Modeontwerper Dirk Bikkembergs geniet van zijn speeltje FC Fossombrone en is niet van plan uit het voetbal te stappen. ‘Ik heb mijn passie gevonden.’

Het eerste wat Dirk Bikkembergs doet wanneer hij in München op het vliegtuig naar Ancona stapt, is de Gazzetta dello Sport meeritsen. Informatie over zijn eigen ploeg, FC Fossombrone, vindt hij er niet in. De Gazzetta bericht alleen over het profvoetbal in de vier hoogste reeksen. Een keer per week komen de uitslagen van de Serie D, de vijfde klasse, aan bod. Fossombrone zit daar nog een reeks onder, in de Serie d’Eccelenza van de regio Marche, omgerekend de zesde klasse.

Toch leest Bikkembergs dagelijks de krant waarvan zijn eigen logo de voorpagina siert, op zoek naar ideeën. “Onlangs stond er een artikel in over nieuwe stadions. Dat gaat in mijn privémap.”

Het eerste wat Dirk Bikkembergs bij zijn aankomst in Ancona doet, is zijn achtergebleven bagage aangeven. Daarna zegt hij : ‘De volgende keer koop ik een vliegtuig !’

Fossombrone is een oud Romeins heuvelstadje met 9000 inwoners, op een kwartier rijden van badplaats Fano, geprangd tussen de Metaurusrivier en een steile heuvel. Het sociale leven speelt er zich af in de lange hoofdstraat. Naast het bedrijf waar Bikkembergs’ collecties geproduceerd worden en FC Fossombrone is er nog een succesvolle basketploeg die Bikkembergs bestookt met uitnodigingen. “Maar je kunt niet alles doen, ik heb maar één leven.”

Dat Bikkembergs in Fossombrone belandde, is toeval. “Na mijn studies werd ik gecontacteerd door een bedrijf uit Firenze. Een van de mensen die voor die zaak werkte, kwam uit Fossombrone. Toen ik later mijn eigen weg ging, kwam ik naar hier omdat ik er met mijn neus op de productie zit. Woont die medewerker in een ander dorp, dan koop ik waarschijnlijk daar een voetbalploeg.”

Bikkembergs lijkt niet van plan Fossombrone én het voetbal te verlaten. “Ik heb mijn passie gevonden. In mijn leven heb ik maar tijd voor één passie : ik ga gewoon door met het voetbal. Ik ben niet van plan om straks marsmannetjes te maken.”

De overname volgde na de promotie van FC Fossombrone uit de Prima Categoria naar de Serie d’Eccelenza, waar het voorheen al eens speelde. Hoger voetbalde de club nooit.

De komst van Bikkembergs kreeg ruime aandacht. Marche heeft maar één eersteklasser : nieuwkomer Ascoli helemaal in het zuiden. Ook dit weekend siert een kop van Bikkembergs de voorbeschouwingen op de wedstrijd in de krant. “Hier gebeurt verder niets.”

Fossombrones competitiestart viel tegen. De internationale perscampagne, de nieuwe luxeautocar en de spelersuitrustingen op maat stimuleerden in eerste instantie vooral de tegenstanders. Nul op negen haalde de ploeg. Sindsdien verloor Fossombrone niet meer.

Om elf uur zondagochtend verzamelen de spelers voor de lunch in het spelershome dat aan de fabriek paalt. Een mooi staaltje van modern en sfeervol design, met levensgrote foto’s van alle spelers. Zo vind je er geen in de Belgische eerste klasse. De trainer vindt het maar niets dat de gasten het wekelijkse voorbereidingsritueel verstoren. In het centrum verontschuldigt Bikkembergs zich, iets wat hij ook al tegenover de trainer deed. “Dom van mij. Ik had niet het recht om de wedstrijdvoorbereiding te schaden. Die gasten zijn zo bijgelovig.”

Aan het stadion is nog werk. Het oefenveld is een zandbak. Er is geen kantine of ontvangstruimte, er is alleen een dak boven de hoofdtribune. Een paar honderd toeschouwers trotseren er Belgische wintertemperaturen. Boven in de tribune verkoopt een meisje warme wijn en pistachenootjes. Er is geen muziek, alleen de namen van de spelers worden omgeroepen. Rond het veld staan geen andere publiciteitsborden dan die van Bikkembergs. De Bikkembergsvlaggen hangen er slap bij. “Geen wind, daar moet ik iets op vinden.” Er wordt gespeeld met Bikkembergsballen. FIFA Approved. Na de wedstrijd kuieren de spelers in Bikkembergsbadjassen door de gang.

De wedstrijd haalt het niveau van een topper in de Belgische vierde klasse. Fossombrone wint met 3-1 en schuift naar een gedeelde derde plaats. De trainer is plots wel tevreden. “Wat mij betreft, mogen jullie elke zondag langskomen.”

Terug in het stadje droomt Bikkembergs al van een paar reeksen hoger. In elk geval plant hij voor komende zomer met de ploeg een tournee door België.

Wil je naar de Champions League ?

Dirk Bikkembergs, met gespeelde ernst : “Ik wil naar de Champions League. Over zes jaar kan het al zover zijn.”

Met alle respect : had je niet beter een failliete club in tweede of derde klasse opgekocht ? Dan zat je nu al een paar reeksen hoger.

“Voor mij is dit allemaal nieuw. Ik heb bepaalde ideeën die ik wil uitvoeren, maar het eerste jaar wil ik gewoon in een hoekje zitten en kijken wat er allemaal gebeurt. Als we bij de vijf eersten eindigen, is het voor mij in orde. Het seizoen begon dramatisch, daarna ging het beter.”

Welke garanties hebben de mensen van Fossombrone dat je volgend jaar niet opstapt ?

“Normaal begin ik niet aan iets als ik geen kans zie om dat tot een goed einde te brengen. Ik heb een plan om hier een nieuw stadion te bouwen waar mijn bedrijf in zit. Het is niet mijn ambitie om als de rijkste man van het kerkhof begraven te worden. Liever investeer ik in een droom op een moment dat ik er zelf nog van kan profiteren. Naar een andere club stap ik niet over. Waarom niet ? Hier kan ik alles controleren.

De Serie D is niet het hoogste wat je met dit clubje ambieert ?

“Nee. Ik ben niet van plan om de dingen te laten zoals ze zijn.”

Als ze nog een paar keer promoveren, moet je je spelers een profcontract geven.

“Dan zullen ze dat krijgen. Misschien is ook vierde klasse het eindpunt niet.”

Ben je na die nul op negen niet in de kleedkamer met de vuist op tafel gaan kloppen ?

“Ik ben nog nooit in de kleedkamer geweest. Dat is heilige grond van die gasten, daar kom ik niet aan. Ik ken daarvoor niet genoeg van voetbal. Na die nul op negen heb ik me twee maanden niet meer laten zien. Ik heb ze niets meer gevraagd, om de trainer zijn ding te kunnen laten doen. Pas toen ze begonnen te winnen, nodigde ik weer journalisten uit. Mijn devies is : schoenmaker, blijf bij je leest. Ik luister veel, om te leren.”

Wat leerde je al ?

“Dat voetbal heel veel kletsen is. Die jongens op het veld doen gewoon hun ding, daar rond heb je een hele wereld van blablabla.”

Je hebt jezelf ingekocht voor 250.000 euro per jaar.

“Het kost veel meer, hoor. Uiteindelijk gebruik ik die voetbalploeg en de sfeer er rond voor een heel ander doel. Mijn werk is kleren maken. Ik voel dat ik door die voetbalploeg iets met de buitenwereld kan communiceren. Anderen lopen naar mannequinagentschappen. Ik doe alles op gevoel. Wat mijn buik me vertelt, gebeurt. Ik kijk niet naar getallen of marketingrapporten.”

Waarom had je een voetbalploeg nodig ? Je had toch al contacten in het voetbal ?

“De meerwaarde is dat ze in de schaduw van mijn bedrijf opereren, waardoor ik elke dag de sfeer en de geur van voetbal snuif. Aan een ploeg die ik maar één keer per jaar zie, heb ik niets. Ik wil een laboratorium waar ik iets mee kan doen. In het begin dacht ik dat ik die spelers rustig kon meenemen voor een fotosessie voor een defilé. Intussen weet ik dat het niet kan, dat ze vooral eerst ongestoord hun eigen ding willen doen. Drie vierden lééft van dat voetbal, terwijl ik dacht dat het een hobby was. Ik krijg al bijna onder mijn voeten omdat ik jullie een paar uur voor de match een foto wil laten nemen in het spelershome. Voor die jongens is het spel ook op dit niveau bittere ernst.”

In de Gazzetta vind je niet eens de uitslagen van jullie reeks.

“Ik vond het niet belangrijk een ploeg te hebben waar veel over gepraat wordt, ik wou een ploeg om te begrijpen wat er in het voetbal gebeurt. Mijn core business is kleren verkopen aan jonge mensen die morgen de scepter zwaaien. Dat wil zeggen dat ik die mensen moet begrijpen. Om ze te begrijpen, moet ik ze rond mij hebben.

“Jaren geleden liet ik in Milaan een model inhuren om mijn collecties te passen. Die man ging emotieloos voor de spiegel staan : vestje aan, vestje uit, en hop, weer weg. Hij werd betaald om stil te staan en mooi te zijn. Ik kon daar niets aan zien. Op een dag was dat model ziek. Toen vroeg ik in het magazijn de kapitein van de plaatselijke ploeg om kledij te passen. Hij had de juiste maten, maar niet de pretentie van een model. Ik keek naar zijn reactie, naar zijn ogen, hoe hij zichzelf met die kleren in de spiegel bekeek. Dat was voor mij een openbaring. Op zijn gezicht kon ik lezen of hij het een tof vestje vond of niet. Zo werd ik er mij van bewust dat ik mijn kleren moest laten passen door mensen die ze moeten dragen. De volgende dag belde ik die gast uit Milaan af en ging ik aan de slag met voetballers.

“Vervolgens vroeg ik me af waarom ik op de catwalk nog professionele, emotieloze modellen zou inhuren. Toen begon ik ook daar met voetballers, ook omdat die jongens nu even fashion minded zijn als meisjes.

“Weet je : in de mode zetten de voorbije dertig jaar twee ontwerpers een belangrijke trend. In Amerika cultiveerde Ralph Lauren het landelijke BCBG-imago, op hetzelfde moment zette Giorgio Armani Italië op de kaart als het land met de goede smaak voor de man. In de jaren tachtig en negentig hebben alle mogelijke ontwerpers alles geprobeerd, maar niets is blijven hangen. Tot David Beckham duidelijk maakte dat er iets nieuws leefde. In 2000 ontwierp ik het logo voor mijn voetballer omdat ik voelde dat de wereld klaar was voor een nieuw idee.”

Beckham heeft je geïnspireerd ?

“Tot een paar jaar geleden droeg hij ook mijn kleren, maar zijn vrouw heeft andere interesses. Ik heb Beckham op zich niet nodig, wel het signaal dat zijn alomtegenwoordige aanwezigheid uitstraalt. Op een avond was ik bij een Italiaanse vriend die een zoontje heeft. Ik passeer langs die jongenskamer : die hing helemaal vol met posters van voetballers. Op zijn leeftijd hingen er in mijn kamer posters van popsterren. Daar ging ik over nadenken. Die jongen deed dat niet zomaar. Als die jonge mensen voetbalsterren verafgoden, is er iets wat je niet over het hoofd mag zien. Kleermakers moeten een blik op morgen richten, maar in Londen, Parijs en Milaan zie ik alleen retro looks. Niemand die iets maakt voor 2010.”

Wat als die jongen posters van wielrenners had opgehangen ?

“Het gaat om sportmannen. Niet om seks en drugs en rock-‘n-roll, maar om gezonde lijven, om mensen die zich goed in hun vel voelen. Veel ontwerpers zijn bezig met one-man-shows. Ik voel me geen kunstenaar die iets neerzet dat zo het museum in kan. Als de mensen op straat mijn spullen dragen, heb ik mijn werk gedaan. Hang twintig T-shirts naast elkaar en vraag vijf jongeren uit verschillende landen om er vijf uit te halen : die van mij zit er altijd bij. Omdat hij klopt met de sfeer waarin we vandaag leven. Om die te vatten, moet je je ogen goed openhouden. Aan de ogen van mijn kapitein die dat T-shirt paste, wist ik dat ik juist zit.”

Hoe kom je van daar met een defilé in San Siro ?

“Door naar de verantwoordelijke van het stadion te bellen en een contract af te sluiten. Het stadion is eigendom van de stad, niet van Inter of Milan.”

Je was bij Inter twee jaar designer van de uitgaanskledij van de spelers.

“Na dat defilé contacteerden we via een Italiaanse agent voetbalploegen. Die stootte op de commercieel verantwoordelijke van Inter, Barbara Bigi, de rechterhand van eigenaar Massimo Moratti. Ze hadden een nieuwe lijn nodig voor de uitgaanskledij van de spelers. Mijn concurrenten waren Versace en Ferré. Mijnheer Moratti zei : ‘Ik wil Dirk’. Wetende hoe chauvinistisch de Italianen zijn, verbaasde me dat.”

Waarom ben je daar weggegaan ?

“Ik had het gezien. Er was een kans om samen door te gaan, maar ik wilde iets nieuws.”

Je wilde naar Barcelona.

“Tot Nike kwam. Die zegden : ‘Hij of wij’. Toen wist voorzitter Laporta het wel. Tegen 200 miljoen euro kon ik niet op. Nike is hoofdsponsor bij Barcelona.”

Hoe belandde je bij Barcelona ?

“Ieder jaar is er een defilé van de Spaanse mode. Daar wilden ze me als eregast. Ik wilde alleen deelnemen als ik iets in Camp Nou mocht organiseren. De organisatoren van dat evenement zijn gaan praten met de voetbalclub. Mijnheer Laporta kende mijn naam, ik vloog er naartoe en woonde er op de eerste rij de match tegen Betis bij. Na tien minuten gaf hij mij bij wijze van spreken de sleutels van het stadion. Na het defilé vroeg hij of we niet wat samen konden doen, want hij wist wat ik bij Inter deed.”

De kostuums voor Frank Rijkaard en Ronaldinho waren al klaar ?

“Ja. Die bestaan. Ik heb ook de definitieve versie van het contract. Helaas is het niet ondertekend.”

Nu wacht je op een telefoontje van Abramovic van Chelsea.

“Ja. Ik loop niet achter clubs aan. Momenteel is er een vraag van Marseille, PSG en Rijsel. Maar als ik het niet voel, doe ik het niet. Voorlopig concentreer ik me op mijn ploegje en op mijn nieuw project met de schoenen.”

Waarom fascineren Chelsea en Abramovic jou ?

“Ik snuif daar de juiste energie, dat is als een tank die overal over rijdt. Ik woon in Londen : als ik kan, ga ik naar Chelsea kijken.”

Waarom Chelsea en niet Tottenham ?

“Omdat de energie er mij stimuleert. Ik kan dat met een eersteklasser hebben, maar ook met een zesdeklasser. Het heeft met buikgevoel te maken. De Belgische clubs waar ik passeerde, stimuleerden me niet. In Duitsland lijkt Bayern München me wel iets. Ik kreeg ook een aanvraag van tweedeklasser Sankt Pauli uit Hamburg, maar ik kan niet alles tegelijk doen. Ik ben geen multinational, ik heb maar één leven.”

Heb je ooit zelf gevoetbald ?

“Neen. Ik ben niet geschikt voor ploegsporten. Zwemmen doe ik graag. Als ik niet vooruit geraak en laatste eindig, is dat mijn eigen fout. In het voetbal zou ik het moeilijk hebben met de fouten van ploegmaats. Ik wil zelf verantwoordelijk zijn voor wat ik doe.”

Je bent geboren in Keulen. Wat waren je eerste voetbalervaringen ?

“De tv-uitzendingen op zaterdag. Ik ging ook met mijn vader naar de thuismatchen van FC Köln, mijn favoriete ploeg. Het was net voor de periode van Pierre Littbarski. Voetbal had toen niet dezelfde impact op mij. Ik vond dat tof, maar ook niet meer.”

Hoe leerde je Gilles De Bilde kennen ?

“Een jaar of tien geleden zag ik zijn kop op de cover van Humo. Hij had een verpleger geslagen. Ik vond het een vent met branie. Via een gemeenschappelijke kennis, Pietro Höfling, kwam het contact tot stand. Het klikte.”

Soms krijgen voetballers die voor jou poseren problemen.

Benji De Ceulaer is een toffe gast die graag voor ons werkte tot Nike, waar hij onder contract lag, daar opmerkingen over maakte. Een prachtig compliment vind ik dat, dat een gigant als Nike er mij niet bij wil.”

Waarom werk je publicitair vooral in Italië ?

“Omdat Italië qua mode de toon aangeeft. Wat hier aanslaat, komt vroeg of laat ook elders in trek. Tot een jaar geleden werkte ik alleen met onbekende voetballers, maar omdat ze in Italië een beetje snob zijn, voelde ik dat ik ook moest overschakelen op bekende koppen. Dus brengen we hier maandenlang Paolo Cannavaro op de covers, de broer van de Italiaanse international. Fabio wil nu ook poseren, maar één Cannavaro vind ik genoeg. In elk land wordt de publiciteitscampagne gedragen door nationale spelers. De foto’s voor België zijn met Christophe Grégoire van Gent.”

Wat is je antwoord aan de modepers die zich afvraagt wat je volgende ding wordt ? Want dat voetbal heeft men nu wel gezien.

“Ik heb een keuze gemaakt. Er zijn in het voetbal nog zo veel dingen die ik wil doen. Bovendien heb ik in het voetbal zo’n voorsprong dat niemand me bijhaalt. Voetbal is mijn core business. Daar ga ik mee door, want ik voel dat dit goed zit. Denk jij dat binnen twee jaar niet meer over voetbal wordt gepraat ? Ik kom net terug van Kaapstad, over vier jaar gaat daar het WK door. Ik heb nu al mijn hotelkamer gereserveerd.”

Ga je daar ook iets doen ?

“In Europa is nog werk genoeg. We zijn momenteel bezig in Spanje. Frankrijk, Duitsland of Engeland zijn nog onontgonnen gebied.”

Engeland is nochtans de bakermat van het voetbal.

“Ja, maar daar telt alleen voetbal, niet mode. Die jonge gasten hebben niet hetzelfde gevoel voor kleding als in Italië of Spanje. De spelers wel, maar het publiek niet. Het is er nog echt bierbuikenvoetbal. Niets voor mij. Later misschien. Ik kan niet alles tegelijk doen, ik heb maar één leven.”

GEERT FOUTRÉ

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content