Over twee weken gaat Karel Geraerts met zijn nieuwe club (die ook zijn oude is) op bezoek bij zijn (iets minder) oude. ‘Ik kan niet kwaad zijn op Michel Preud’homme : hij heeft me ontdekt en gelanceerd bij Standard.’

K arel Geraerts is een aparte voetballer. Samengevat : hij valt weinig op, maar wordt alom geprezen en pikt geregeld zijn doelpunt mee. Zes in zijn eerste seizoen bij Standard, twee slechts het jaar nadien – maar daar heeft hij een uitleg voor – en acht vorig seizoen ondanks het feit dat hij de laatste drie maanden amper nog speelde. Voor een middenvelder zijn dat opvallende cijfers.

In het basketbal zouden ze hem een give-and-gospeler noemen : speler passt op ploegmaat, snijdt door naar de ring, krijgt de bal terug en scoort met een lay-up. In eenvoudige voetbaltaal heet dat infiltratie zonder bal. Geraerts is namelijk geen speler die met het leer aan de voet een gevaarlijke actie opzet. Hij beweegt vooral in de zones waar het zich niet bevindt en profiteert zo van wat wel eens het dubbelzichtprobleem van de voetballer wordt genoemd : vaak heeft hij alleen de bal of zijn rechtstreekse tegenstander in de gaten en niet de zones waar de bal niet en Karel Geraerts wel is.

“Voetballers zijn zo, het is ingebakken”, weet Geraerts. “Ik kijk waar de ruimte is en waar ik denk dat de bal gaat komen. Vaak gebeurt dat op intuïtie, maar soms zíe je dat de verdedigers niet op je letten. Of je profiteert van het werk van de spitsen. Maar evengoed kom je tien keer in de backlijn en valt de bal tien keer net niet waar je bent.”

Alle tegenstanders weten ondertussen hoe jij gevaarlijk bent. Toch blijf je moeilijk af te stoppen.

Karel Geraerts : “Er wordt toch al heel anders tegen mij gespeeld dan een of twee jaar geleden. Ploegen offeren vaker een middenvelder op die met mij meeloopt als ik probeer diep te gaan. Maar daar kunnen andere spelers dan weer van profiteren.”

Stel dat jij daardoor minder gaat scoren, wat heb je het elftal dan nog te bieden ?

“Ik denk niet dat de trainer mij alleen voor mijn doelpunten opstelt. Het is ook niet mijn grootste kwaliteit. Dat is altijd geweest dat ik de strijd aanga op het middenveld. Veel mensen denken dat ik alleen maar aanval, maar ik verricht veel werk, ook verdedigend.”

Zijn het toch niet vooral de doelpunten die van jou een interessante speler maken ? Veel ploegen hebben niet eens een aanvaller die aan acht stuks komt.

“Ik denk dat ze in mijn geval toch naar het geheel kijken. Als er twijfels zijn – maar die zijn er in Brugge niet geweest, dat weet ik zeker – kunnen doelpunten de doorslag geven om speler A wel en speler B niet te nemen. Maar scoren is geen obsessie, mijn match is niet pas geslaagd als ik heb gescoord. Twee seizoenen geleden trof ik maar twee keer raak. Veel mensen vroegen zich af hoe dat kwam, maar ik had misschien wel tien keer op de lat gekopt en vijf keer tegen de paal getrapt. Zonder overdrijven. Als de helft daarvan was binnengegaan, zat ik aan mijn gemiddelde van acht, negen goals. Trouwens, als je niets anders te bieden hebt dan doelpunten en ze vallen niet meer, vlieg je naar de bank. Ik ben altijd blijven staan, want als ik niet scoor, wil dat niet zeggen dat ik niet voor de goal kom. En als ik voor de goal kom, zal ik altijd voor onrust zorgen bij de verdedigers.”

Koppig en ontgoocheld

Op het eind van vorig seizoen speelde je bijna niet meer bij Standard. Hoe kwam dat ?

“Ik speelde de eerste vier wedstrijden na de winterstop. Twee goals gemaakt, alles in orde. Tot ik geblesseerd raakte aan de teen en anderhalve maand uit was. Daarna heb ik maar twee wedstrijden meer gespeeld, tegen Westerlo en STVV. Er hebben toen andere zaken gespeeld.”

Michel Preud’homme, je trainer, wilde dat je wedstrijdritme opdeed met de invallers, maar dat zag jij niet zitten.

“Dat is zever. Ik moest één match met de invallers spelen : in Bergen, op kunstgras. Ik kwam net terug uit blessure en het dom- ste wat je dan kan doen, is spelen op een hard kunstveld. De dokter vond het risico ook te groot en er is in overleg beslist dat ik het beter niet deed. Voor mijn conditie was het ook niet nodig, want dat is altijd één van mijn sterkste punten geweest. Het weekend erna speelde ik zonder problemen negentig minuten mee tegen STVV. We wonnen. De volgende wedstrijd was ik geschorst en toen kwam Westerlo. Geen goede wedstrijd, van de hele ploeg niet. Een week later keerde er iemand terug uit schorsing en toen was de keuze snel gemaakt. Dat was een mooi geschenk.”

Is je op dat moment aangerekend dat je je aflopende contract niet verlengde, denk je ?

“Dat heeft meegespeeld natuurlijk.”

Je bent een koppige jongen, wordt gezegd.

“We waren allebei koppig. Ik vind nog altijd dat ik gelijk heb met wat ik heb gedaan. Op een gegeven moment had Standard alles in handen. Wat wij vroegen, was niet overdreven en ik zou voor drie, vier, vijf jaar hebben bijgetekend. De bal lag in hun kamp, maar ze deden niks. Dat is mijn fout niet.”

Het gevolg was wel dat geïnteresseerde clubs je niet meer aan het werk konden zien.

“Dat was geen voordeel, maar evenmin een probleem. Clubs volgen spelers langer dan twee, drie maanden. Ik vond het vooral vervelend voor mezelf. Ik wilde prijzen winnen en had graag de bekerfinale gespeeld. Dat heeft meer aan mij geknaagd dan dat ik me niet in de kijker kon spelen.

“Ik ben ervan overtuigd dat ik Standard iets had kunnen bijbrengen. Of we die finale hadden gewonnen met mij erbij, weet je nooit zeker maar ik ben ervan overtuigd dat we het Brugge veel moeilijker hadden kunnen maken. Ik heb op geen enkel moment het normale Standard gezien. Er is toen zo veel fout gelopen : geen flankenspel, weinig agressiviteit, het systeem …”

Hebben jij en Preud’homme daarover gesproken ?

“Heel even, vóór de wedstrijd. Hij heeft kort toegelicht waarom hij me in de tribune zette en heeft me bedankt voor mijn professionaliteit. Hij vond dat ik altijd correct was gebleven en dat we drie jaar goed hadden samengewerkt. Nadien hebben we het er niet meer over gehad.”

Ben je boos op hem ?

(denkt na) Nee. Wel een beetje ontgoocheld over de laatste maand. Ik kan niet kwaad zijn op Michel : hij heeft me ontdekt en gelanceerd bij Standard.”

Denk je dat hij er niet voor verantwoordelijk was dat je amper speelde de laatste maanden ?

(korte stilte) “Ik denk niet dat het alleen zijn keuze is geweest, nee. Ik denk dat zijn hart gebloed heeft tijdens de finale en de weken ervoor. Michel is een winnaar en ik ook. Michel is koppig, ik ook. Hij wist wat ik kan en hoe ik in mekaar steek. Verder heb ik er mijn mening over. Dat volstaat.”

Staart tussen de benen

Drie en een half jaar geleden liet Club Brugge je zomaar vertrekken. Nu keer je er terug. Er zijn er die zeggen : door de grote poort. Anderen zeggen : met de staart tussen de benen, want eigenlijk wilde hij naar het buitenland.

“Staart tussen de benen ? Helemaal niet. Als ik echt had gewild, zát ik nu in het buitenland. Er waren contacten, concrete contacten, héél concreet. Maar Brugge was ook heel concreet en had de meeste pluspunten en gaf me bovendien het beste gevoel. Als je ergens naartoe gaat, moet het met de volle goesting zijn, anders kan het na twee maanden al verkeerd lopen en dan zit je daar.”

Waar ?

“Frankrijk, Duitsland, Italië. Van welk niveau die clubs waren ? Wij Belgen moeten niet te gauw kwaken dat het niveau te laag is. Vergeleken met België is iedere ploeg daar heel goed. Maar ik ben toch iemand die voor de prijzen wil spelen.”

En die clubs hebben zich niet gemeld.

“Toch wel, maar ik heb voor Club Brugge gekozen. Iedereen zegt nu : ga je hier beter worden ? Bij Club Brugge train en speel je met de top van België. Dus ja, op dit niveau word ik altijd beter. Zo slecht is het trouwens niet in België. Niet super, akkoord, maar van spelers die uit het buitenland naar Standard kwamen en daar toch iets hebben betekend, heb ik één voor één gehoord dat het helemaal niet zo simpel is om hier te slagen. Zo laag zal het niveau dus toch niet liggen. Als ik naar het buitenland was gegaan, zou er een hele nieuwe wereld voor mij zijn opengegaan, maar ik heb geen spijt van mijn beslissing.”

Was je bang voor de stap in het onbekende ?

“Helemaal niet ! Dat zou wel de laatste reden zijn waarom ik het niet deed.

“Ik heb nooit getwijfeld aan mijn kwaliteiten en veel clubs evenmin. De laatste achtenveertig uur kon ik zo tekenen bij vijf clubs. Da’s gene zever. Toch heb ik niet het gevoel dat ik het ga missen om een betere voetballer te worden. Ik ken het ondertussen wel allemaal in België, maar dat wil niet zeggen dat ik hier niets meer kan bijleren.” S

Door Jan Hauspie

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content