‘Er zijn ergere dingen dan eens op de bank te moeten zitten’, zegt Kevin Vandenbergh, denkend aan François Sterchele. Uit zijn mond geen lelijke woorden meer over anderen, want eigenlijk is Kevin Vandenbergh gewoon een lieve jongen. ‘Men kan mij nooit verwijten dat ik oneerlijk ben geweest.’

Vijftien en een half was hij toen hij zijn opwachting maakte bij de grote jongens van Westerlo. “Ik was nog een kind”, zegt Kevin Vandenbergh, vijfentwintig ondertussen. Een kind in een wereld van volwassenen. En met een voormalige topvoetballer als goedbedoelende, maar veeleisende vader. Zijn jeugd was niet altijd even vrolijk en maakte van de jongen een in zichzelf gekeerde, wat nukkige jongeman die het etiket ‘arrogant’ kreeg opgekleefd, maar daarachter een kwetsbaarheid en gevoeligheid verborg die niemand wilde zien. Tien jaar later en na een ongewild sabbatjaar in Nederland lijkt een evenwichtige mens en voetballer naar de Jupiler Pro League te zijn teruggekeerd.

Je speelde amper bij FC Utrecht. Welk gevoel hou je over aan het voorbije seizoen?

Kevin Vandenbergh: “Ik ben veranderd als persoon. Niet alleen op het veld, maar ook ernaast. Op het veld heb ik heel hard gewerkt, vooral op het trainingsveld (lachje). Normaal werk je van weekend naar weekend. Als je zondags speelt, staan maandag en dinsdag in het teken van de recuperatie en begin je daarna alweer op te bouwen naar de volgende wedstrijd. Doordat ik meestal niet speelde, had ik op maandag wedstrijd met het tweede elftal of training. Op zulke momenten kon ik extra dingen doen.”

Zoals?

“Kleine dingetjes. Extra meters maken, want die mis je als je niet speelt. Je probeert een bepaald ritme aan te houden en dezelfde intensiteit te bereiken als iemand die wedstrijden speelt. Het is niet gemakkelijk om dat op training te simuleren, maar je probeert het wel. Ik denk ook dat ik een completere voetballer ben geworden. Ik heb links- en rechtsbuiten gestaan, op de tien ook, zelfs verdedigende middenvelder. De posities rond de spits kan ik nu ook invullen.”

Echt?

“Op mijn manier wel, ja. Een echte vleugelspits, zoals Arjen Robben, die voortdurend zijn man opzoekt en buitenom gaat, ben ik natuurlijk niet. Ik vul het anders in. Zoals Lucian Sanmartean, die vaak geblesseerd was bij Utrecht. Hij ging niet over zijn man, maar kwam naar binnen, liet zich betrekken in het spel, kaatste en zette combinaties op.

“Ik denk dat ik de mensen in Utrecht ervan overtuigd heb dat ik niet alleen een spits ben. Dat hebben ze mij ook gezegd, dat ze vinden dat ik geëvolueerd ben. Er zijn niet veel spitsen die deze posities ook kunnen invullen. Maar we zijn met een basisploeg aan het seizoen begonnen en zolang er geen geblesseerden of geschorsten waren, zijn die elf blijven staan. Wat er ook gebeurde. Het was gewoon de keuze van de trainer.”

Waarom ben je niet de diepe spits van Utrecht geworden?

“Dat is voetbal. Bij Inter zag niemand het nog zitten in Adriano, maar Mourinho komt en die zegt: ik wil Adriano terug. Maar in de wereld daarbuiten is het niet anders: mensen die heel goed hebben gewerkt onder een baas, komen er onder een nieuwe soms niet meer aan te pas. Vaak heeft dat niet met het voetbal of het werk zelf te maken.”

Toen je voor Utrecht tekende, roemde je de openheid en eerlijkheid waarmee je had kennisgemaakt in Nederland. Hoe open en eerlijk was Van Hanegem met jou?

“We hebben heel weinig met elkaar gesproken. Het was snel duidelijk dat hij enkele belangrijke spelers in de groep als aanspreekpunt had. Daar praatte hij vaak mee. Met de andere jongens had hij heel weinig contact. Ik geloof dat hij met geen drie spelers echte gesprekken heeft gehad.”

Nooit zelf op hem afgestapt?

“Eén of twee keer. Hele korte gesprekjes. Ik herinner me dat het eens is gebeurd nadat ik bij een invalbeurt tegen VVV had gescoord. Het was niet echt wat je noemt ‘naar elkaar toe stappen’.”

Geen moeilijke jongen

Wat zal je onthouden van Van Hanegem?

“Het vele positiespel op training. En dat hij van kort spel houdt. Tachtig procent van de trainingen werd door de assistenten Van Loen en Nascimento gegeven. Zij deden ook de wedstrijdbesprekingen. Daar kwam hij niet aan het woord, voor het bord zag je hem nooit. Van Loen en Nascimento deden dat en aan het eind vroegen ze of er nog vragen waren. Of ze zeiden: ‘Willem, heb jij nog iets toe te voegen?’ Dat was aanpassen voor mij. Hij is meer een trainer naar het Engelse model, was mijn indruk.”

Hoe ging je om met je situatie?

“Ik heb geprobeerd er mentaal sterker door te worden. Ik had heel hard iets van: ze mogen me niks kunnen verwijten. Ik denk dat de mensen van Utrecht dat ook niet kunnen. Dat hebben ze me ook gezegd en daar respecteren ze me heel hard voor. Daarvoor was ik ook gekomen: op het einde had ik in België toch het gevoel dat de mensen een verkeerde indruk van mij hadden. Ik heb dat willen rechtzetten door te laten zien wie ik echt ben. Dat is me gelukt, denk ik. Die lijn wil ik nu doortrekken bij Germinal Beerschot.”

Je reputatie was die van een lastige jongen geworden. Iemand met een grote mond ook. Misschien paste je daarom beter bij de Nederlandse cultuur, dacht je. Maar als je weinig speelt, heb je weinig recht van spreken. Heb je je laten gelden?

“Dat bedoel ik net: ik heb een andere kant van mezelf laten zien. Niet voor de mensen die me echt kennen, die vinden het geen andere kant. Die weten dat ik geen moeilijke jongen ben. Het was ook mijn eerste jaar, dan ga je niet ik-weet-niet-wat doen. Ik heb me er gedragen als iedereen. De mensen die me hadden gehaald, de voorzitter en de technisch directeur, hadden me natuurlijk veel liever zien spelen, maar het is de trainer die beslist. Daar kan je weinig aan doen.”

Je was Utrechts duurste aankoop, je loon was naar verluidt niet mis, maar je speelde amper. Was het lastig daarmee om te gaan?

“Nee, lastig niet. Mocht ik tien wedstrijden op rij zijn gestart en daarin niet hebben gebracht wat ze van me verwachtten of helemaal door de mand zijn gevallen, dan zou ik het er moeilijk mee hebben gehad. Dan was ik niet geslaagd, dan zou ik een slecht gevoel hebben gehad. Nu kan ik mezelf niks verwijten. Buiten een kleine blessure, waardoor ik drie dagen out was, heb ik geen enkele training gemist. Ik ben altijd voluit blijven gaan. Het beste bewijs is dat er eens Belgische journalisten waren komen kijken, zonder dat ik het wist, en dat die schreven dat ik een heel gedreven indruk maakte. Terwijl ik die dag in het partijtje bij de invallers stond.

“Ik probeerde naar iets toe te werken en koesterde toch altijd de hoop: het komt wel. Ook na een paar invalbeurten waarbij ik scoorde. Maar als je een week later negentig minuten op de bank blijft, ga ik niet ontkennen dat je ontgoocheld bent. De eerste weken duurde dat een paar dagen, op het eind had ik het gemakkelijk twee uur na de wedstrijd al een plaats gegeven. Dat kon ik in België nog niet.”

Merkwaardig, het gemak waarmee je het allemaal lijkt te hebben aanvaard. Was je dan niet opstandig? Kwaad?

“Met boosheid bereik je niks. Ik ben enorm realistisch geworden. Misschien doordat je wat ouder wordt en meer oog begint te hebben voor wat er rond jou gebeurt. Als je achttien bent, denk je over weinig na en ga je maar door. Ik weet nu: je moet altijd van jezelf uitgaan. Als je alles geeft, op training en in de speelminuten die je zijn gegund, kan je jezelf niks verwijten. Dan kan je voor de spiegel gaan staan. En dan haalt het niks uit dat je dingen gaat zeggen. Integendeel, het helpt je meer achteruit dan vooruit.”

Zijn er mensen belangrijk geweest in dat proces?

“Ik vind wel steun aan mijn moeder en mijn vriendin, maar uiteindelijk moet je het toch allemaal zelf een plaats geven. Ik had in Utrecht veel contact met mijn vrienden. Die belden me bijna elke dag. Twee, drie gasten die me nu trouwens ook nog bellen, dus niet alleen toen het wat minder ging. Op zulke momenten besef je wie de belangrijke mensen in je leven zijn.”

Hoe is je relatie met je vader nu?

“Onveranderd. Maar mijn deur blijft altijd openstaan. Het is en blijft mijn vader. Met mijn moeder is de relatie super.”

Niks tegen Hugo Broos

Wat vind je nu van de vroegere Kevin Vandenbergh?

(denkt na) Misschien had ik bepaalde uitspraken niet moeten doen. Maar ik denk dat men mij nooit kan verwijten dat ik oneerlijk ben geweest. Ik heb altijd geprobeerd iets over te brengen zoals het is. Maar soms lukt dat niet omdat het uit zijn context wordt gerukt, of omdat het anders wordt gelezen dan je het hebt bedoeld. Misschien heb ik daarin fouten gemaakt. Zeg nooit nooit, maar ik ga proberen rustiger en realistischer met de dingen om te gaan.

“De momenten waarop ik dingen heb gezegd waarvan ik achteraf dacht: zo had ik het beter niet gedaan, was in negentig procent van de gevallen na een wedstrijd. Dan zijn de emoties anders. Ik heb vorig jaar geleerd dat het beter is na een wedstrijd te zwijgen. Dat is moeilijk natuurlijk, want de kranten moeten op maandag gedrukt zijn, maar ik denk dat het voor elke voetballer en trainer beter zou zijn.”

Denk je aan concrete uitspraken die je betreurt?

“Niet echt, nee. (denkt na) Onlangs stelde iemand me een vraag over Hugo Broos. Maar ik heb nooit problemen gehad met Hugo. Ik gun hem het beste: ik zou niet liever willen dan dat hij opnieuw als trainer aan de slag kan. Ik denk niet dat ik zo in mekaar zit dat ik een ander niets gun. Dat is door verscheidene mensen verkeerd geïnterpreteerd. En dan lijkt het alsof je met iets zit, terwijl er helemaal niks is. Van mijn kant toch niet.”

Voetballers die hun tong zevenendertig keer ronddraaien voor ze iets zeggen, zijn niet zo interessant voor journalisten.

“Misschien, maar voor mezelf is het beter dat ik rustiger ben geworden.”

Toen Germinal Beerschot tegen NEC sparde, kwam een Nederlandse journalist speciaal kijken in de hoop dat je eindelijk je gemoed zou luchten over Utrecht. Dat deed je niet, zoals je ook nooit uithaalde naar Genk.

“Moet dat? Vroeger reageerde ik sneller, dat klopt. Nu besef ik dat er veel ergere dingen gebeuren dan eens op de bank te moeten zitten. Daar kunnen ze van meespreken hier. Wat vorig seizoen is gebeurd… (Vandenbergh doelt op het overlijden van François Sterchele, nvdr). Sorry, dan betekent voetballen niet zo veel meer. Die week ben ik echt niet met plezier gaan trainen. Ik had helemaal geen zin om op het veld te staan, lachen was er niet bij. En ik zat in Utrecht, wat moet het niet geweest zijn voor de gasten hier of in Brugge? Ik realiseerde me dat ik blij mocht zijn dat ik nog kon voetballen en geen blessures had. Misschien heeft dat me ook geholpen om realistischer te worden.”

Een cynicus zou opmerken dat een blik op de bankrekening ook helpt.

“Absoluut niet. Youri Mulder heeft eens gezegd: een voetballer denkt één keer aan zijn contract, namelijk op het moment dat hij tekent. Het is de waarheid. Eens ik heb getekend, is mijn contract nog van ondergeschikt belang. Iedereen heeft graag zijn premie, maar je gaat allemaal voor hetzelfde doel. Dan speel je allen nog voor het team. Bovendien regelt mijn manager alles, ik hou me daar liever niet mee bezig.”

Een Nederlandse journalist rekende uit hoeveel je bij Utrecht verdiende per gespeelde minuut. Daar reageerde je naar verluidt nogal boos op.

“Toch niet, ik heb niet gereageerd. De club wel, daar waren ze wél boos. Omdat ik niet de eerste speler was met wie die krant dat flikte. Iedereen zegt: duurste aankoop, grootste salaris, maar eerlijk gezegd: ik denk het niet. Ik weet dat in Nederland iedereen qua loon redelijk kort bij elkaar ligt.”

400.000 euro bruto plus 200.000 euro tekengeld het eerste seizoen: dat is wat je verdiende, wordt gezegd.

“Totaal uit de lucht gegrepen. Het klopt niet.”

De goals van Barda

Heb je jezelf overschat als voetballer?

Hey, laten we realistisch blijven. Als we de cijfers erbij halen, denk ik dat we een antwoord hebben op die vraag. Cijfers liegen niet. Ik denk dat ik het in België degelijk tot goed heb gedaan. Maar ik wilde een completere voetballer worden en ik denk dat ik dat stukje heb kunnen toevoegen in Nederland.”

Bij Genk scoorde je over vijf seizoenen gemiddeld dertien keer. “Ik wil het Barda nog zien doen”, zei je twaalf maanden geleden.

“Genk had Barda en Dahmane gehaald, en Vossen kwam kijken. Iedereen zei dat ze spitsen hadden die er twintig gingen maken. Ik heb toen gezegd: ik wil het die jongens nog zien doen, vijf jaar aan een stuk dat gemiddelde aanhouden.”

Zestien doelpunten is toch al geen slecht begin van Barda.

“Ik heb er eens twintig gemaakt. Met de testwedstrijden tegen Standard erbij, waarin ik drie keer scoorde. Barda is een goede speler, dat wist ik vorig jaar al. Daar gaat het ook niet om, wel over de constante die je in je doelpuntenproductie legt. Je moet bevestigen.

“Mijn eerste jaar in Genk speelden we Champions League. Dat was onder Vergoossen. De eerste negen competitiewedstrijden was ik er niet bij. Ik had het EK U19 achter de rug en had daardoor een stuk van de voorbereiding gemist. En toch maakte ik nog vijftien doelpunten. Natuurlijk verwachten ze het seizoen daarna, als je negen matchen méér speelt, dat je er twintig maakt. Maar ik maakte er maar elf. Het jaar van de bevestiging is altijd moeilijker. Daarom zeg ik dat ik het niet slecht heb gedaan.”

Nederland moest het opstapje naar Spanje worden. De Primera División was de droom. Nog altijd?

“Nog altijd, ja. Maar ik bekijk het zo niet meer, wel van wedstrijd tot wedstrijd. Zelfs van dag tot dag en van training tot training. Ik ben pas vier weken aan het trainen. Dat betekent dat ik minstens twee weken achterop lig tegenover de andere jongens. Ik probeer nu zo snel mogelijk weer op niveau te zijn.”

En op de langere termijn?

“De kansen om naar Spanje te gaan zijn er nu al geweest, maar ik heb het niet gedaan. Ik heb gekozen voor het goede gevoel en het plezier. Het moment was niet goed om nu al een volgende buitenlandse stap te zetten. Het was België of in Nederland blijven.”

Nationale ploeg als doel

Voelt het niet aan als een terugkeer met de staart tussen de benen?

“Nee. Mocht ik het zo aanvoelen, dan had ik het niet gedaan. Germinal Beerschot is een ambitieuze club. Het gemakkelijkste was geweest dat ik bij Utrecht bleef. Nu sta ik voor een moeilijkere uitdaging.”

In de Belgische stadions had het publiek het steeds vaker op jou gemunt. Ook daarom leek een vertrek je aangewezen. Vrees je de reacties nu niet?

“In elke ploeg lopen er spelers waar de supporters van de tegenpartij het niet op hebben begrepen. Maar alles is relatief: volgend jaar hebben ze die speler misschien in hun ploeg en dan juichen ze hem toe.”

Vorige zomer hield je bij hoog en bij laag vol dat je bij Genk had kunnen blijven, al zat je er op een dood spoor. Ook nu zei je: “Ik wilde absoluut niet weg bij Utrecht.” Vreemd toch?

“Ik vind dat geen merkwaardige uitspraken. In een seizoen kan veel gebeuren. Een jaar geleden moest Nelisse absoluut weg bij Utrecht, ze stuurden hem zelfs op test naar Cyprus en Israël. Maar dan komt Van Hanegem en die zegt: Nelisse blijft, hij is mijn spits. Zo is de realiteit. Je kunt ineens zomaar spelen en het beste seizoen uit je leven spelen. Daarom zeg ik dat je ervoor moet zorgen dat je jezelf op training niks kan verwijten en klaar bent voor de match.”

Vanavond speel je met de Rode Duivels tegen Duitsland. Je laatste selectie dateert van juni vorig jaar, je laatste invalbeurt zelfs van februari 2007. Heb je de nationale ploeg nog gevolgd sindsdien?

“Ja, er zit veel talent in België. De kern is jong, maar de resultaten zullen komen. Daar ben ik van overtuigd. Met zoveel potentieel kan dat niet anders. Toen ik er nog bij was, was de sfeer erg goed. Ik herinner me die reeks oefenmatchen tegen onder andere Turkije en Saudi-Arabië. We verloren niet, alles was positief. Eens dat terug is, is de ploeg vertrokken. Wedstrijden worden steeds vaker in details beslist. In de voorbije campagne zaten ze vooral tegen.”

Mirallas en Dembélé zitten op de Spelen in China. Had je op een nieuwe selectie gerekend?

“Ik was er niet mee bezig. Ik werk van dag tot dag, van week tot week. Als de prestaties en de doelpunten terugkomen, volgt de rest wel. Ik wil eerst hier opnieuw mijn niveau halen. Maar ik ga niet ontkennen dat het een doel is om terug bij de nationale ploeg te geraken dit seizoen. Dat staat absoluut buiten kijf.” S

door jan hauspiebeeld: michel gouverneur (reporters)

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content