Ole-Martin Aarst is terug na een beenbreuk en Standard draait weer. Gelukkig maakt de Noor dat evenwel niet, hij heeft heimwee en wil terug naar zijn geboorteland. Om er de krak te vergeten.

Je zou het makkelijk vergeten, maar nog geen jaar geleden ging Standard als leider de winterstop in. En meer nog, in de eerste wedstrijd van de terugronde verpletterden de Rouches Charleroi met 6-0. Vanop zijn ziekbed zag de Noorse spits Ole-Martin Aarst dat het goed was. “Ik dacht toen : we gaan recht op de titel af. Eindelijk.” Maar het ziekbed van Aarst werd het sterfbed van Standard. Terwijl de Noor lag, zat en liep te revalideren na een kuitbeenbreuk, verging het ze op Sclessin van kwaad naar erger. Geen bal kregen ze nog tussen de touwen en achterin lekte het als een zeef. Resultaat : geen titel, alweer niet, zelfs geen Europees voetbal.

Elf maanden later is Standard langzaam op de weg terug. En vreemd genoeg was het wachten op een fitte Aarst voor die moeizame klim begon.

Is er een causaal verband ?

Ole-Martin Aarst : No, no, no, stop ! Je gaat me hier niet doen zeggen dat er een rechtstreekse link is. Ik vind dat toeval. Ik ben iemand die afhangt van goeie ballen en het werk van anderen, geen speler die veel betrokken is bij het spel. Of het team goed of slecht speelt, gaat eigenlijk buiten mij om. Mijn blessure kan hooguit één van de redenen zijn voor het mindere presteren van de club. In mijn ogen zijn er voor zoiets altijd diverse oorzaken, nooit dit of dat.

Hoe heb je die elf maanden van ups en downs beleefd ?

Na de beenbreuk ben ik teruggekeerd naar Noorwegen en daar ging het al onmiddellijk niet goed. Niet door de breuk, die herstelde goed, maar ik begon te sukkelen met knie, spieren en enkel. Op de zomerstage in Italië ging het dan weer té goed, daar heb ik fouten gemaakt. Ik trainde te hard, zodat de knie ontstoken raakte. Daarmee sukkelde ik twee maanden. Volgens de dokters mocht het halen van de start van het nieuwe seizoen geen probleem zijn, maar als ik het kon overdoen, zou ik het anders opbouwen. Beter. Voor de match tegen Anderlecht zat ik al op de bank en viel ik in. Fysiek was ik uiteraard nog niet helemaal klaar, maar een probleem was dat niet. Het mentale wel.

Zette de club je onder druk ? Die topper was al onmiddellijk levensbelangrijk na een nul op zes.

Ik heb Waseige zelf gevraagd of ik op de bank mocht zitten. Hij was het nog niet van plan, maar gaf toe. Achteraf bekeken was ik verkeerd, ik was nog veel te bang om de strijd aan te gaan. Ik betrap er mezelf nog steeds op. Als ik een tackle voel aankomen, of ik zie een doelman naar me toeglijden, spring ik hoog. Héél hoog.

Hoever sta je nu van je topvorm ?

Nog een eindje. Negentig minuten volmaken is geen probleem, moe ben ik niet, maar ik mis nog explosiviteit, speed en power in de lange runs. Dat komt met de tijd. Tot twee weken geleden zat ik steendood, omdat we op training veel hadden gelopen. Dat is in een slechte periode altijd het gevaar. Elke trainer heeft zijn visie, de ene loopt graag, een ander laat ze graag voetballen. Momenteel ben ik niet stabiel genoeg om vijf goeie wedstrijden op rij te spelen. Wel komt het gevoel langzaam terug en ik vind dat het spel van Standard ook stilaan ergens begint op te lijken. In Beveren speelden we voor het eerst hoge pressie, zeker de aanvallers en de middenvelders.

Is er een vergelijking mogelijk tussen de problemen in de tweede helft van vorig seizoen en die van dit seizoen ?

Spelers en staf zijn ongeveer hetzelfde en we trainen min of meer op dezelfde manier. De gelijkenissen zijn : geen vertrouwen, geen goed voetbal, nervositeit. Vertrouwen verlies je om bepaalde redenen. Omdat je geen goals maakt, geen goeie passen geeft, geen balbezit hebt.

Als jouw afwezigheid slechts één van de redenen was, geef dan eens de andere.

Heel moeilijke vraag. Het trainingskamp na die match tegen Charleroi deed destijds zeker geen goed. Ze trokken toen voor zes dagen naar de kust. Ik was er niet, maar veel spelers vertelden me dat het zwaar was en lastig voor de motivatie. Je kwam net terug van een stage, speelde één overtuigende wedstrijd en vervolgens moest je opnieuw een week op trainingskamp. Daarnaast hebben ze wat gewijzigd aan het spel en waren er blessures. Misschien was de kern niet ruim genoeg om het gevecht aan de top met succes aan te gaan. Op bepaalde plaatsen hadden we volk genoeg, maar op andere posities waren we kwetsbaar. Misschien dat ook meespeelde dat iedereen bij het begin van die terugronde plots besefte dat we kampioen konden worden. Bestuur, trainers én spelers. En volgens mij is niet iedereen het gewoon om met die druk om te gaan.

Bezweken onder de mentale druk.

O ja, zeker. Je moest blind en doof zijn om dat verlangen naast je neer te leggen en ik denk dat er met die druk slecht is omgegaan. Ik was er in het ziekenhuis na de match tegen Lommel honderd procent zeker van dat we kampioen zouden worden en normaal ben ik een heel rationeel mens. Toen dacht ik : als dit mij zo te pakken heeft, wat moet er bij de supporters en de mensen van de club dan niet leven ?

Hoe is de druk nu ?

Nog groter dan toen, maar negatief. En, heel vreemd, het lijkt erop dat deze groep beter om kan met negatieve druk dan met positieve. Het is een schande, geef ik toe, dat we nu lange tijd laatste stonden. Een start is zo belangrijk, zeker de eerste twee wedstrijden. Als die fout lopen, krijg je een mentale klap. Je zal het ook altijd zien dat men systemen gaat veranderen. In mijn ogen is dat heel gevaarlijk. Je mag veranderen als je belangrijke spelers mist en hun vervangers het niet op die manier aankunnen of als je tegen een hele goeie ploeg speelt die een bepaalde manier van aanpakken heeft. Maar het doen omdat je zelf niet draait, is heel gevaarlijk. Omdat je de identiteit van je spel verliest en de bewegingen die je hebt aangeleerd. Als spits plots heel anders moeten rennen, is verdomd moeilijk.

Zulke wissels worden vaak van buitenaf opgedrongen. Als het slecht gaat en een coach verandert niks, verwijt men hem dat het slecht gaat.

Dat hangt af van de sterkte van de coach. Als hij gelooft in zijn systeem moet hij niet veranderen, ook al beweren supporters, pers of bestuur het tegendeel. Voor mij is de trainer de baas op het veld. Als een bestuur over het systeem gaat beslissen, heeft een club in mijn ogen een probleem, want de meeste voorzitters kennen er niet zoveel van.

Is het bestuur op Standard een probleem ?

Weet ik niet, er is weinig contact.

Wat liep er hier fout met Waseige ?

De resultaten. Om te zeggen hoe goed een trainer is, kijk je naar de resultaten. Al is vijf wedstrijden niet veel, natuurlijk. ( Zwijgt een tijdje) Ik ga tegenover heel België niet mijn versie van de feiten blootgeven. Als iedereen dat doet, krijgen we verschillende verhalen en dat leidt nergens toe. Hou het er maar op – zo is het intern afgesproken – dat elke speler de beslissing van het bestuur op dit vlak respecteert.

Dat respect is niet altijd wederzijds, de spelers worden hier vanuit die hoek makkelijk bekritiseerd. Hij is te dik, hij verdient te veel, hij is een rotte appel… Hoe reageren jullie daarop ?

Dat gewichtsprobleem… Ik was geen betrokken partij, maar positief is het in geen geval, dat dergelijke details in de openbaarheid worden gegooid.

Als je denkt dat gewicht een probleem is, kan je daar veel vroeger iets aan doen, door het intern aan te kaarten.

I agree. Die aanval van Luciano D’Onofrio in Het Laatste Nieuws dit seizoen was ook zoiets. Was het een actie om een reactie te provoceren ? Ik wil hem niet bekritiseren, maar gelukkig vind ik al die dingen niet. Opmerkingen tegenover de spelers moeten aan de spelers gemaakt worden. In Anderlecht vond ik het ook al vreemd dat zoveel dingen zomaar in het publiek werden gegooid, ook zaken waarvan je had afgesproken dat ze geheim zouden blijven.

Is het toeval dat beide clubs problemen hebben met groepsvorming ?

Ze schaden die. Een groep bouw je door vertrouwen te hebben in elkaar. Is dat er niet, dan zullen slechts weinig spelers iets in die groep durven gooien, want zij denken : als ik hier iets zeg, vertel jij het aan een journalist en staat het morgen in de krant. En dan ben jij de slechte jongen. Essentieel is het om binnen de kleedkamer in staat te zijn om te zeggen wat je echt denkt en man genoeg te zijn om de kritiek te slikken.

Begrijp je de reactie van de supporters ?

O ja, helemaal. Standard is een héél leuke club om voor te spelen als het goed gaat, maar very tough als het slecht gaat. Misschien zelfs de moeilijkste van België. Dat ze na de nederlaag in Lier de bus zouden aanvallen, verraste me evenwel. Ik dacht niet dat het zo ver zou gaan. Toen ik die verhalen aan Noren vertelde, vroegen ze me of ik naar Griekenland was verhuisd.

Werd je ooit persoonlijk bedreigd, of associëren ze jou met de goeie momenten ?

Neen. Ik neem mijn verantwoordelijkheid, mij ga je niet mezelf horen verdedigen door te zeggen dat het met mij beter ging. Dat zou belachelijk zijn. Niemand werd persoonlijk geviseerd, vond ik, het was een aanval op de hele groep. We hebben, om de lont uit het kruitvat te halen, na de wedstrijd tegen Lierse een delegatie van de supporters ontvangen.

Jullie hebben lang niet met de pers willen praten. Vond jij dat een goed idee ?

We zijn overeengekomen dat iedereen achter dat initiatief zou staan en daar verder geen commentaar op geven. Zelf vond ik het goed, zo’n periode zonder lastige vragen. Je hebt toch veel energie nodig om alles correct te analyseren. Soms wil een speler gewoon snel een wedstrijd vergeten en zich concentreren op wat komt en dan verhinderen journalisten zoiets.

Hoe sterk is Domenique D’Onofrio als trainer ?

Moeilijke vraag. Hij kreeg nog niet zoveel wedstrijden om iets te laten zien. Hij nam een groep spelers over die sukkelde met het vertrouwen. Dit is ook geen makkelijke groep om te trainen. Niet dat er onderling veel problemen zijn, maar het is gewoon een moeilijke groep. Dat bewijst het grote verloop aan trainers hier. Er zijn veel nationaliteiten, maar dat voel ik niet aan als een groot probleem. Het grote voordeel op dat punt is dat de meeste jongens al lang in dit land zijn. Wat ik wel vind, is dat jongeren geen drie, vier jaar in een tweede ploeg mogen blijven hangen. Kan je ze niet onmiddellijk gebruiken, dan leen je ze beter uit aan een eerste- of tweedeklasser. Het verschil tussen reserven en eerste ploeg is te groot. Het jammere aan België – ik merkte dat ook bij mijn andere ploegen – is dat spelers dat niet snappen en zo’n tijdelijke overgang zien als gezichtsverlies. Ik heb het zelf wél gedaan. Tromsö leende me als tiener twee keer uit omdat ik niet speelde. En in Anderlecht koos ik voor Gent toen het daar niet lukte. Het heeft geen zin om je vast te klampen aan het feit dat je nummer 23 in een kern bent, als een plaats in de basis nauwelijks haalbaar is.

Er gaat in januari een nieuw transfervenster open. Verwacht je veel verandering ?

Tegen ons zeggen ze niks, maar ik hoor geruchten over de komst van nieuwe spelers. Een nieuwe coach ook misschien, ik las al de naam van Mircea Rednic, maar of dat klopt ? Het positieve effect van zo’n wissel is dat elke speler zich nog eens opnieuw wil tonen. Maar na een tijdje is het toch weer afwachten, heeft zo’n nieuwe trainer tijd nodig. Ik hoop dat ze niet op korte termijn denken, maar een trainer kiezen die op langere termijn kan werken, eentje die deze club haar identiteit kan teruggeven. Eentje die spelers hier langer kan houden. Ik ken alvast een Noor die hier graag zou werken ( grijnst). Een vrije Noor. Niet Sollied.

Maar als een spelersmakelaar de club runt, is vragen om stabiliteit onzin natuurlijk.

Daar kan ik moeilijk op antwoorden. Die situatie geldt zowat overal. Voetbal is geld en geld zit in transfers. Dat is nog een van de problemen. Runje en Van Buyten zijn niet goed genoeg opgevolgd, maar anderzijds laat geen enkele Belgische club zoveel geld liggen.

Een jaar geleden liet je noteren dat je hier wilde vertrekken.

Zo duidelijk stelde ik het nooit. Ik had toen wat problemen met de motivatie. Voetbal was niet langer fun. Maar dat had niks met de resultaten te maken, alleen met mij. Ik ben hier misschien al te lang. Ik mis Noorwegen, mijn familie, zat en zit nog steeds te denken hoe ik naar Noorwegen terug moet, waar ik zou kunnen spelen, en wanneer. Achtentwintig is nog niet zo oud en ik heb nog anderhalf jaar contract, maar ik kan je nu al met honderd procent zekerheid zeggen dat Standard mijn laatste club in het buitenland is.

Ben je getrouwd ?

Neen. Verloofd met een Noorse. Onder druk zet ze me niet, maar haar leven is niet makkelijk. We hebben een dochtertje van anderhalf en zij compliceert de zaak. Het is makkelijker om in het buitenland te leven als je alleen bent, of als je geen kinderen hebt. Een kindje legt een rem op je vrijheid, je kan minder makkelijk weg, uit eten, naar de film… Als je daarnaast nog weinig vrienden hebt en geen familie in de buurt om te babysitten… Ik zeg niet dat we eenzaam zijn, maar we leven toch vrij afgezonderd. En dat gevoel werd versterkt door ons dochtertje.

Er bestaat babysitdiensten, Ole.

Ja, maar ik laat niet zomaar mijn kind in de handen van een onbekende. Ik ben gewoon homesick, denk ik. Dit is de periode in mijn Belgische leven, waarin ik het meeste naar huis verlang. Resultaten of het leven in Luik of in Maastricht, waar we wonen, hebben daar niet zoveel mee te maken. Ik zat er ook vorig jaar mee in mijn hoofd. Misschien is dit gewoon een fase waarin ik er meer mee bezig ben. Mijn dochtertje gaat af en toe naar de kinderopvang en dat is niet makkelijk voor haar. Je merkt dat ze de taal niet begrijpt. Ze leert stilaan wat Noors en dan spreken ze daar plots allemaal Nederlands. Frustrerend. Ik zeg niet dat we niet door deze moeilijke periode komen, wel dat het geen drie jaar meer zal duren. Zelfs geen twee jaar. Over anderhalf jaar ben ik hier weg.

Zal de club dat zomaar laten gebeuren ?

Tot nu was er geen druk om bij te tekenen, misschien na dit interview wel. Maar ik ga dat niet doen. Genoeg gereisd, vind ik.

door Peter TKint

‘Ik kan je nu al met honderd procent zekerheid zeggen dat Standard mijn laatste club in het buitenland is.’

‘Als een bestuur over het systeem gaat beslissen, heeft een club een probleem, want de meeste voorzitters kennen er niet zoveel van.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content