Karl Dhont, in het ‘gewone leven’ directeur van de anticorruptiecel (Ethics and Disciplinary Unit) van de UEFA, is sinds eind de jaren zeventig gebiologeerd door Club Brugge. Een monoloog over blauw-zwarte passie, die begint aan een levensgroot zwart-witportret van Raoul Lambert.

‘Toen mijn vriend Benoît van Innis, een van de meest onderschatte Belgische kunstenaars én een onvoorstelbaar fanatieke Clubsupporter, hier op bezoek was, stond hij met open mond naar de foto te kijken. Bijna neurotisch. ‘Wat heb jij met Raoul Lambert?’, vroeg hij. Ik vertelde hem over de supportersavonden in cafés in Lauwe en Wevelgem, momenten waarvoor een dorp eind de jaren zeventig nog leeg liep. Alsof de Sint op bezoek was. Raoul had toen net een boekje geschreven – Voetballen is aanvallen! -, die avond in 1977 heeft hij mijn exemplaar getekend. Ik heb er zelfs nog een foto van: Raoul en ik, op plastic tuinstoelen. Ik heb dat boekje als kind meer dan honderd keer gelezen. Ik weet meer over zijn leven dan Raoul zelf. (lacht)

‘Benoît vertelde dat hij al jaren naar dat boek op zoek was. Tevergeefs. Tot ik me plots herinnerde dat ik in mijn bibliotheek nog een tweede exemplaar had. ‘Voor jou, Benoît.’ Hij zat ademloos naar de handtekening van Raoul te staren. Volledig geblokkeerd, een half uur niet beseft dat hij aan tafel zat. En zijn vrouw maar roepen: ‘Benoît, Benoît, Benoît!’ Dat doet Club Brugge met mensen.

‘Toen ik met Stefaan Lammens en Stephan Vanfleteren – twee jeugdvrienden – aan het boek Stam N° 3 werkte, hebben we meer zulke verhalen gehoord. Een supporter die zich, wanneer hij niet in het stadion is, op de zolder opsluit en pas naar beneden komt als de wedstrijd gedaan is. Of het verhaal van Veronique, die in de straat van het Jan Breydelstadion woonde en een huis in Loppem had gekocht, zodat ze ook binnen enkele jaren dagelijks het stadion zou kunnen zien. Maar het stadion wordt niet in Loppem gebouwd… Toen ik haar onlangs vroeg wat ze nu van plan was, antwoordde ze: ‘Verkopen en langs de Blankenbergse Steenweg een nieuw huis kopen.’ Ze meende het.

‘Ongebreideld fanatisme, onverklaarbaar gedrag… Ik snap nog altijd niet dat volwassen mensen die zowel professioneel als privé gelukkig zijn, zich dágen slecht kunnen voelen na een verloren match. Waarom vieren mannen die goed in het leven staan een doelpunt van iemand alsof het hun beste vriend is. Kehinde Fatai, amper een paar maanden bij Club gespeeld en slecht. Maar: de 4-0 tegen Anderlecht gescoord. Dat is blijkbaar voldoende. Ik snap dat soms ook niet.

‘Club schept een band, ook tussen mensen die op het eerste gezicht niets gemeenschappelijk hebben. Freddy De Vadder, een goede vriend met wie ik in Menen op het college zat, vertelde me dat er na een optreden iemand naar hem toekwam: ‘Wij staan in hetzelfde boek: Stam N° 3.’ Er zijn supporters waar ik al meer dan 35 jaar goeiendag tegen zeg.’

FIETSEN NAAR BRUGGE

‘Mijn vader gaat al naar Club sinds de jaren vijftig, toen hij om de twee weken op zondag met de fiets van Deinze naar de Klokke reed. Met de fiets naar Brugge! Europese verplaatsingen gedaan, toen dat nog echte expedities waren. Naar Bazel, naar Rome… En nu, dik voorbij de zeventig, nog altijd heel fanatiek. Sinds het overlijden van mijn moeder bellen we bijna elke dag, ook al zit ik in het buitenland, en telkens valt de naam Club Brugge. ‘Verdomme, het was weer niet goed…’ Onze band is door het voetbal nog sterker geworden. Immens, maar dat heb ik met sommige vrienden ook.

‘Mijn eerste match in het stadion was de halve finale van de Europabeker voor landskampioenen. Acht jaar jong, op de knie van vader, toen René Vandereycken Club in de 116e minuut naar de finale op Wembley schoot. Volwassen mannen in tranen… Mijn vader en moeder waren erbij in Londen, mijn zusje en ik bleven bij een oom en tante. Om acht uur moest ik naar bed. Geen finale op tv, het was volgens mijn tante al te laat. Ik zat stilletjes op de trap te luisteren naar de live-uitzending op televisie. Ik heb het mijn tante nooit vergeven. (lacht) En vader, kwaad toen hij het hoorde: ‘Waarom mocht die kleine niet naar de finale kijken?’ Nu, meer dan 35 jaar later, heb ik het met mijn vader wellicht al meer dan 50 keer over die match gehad. ‘Verdomme, we speelden met een halve ploeg…’

‘Toen we onlangs tegen Manchester United speelden, heb ik mijn dochter Murielle meegenomen. Acht jaar, net als ik in 1978. Een avond vol symboliek: pa, ik en mijn dochter, samen in de tribune. De cirkel is rond. Maar tegelijk een tweesnijdend zwaard, want ik wil mijn fanatisme niet doorgeven. Ze gaat af en toe mee, onlangs zaten we samen in de zetel naar de match tegen Midtjylland te kijken. Ontgoocheld, maar ik probeerde de uitschakeling te plaatsen. ‘Kind, Club speelt 60 matchen op een seizoen…’ Of: ‘We kunnen de Europa League toch niet winnen.’ Totaal anders dan mijn vader vroeger, die ik van alles heb horen roepen. Verwensingen.’

MIRAKEL OP MILAN

‘Toen ik een jaar of twaalf was en bij White Star Lauwe speelde, bleef ik met mijn vader tot 13 uur in de kantine. En dan snel met mijn fietsje naar de sporthal, waar de supportersbussen vertrokken. Zakje chips, pistolet met gehakt en daarna met de helft van mijn ploeg op de bus. Naar Brugge, Antwerp, Luik of Anderlecht. Veertien jaar en mee met de bus naar Nottingham Forest en Tottenham Hotspur. Schitterende momenten, met tientallen lotgenoten. Twee dagen onderweg voor een voetbalmatch, wisten wij veel waar Nottingham lag. (lacht) Pure nostalgie.

‘Ik heb 53 Europese verplaatsingen achter de rug, de laatste vier jaar nog amper. Hannover en Birmingham, ja. Maar Kopenhagen of Aalborg, who cares? We zijn met de oude maten wel naar Old Trafford geweest. Waarom? Omdat we stiekem hoopten een mirakel mee te maken. Zoals op AC Milan, in 2003. Ik werkte toen in Lucca (als directeur van Gruppo SNAI SpA, de nationale sportloterij, nvdr) en legde zelf een bus naar Milaan in. Vader, schoonvader, echtgenote, vrienden, collega’s. Club was in die periode goed, met een toptrainer – Trond Sollied – die altijd van de eigen sterkte uitging. 0-1, AndrésMendoza. Feest! We zijn de hele nacht op stap geweest,’s morgens rond zes uur van de bus gestapt en om acht uur zat ik aan mijn bureau.

‘Ik heb elf jaar in het buitenland gewerkt (vier jaar in Londen, zeven jaar in Italië, nvdr), maar de matchen in de Champions League wilde ik niet missen, ook al moest ik de hele nacht wakker blijven en ’s morgens het eerste vliegtuig nemen. Milan, Ajax, Galatasaray, Borussia Dortmund… Daar móést ik bij zijn. Ik heb in die elf jaar matchen gemist, ja, maar tegen Anderlecht, Antwerp of Standard was ik er meestal bij.

‘Als we tegen Anderlecht moeten spelen, dan word ik wakker als een ander mens. ‘Kom maar af…’ Aversie. De bekerfinale van vorig seizoen… (blaast) Slechte match, rampzalige tweede helft, maar een onwaarschijnlijke ontknoping. Ik spring nooit recht, maar na de 2-1 was ik even weg van de wereld. Ik stond plots ergens anders in de tribune. (lacht) Ín Brussel, tégen Anderlecht, zó lang niets meer kunnen vieren…

‘En: binnen 20 jaar maken we daar een wereldmatch van. Net zoals de mannen van mijn generatie nog spreken van de gouden lichting van Henk Houwaart. We lachen er soms zelf mee. Wat hebben we in die vijf seizoenen gewonnen? De bekerfinale in 1986 tegen Cercle in ons stadion, toen we twee penalty’s kregen, en een titel in 1988. Zó goed kan het dus niet geweest zijn. Want: de testmatchen tegen Anderlecht verloren. Zelfs Freddy De Vadder heeft er in zijn shows lang mee gelachen. De gouden lichting van 1986, met Serge Kimoni en Luc Beyens?’

MARKETEERS

‘Ik heb op geen enkel moment afgehaakt. Niet als adolescent, niet als universiteitsstudent politieke en sociale wetenschappen, toen ik in de weekends in Gent bleef en met de trein naar het voetbal ging. Naar Anderlecht! Met 1000 man in het station arriveren, een korte wandeling naar het Constant Vanden Stockstadion die ons nu 10.000 GAS-boetes zou opleveren… (lacht) Precies de Far West.

‘Ik herinner me een Europese verplaatsing naar Katowice (1991, nvdr), net na mijn tweede zittijd. Vijf vrienden die met een oude Saab voor vijf dagen naar Polen vertrokken. We zijn uiteindelijk vier weken weggeweest. Krakau, Wroclaw, Berlijn… Schitterende herinneringen, de romantisering van de eigen jeugd. Ik zou graag opnieuw het voetbal beleven waarmee ik ben opgegroeid, want dat zou betekenen dat we nog altijd een Europese grootmacht zijn. Twee Europabekerfinales en een halve finale in drie jaar, dan ben je het Real Madrid en Barcelona van vandaag. Wereldtop! Het kon alleen maar slechter worden, maar als kind of tiener besefte je dat niet.

‘Tien jaar zonder landstitel, niet best, maar heel af en toe proef ik nog de sfeer van vroeger. Het stadion dat, bij manier van spreken, de rug nog eens recht en ontploft. En als het wat minder loopt, dan kan ik er nog altijd enorm van genieten om met mijn maten na de match te blijven hangen.

‘Ik had een tijdje geleden Engelse vrienden uitgenodigd voor de match tegen Racing Genk, die stomverbaasd waren toen voor de match You’ll never walk alone werd gespeeld. ‘Wat gebeurt er? Zijn jullie een satellietclub van Liverpool?’ Ik word daar ook gek van. Dat is ons clublied niet, maar een ingeving van een of ander marketingmannetje. Fake! Waarom niet Hand in hand kameraden? Of Blauw en Zwart Forever? De Buffalomars of ’t Vliegerke van Walter De Buck in de Ghelamco Arena, dat is toch veel mooier? Of in Kortrijk: Vis in de Leie van Johny Turbo, bij wie ik nog veel op café heb gezeten. Fantastisch! Nog zoiets: No Sweat/No Glory… (kijkt vragend) Wat is dat zeg?

‘We zijn in de eerste plaats een volkse club, net als Standard en Feyenoord. Dát moeten we koesteren. Als ik mijn auto voor de Clubshop parkeer, dan zie ik het oude Clublogo op de gevel. Immens mooi… Al dat volk, rang en stand door elkaar, dat zich een weg naar de tribunes zoekt. Zoiets ontroert me telkens weer. Dát is Club Brugge, in mijn jeugd belichaamd door Jan Ceulemans, mijn absolute favoriet.

‘Als ik aan Ceulemans terugdenk, dan zie ik een lichtblauw shirt met Assubel, een slecht veld waarop Jan met de sokken naar beneden naar voren sjokt. Trekken, sleuren en beuken. Gekleurde herinneringen aan een ploeg die zogezegd nooit opgaf, maar toen ook slechte matchen speelde. Dat hij als trainer werd ontslagen, was niet oké, maar het wegsturen van Luc Devroe vind ik nog altijd een van de grootste fouten van de laatste jaren. Devroe haalde Ivan Perisic en Thomas Meunier voor nul euro naar Brugge… Ik ben fanatiek, absoluut, maar als het slecht gaat, dan zeg ik het ook.

‘Door mijn job als directeur van de anticorruptiecel van de UEFA ben ik iets cynischer geworden, al probeer ik niet in de val van de overcompensatie te trappen. Ik heb collega’s die nooit meer naar een match kijken, terwijl ik nog altijd een abonnement heb. Het blijft Club Brugge, de club waar ik al meer dan 35 jaar voor supporter. Mijn stam.’

DOOR CHRIS TETAERT – FOTO’S BELGAIMAGE – CHRISTOPHE KETELS

‘Ik snap nog altijd niet dat volwassen mensen die zowel professioneel als privé gelukkig zijn, zich dágen slecht kunnen voelen na een verloren match.’ KARL DHONT

‘Ik zou graag opnieuw het voetbal beleven waarmee ik ben opgegroeid, want dat zou betekenen dat we nog altijd een Europese grootmacht zijn.’ KARL DHONT

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content