“Ik doe geen inhoudelijke uitspraken over zaken die ik ken. En zeker niet over zaken die ik niét ken.” Veelbelovend uitgangspunt voor een interview. Zaken zijn dopingzaken en Johnny Maeschalck heeft er meer mee te maken dan hij soms zou willen. Menig betrapte sporter is door hem verdedigd, de eerste in 1976 al. Vandaag lijkt het wel of hij doet niks anders en dat stoort hem wel een beetje, want het is niet zo. “In het voetbal hebben ze mij ooit de doodgraver van de sport genoemd. Als ik nu op een wielerwedstrijd kom, is het : ‘Ah, de dopingadvocaat is daar.’ Nergens in mijn andere werk als advocaat moet ik mij verantwoorden, maar gaat het over sport en doping wordt er altijd verwacht dat ik een mening klaar heb. Waarom eigenlijk ? Ik steek niet zo in elkaar.”

Uit de stapel knipselmappen diept hij een artikel uit De Standaard op. Met onverholen misprijzen leest hij kop en bovenkop : Klaar, op uw plaatsen : spuit !De dopingjacht, een verhaal van geld, bezielde wetenschappers en misnoegde verraders. “Jongens toch !” reageert de man die de mens achter de renner probeert te begrijpen. Wie op een fiets kruipt en zich voor dopinggebruik of -bezit moet verantwoorden, van Frank Vandenbroucke tot, alleen al het laatste halfjaar, Filip Meirhaeghe, Chris Peers, Jo Planckaert, Ben Berden en Rutger Beke, vindt de weg naar zijn kantoor. Het beroep van Beke hangt nog, wielerbondscoach José De Cauwer heeft zich ondertussen ook gemeld, maar in de andere zaken zijn de straffen uitgesproken.

Er zitten geen vrijspraken tussen.

Johnny Maeschalck : “Correctie. Nog niet zo lang geleden ben ik erin geslaagd een profrenner die al veroordeeld was voor de Disciplinaire Commissie, in beroep vrij te krijgen. Daar is met geen woord over geschreven. Vrijspraken zijn geen hot news. Best ook, want er mág niks over verschijnen. Mensen denken anders gauw dat er toch iets geweest moet zijn.”

Waarom aanvaardt u dopingzaken ?

“Omdat ik advocaat ben. Als ik geen enkele sporter mag verdedigen die doping heeft genomen omdat ik tegen doping ben, kan ik ook nooit iemand verdedigen die overspel heeft gepleegd, om het even welk misdrijf heeft begaan of zijn huur niet betaalt. Iedereen heeft recht op verdediging, ook de betrapte sporter. Welke pretentie moet ik mij aanmeten om, zoals in de zaak-Beke, het woord van mijn cliënt, die zweert op alles en nog wat, niet te geloven ? Bovendien ben ik in hart en nieren nog altijd een sportliefhebber.”

Hoe belangrijk is dopingvrije sport voor die liefhebber ?

“Die discussie is een never ending story. Alles hangt af van hoe je doping invult. Ik zeg – en ik sta daar niet alleen mee, alleen worden zij die het durven te zeggen samen met de sporter gebrandmerkt – dat medische begeleiding moet kunnen. Dan is de vraag : waar eindigt de medische begeleiding en waar begint de chemische voorbereiding ? In de hype die de dopingjagers op gang hebben gebracht, mag een sporter zich zelfs bijna niet meer medisch verzorgen. Nochtans is het dopingdecreet gegroeid uit het medisch verantwoord sporten. Er zijn experts die zeggen dat medische begeleiding meer verantwoord en minder schadelijk is dan geen begeleiding.”

Er is een lijst van verboden producten.

“Ja, maar alleen voor sporters. In het gewone leven mag een aantal van die producten wel gebruikt worden. Louter voor mezelf heb ik eens een pleidooi pro doping neergeschreven. Ik kan dat niet verkopen en ik ga dat ook nooit publiek maken want dan word ik afgeschoten. Ik raakte trouwens niet tot het einde omdat ik een aantal regels wil respecteren. Ik ben mij ervan bewust dat wie doping toelaat, het meteen haast verplicht en dat wil ik ook niet. Wens ik dus een dopingvrije sport ? Ja. Niemand kan zeggen : ik ben pro doping. Het probleem is dat de nultolerantie vanuit één hoek wordt gepropageerd : die van de sportleiders en de organisatoren. Zeg hen dat er drie rustdagen nodig zijn na een Tourrit waarin je de Mont Ventoux en nog drie andere cols moet beklimmen en diezelfde sportleider, diezelfde baas van de UCI met zijn Pro Tour zal je zeggen dat dit niet kan wegens zijn commerciële belangen. Terwijl je dan pas bezig bent met medisch verantwoord sporten. Die invalshoek, waarbij de ethiek van de organisator en de wielerleider in beeld komt, wordt nooit gebruikt. De wielrenner mag alleen rijden, hij wordt bijna een gebruiksvoorwerp. En met de Pro Tour moet hij nog méér rijden. De buitenlandse grandeur moet het halen op de folklore. Topsport als amusement, industrieel geproduceerd en gemediatiseerd.”

De Pro Tour zet de renners ertoe aan de grenzen nog verder te verleggen ?

“Dat zeg ík niet. Ik vraag alleen een sereen debat met alle betrokkenen, dus ook met de sporter. Nu is het beleid een eenrichtingsbeleid. Dezelfde minister die cannabis en het roken van een jointje verbiedt voor de sporter, hanteert een gedoogbeleid naar de jongeren. Een coureur met een verkoudheid mag niet koersen met efedrine, maar jij mag er wel mee schrijven. En dat is ook de uitoefening van je beroep. Ik heb het daar moeilijk mee.”

Waarom komen betrapte sporters bij u terecht ?

“Wellicht omdat ze mij kennen en ik veel tijd neem voor die gasten. Mijn voordeel is ook dat ik door al die zaken een soort van overview heb gekregen. Ik heb geleerd dat je altijd moet praten. Je inleven in die gekwetste mens, peilen naar wat hem zo ver heeft gedreven. Achter de sporter staat een hele supportersclan, een hele familie ook, die voor een stuk bestaat dankzij zijn succes. En die niet altijd weet waarmee hij bezig is. Dan komt zoiets hard aan. Ook bij de sporter, die nog altijd van zijn piëdestal tuimelt als die brief in zijn bus valt. Die gekwetste mens komt dan bij mij. Omdat ik dicht bij de renners sta, de geur van massageolie ken, graag met mijn voeten in de modder ploeter, ideeën durf te verdedigen én een vrij man ben. Je probeert het verhaal van die man te snappen, het te hertalen en dan juridisch te kaderen. Zo word ik een broeder in het verzet, soms alleen tegen de wereld, als enkeling aan de zijde van de andere enkeling. Vaak neem ik er ook meester Deleu bij.”

Het is ook het verhaal van iemand die ons heeft bedrogen.

“Ik lees zeer veel over dit onderwerp. Het brood en spelen bestond al bij de Grieken en de Romeinen. De sporters van vandaag zijn blijkbaar alleen maar gladiatoren. Het zijn de anderen die de grote ethische lijnen uittekenen, maar zonder ze op zichzelf toe te passen. De minister, de sportleiders en de dopinglabo’s worden gehoord, maar de vierde hoeksteen, de sporter over wie het uiteindelijk gaat, komt niet aan bod. Soms vraag ik mij af wat de maatschappelijke relevantie is van doping in de sport. Het is een hype, waarbij het middel belangrijker is geworden dan het doel en de betrapte sporter in de trofeeënkast terechtkomt. Het ware goed als iedereen eens diep in zichzelf zou graven om de waarheid over zijn integriteit en rechtvaardigheid van handelen boven water te krijgen.”

Tijdens zijn eerste verhoor in Dendermonde zei Vandenbroucke dingen als : “Ik doe maar als iedereen” en “Als je niet gebruikt kun je niet meer mee”. Hebben we daar toch niet even de stem van de renner gehoord ?

“Vandenbroucke en ook andere renners zijn pas gehoord nadat ze buiten de lijnen hadden gekleurd. Dan heb je te maken met een renner in het verweer : alweer de gekwetste mens. Dat bedoel ik niet met een sereen debat. In de Wadacode staat dat er sprake is van doping wanneer minstens aan twee van volgende criteria is voldaan : de sportprestaties verbeteren, een potentieel risico inhouden voor de gezondheid, in strijd zijn met de spirit of sport. Dat laatste is zó ruim. Laat de renner, die nog altijd de belangrijkste actor is, ook eens praten over die spirit of sport. Over de Pro Tour, over die lijst. Volgens mij kan je er zeker een aantal producten afhalen, zoals efedrine, waarvan niet bewezen is dat ze een prestatieverhogend effect hebben of een gezondheidsrisico inhouden. Maar wie op dit ogenblik voor nuance pleit en een vraagteken durft te plaatsen, is bijna medeplichtig. Ik word nog net niet van medeplichtigheid beschuldigd.”

Maar wanneer u met Vandenbroucke nog wat gaat drinken op de Grote Markt van Dendermonde, blijkt zijn status van volksheld onaangetast.

“Binnenkort komt het rijke Vlaamse wielerleven weer op gang : laat ons zien hoeveel volk er op de been zal zijn. En dan heb ik het niet alleen over sportminnend Vlaanderen aan de toog : ook bedrijfsleiders hebben de fiets weer ontdekt.”

Meirhaeghe zegt : “Draaien we de klok terug, dan doe ik weer hetzelfde, maar ik zou niet gepakt worden.” Niet de gezondheid, niet de fair play, maar de pakkans is de norm.

“Een tijd geleden was dat nog zo, maar de controles worden steeds performanter. Binnenkort moet iedereen vooraf meedelen waar hij zich bevindt. Wel ja, plaats nog een chip in de renner ! Geen probleem voor mij, zolang het maar gebeurt in een wettelijk kader. Alleen stel ik vast dat het alleen voor de sporter geldt. Ik stel mij veel meer vragen dan vroeger. Als ik hoor hoe hard vele jongeren tegenwoordig werken in onze prestatiemaatschappij, dan vraag ik mij af : werken we om te leven of leven we om te werken ? De grenzen worden almaar verlegd.”

Peers en Planckaert hebben ondanks hun zware straffen ook nadien hun onschuld uitgeschreeuwd. Of hun advocaat heeft slecht gewerkt, of ze hadden meer op hun kerfstok dan ze toegeven.

“Het zal de advocaat wel zijn, zeker ( glimlacht) ?”

Als ze zo onschuldig zijn als ze zelf beweren, moet u wel de vrijspraak hebben gepleit. Maar Peers heeft achteraf ook gezegd : “Ik moest op de trein springen.” Dat is meer dan een halve bekentenis.

“U gist. Ik zal nooit uit een dossier citeren en nog minder zal ik een uitspraak becommentariëren. Het is lang geleden, maar uit mijn eerste kandidatuur rechten heb ik twee zaken onthouden : je bent onschuldig tot je bent veroordeeld en er is het geheim van het onderzoek. Helaas is men daarvan afgestapt : sommige dossiers liggen rapper op een krantenredactie dan op de griffie van een rechtbank. En dan zeg je soms : ter behartiging van de belangen van mijn cliënt vragen wij om achter gesloten deuren te pleiten.”

Waardoor u de kans mist om hem publiek van elke smet te zuiveren. Begrijpt u dat dat de vermoedens doet toenemen ?

“Dat begrijp ik. Maar een renner geboeid door de gangen van het gerechtsgebouw laten lopen ( Frank Vandenbroucke, nvdr) doet ook de vermoedens toenemen. Op dat ogenblik was hij nog altijd onschuldig, maar wel al geshowd. Sporters moeten niet anders worden behandeld dan andere burgers. Die worden ook niet voor twee jaar geschorst zodat ze hun beroep niet kunnen uitoefenen. Bij een huiszoeking staan de camera’s tegenwoordig voor de deur, zoals onlangs ook bij de voetballers van Standard. Een journalist belde mij de dag voor ik in een belangrijke zaak zou pleiten met de vraag of ik mijn conclusies niet al kon mailen. Doe je dat niet, noemen ze je arrogant op de koop toe. Waar gaan we naartoe, zeg ?”

Terwijl de tuchtcommissie van de wielrijdersbond geen toelichting mag geven bij haar vonnissen, blijven de veroordeelde partijen Museeuw, De Clercq, Peers en Planckaert de publieke opinie met hun ontkenningen beïnvloeden, zeg maar : misleiden. Is dat fair ?j

“Heb je mij commentaar horen geven ? Er komt nu een zaak aan waarin we samen met de renner hebben gezegd : hier zal het openbaar debat in het belang zijn van de betrokkene. De zaak-Beke is toch ook niet achter gesloten deuren gepleit ? Jullie zijn maar gelukkig als sporters met de billen bloot gaan. Vroeger verdrongen de journalisten en de fotografen zich rond de sporter die won, nu zelfs al rond de advocaat die komt pleiten. Moet dat ?”

Waarom stappen Peers en Planckaert niet naar de burgerlijke rechtbank, zoals Museeuw ?

“Moet ik daarvoor verantwoording afleggen ? Misschien omdat ik een andere mening ben toegedaan.”

Planckaert ziet ook af van beroep bij het TAS.

“Onder meer wegens de financiële drempel. Lang voor Jean-Marie Dedecker heb ik dat al aangeklaagd in een publicatie uit 2004. Het Vlaamse decreet voert de rechten van de verdediging hoog in het vaandel, maar wil je als wielrenner in beroep gaan, dan moet je naar Lausanne. In een andere taal. Dat kan niet. Maar wil je het veranderen, dan volstaat het dat een grote leider ( UCI-baas Hein Verbruggen, nvdr) roept dat je geen kampioenschappen meer mag organiseren en iedereen plooit zich weer.”

Niks in de urine, niks in huis – zogezegd -, nooit betrapt en toch dubbel zo zwaar gestraft als Meirhaeghe, die wel heeft bekend. Vindt u dat kunnen ?

“Dat zal dan met de spirit of sport te maken hebben, zeker ? Hoe vager de taal van het Wada, hoe meer je er kan invullen. Meer wil ik daar niet over vertellen.”

Guy Laenen is ook nooit betrapt met een kind.

“Ik ken dat dossier niet. Tegenwoordig wordt veel uitleg gegeven zonder dat men een dossier kent. Het dopingvraagstuk is zo complex dat ik soms zeg : nu weet ik het echt niet meer. Maar de dag van de Ronde van Vlaanderen kan het dat ik om vijf uur ’s morgens opsta om toch zeker om acht uur mee op dat grote plein in Brugge te staan. In al mijn naïviteit, omdat ze zo mooi is, de wielersport.”

Om het met Jacques Rogge te zeggen : “Mensen willen bedrogen worden, maar ik niet.”

“Dan zal ik Rogge daar waarschijnlijk niet ontmoeten. En Hein Verbruggen ook niet. En ook de voorzitter van de wielerbond niet. Straks sta ik er nog alleen.”

De snelste 100 meter ooit gelopen is die van Ben Johnson en dat blijft zo.

“Voor u niet ? Onlangs was het mijn verjaardag. Van mijn medewerker en zijn vriendin kreeg ik het boek Sportscape, over 100 jaar sportfotografie. Daar staat die foto in. Het blijft een heel mooie foto. Zoals die wielen die draaien op ’t Zand in Brugge, de eerste zonnestralen die doorbreken, de geur van de massageolie : dat blijft van een onovertroffen schoonheid.”

U bent geen illusies armer geworden ?

“Die houd ik voor mezelf.”

door Jan Hauspie

‘De invalshoek waarbij de ethiek van de organisator in beeld komt, wordt nooit gebruikt.”Het dopingvraagstuk is zo complex dat ik soms zeg : nu weet ik het echt niet meer.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content