt: we hebben het in België toch goed in vergelijking met de rest van de wereld. Met onverdraagzaamheid kom je nergens. Het is zeker niet opbouwend.”

Als je voor een interland het nationale volkslied hoort, vraag je je dan af: voor wie sta ik hier eigenlijk nog?

“Ik speel graag voor België. Ik heb nooit andere kleuren gekend. Ik ben fier als ik voor mijn land speel, maar iets minder fier als ik de commentaren in de Europese pers lees. Ik denk dat de menselijke aard naar sensatie neigt, dat veel mensen gewoon voor die ene partij stemmen omdat ze iets voelen bewegen, denken dat het interessant wordt en willen meedoen.”

Onlangs maakte een krant de denkoefening wie in welk team zou spelen als de nationale ploeg gesplitst zou worden. Opvallend: jij stond in beide ploegen, de Waalse én de Vlaamse. Bij welke hoor je na een mogelijke splitsing?

“Dan vraag ik de nationaliteit aan van het kleinste land ter wereld en mag iedereen me verder met rust laten. Waar moet ik me dan thuis voelen? Ik ben geboren in Brussel, ik ben geen Vlaming en geen Waal. Een splitsing zou niet alleen leiden tot twee zwakkere ploegen, ze zou beide landen op veel vlakken zwakker maken. Ik denk niet dat het ooit zover komt. Hoop ik.”

Principes

Welke eigenschap die je niet hebt, bewonder je stiekem bij anderen?

“Het vermogen van politici om met veel ingewikkelde woorden simpele antwoorden te omzeilen.”

Heb je dat met trainers ook?

“Trainers zijn vaak oud-voetballers, dus kunnen ze het minder goed uitleggen. Huub Stevens is wel een halve psycholoog. Die maak je niets wijs. Hij merkt aan je houding of je meent wat je zegt. Dat bewonder ik ook.”

Welke eigenschappen moet een goede trainer hebben?

“Hij moet respect krijgen van zijn spelers. Dat krijg je niet alleen met een bepaalde attitude, maar vooral met kennis. Een trainer die qua kennis niet ver staat, krijgt moeilijk een groep achter zich. Een trainer die zijn vak kent, mensenkennis heeft én uitstraling, is een topcoach.”

Hoe wil je als mens herinnerd worden?

“Dat ik altijd bereid was om anderen te helpen, dat ik iets verwezenlijkt heb voor anderen.”

Welke eigenschappen of levensles geef je later zeker aan je kinderen mee?

“Ik wil dat ze weten dat ze een grootmoeder hadden met principes. Mijn moeder heeft me geleerd dat het soms wel juist is om tegen iedereen op te staan voor je principes. Op korte termijn kan zo’n houding je in moeilijkheden brengen, maar op lange termijn maakt het je alleen maar sterker.” S

door geert foutré – foto’s: michel gouverneur

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content