Voor de derde keer vertrokken bij Standard, in opspraak gekomen wegens betrokkenheid bij carjacking en doelpunten die elkaar in ijltempo opvolgen: de Genkse targetspits heeft de voorbije maanden alle kleuren van de regenboog gezien.

C hristian Benteke staat er weer. Hij stapelt de doelpunten op sinds enkele weken. Het is onder meer dankzij zijn acht doelpunten in de laatste negen wedstrijden dat RC Genk is opgeklommen naar plaats zes, die recht geeft op deelname aan play-off 1. De wedstrijden waarin Benteke bijna van het veld werd gefloten, hebben plaats gemaakt voor die waarin hij een applausvervanging krijgt. Een goed gesprek met de 21-jarige aanvaller die al heel wat heeft meegemaakt.

Hoe komt het dat het leven je nu lijkt toe te lachen terwijl je (her)start bij Genk niet bepaald vlot verliep?

Christian Benteke: “Het verschil is dat ik de kansen die ik in het begin miste nu afmaak. Ik werk op training heel hard aan de afwerking, en ik leg mezelf ook minder druk op dan in het begin van het seizoen. Ik wilde toen zó graag scoren en bewijzen dat Genk de juiste keuze had gemaakt door mij aan te trekken.”

Waarom heb je in augustus alsnog voor Racing Genk gekozen?

“Omdat de club me kent en omdat het discours van meneer Degraen zeer samenhangend was. In het voetbal is het belangrijk dat je naar een club gaat die jou heeft gevraagd, eerder dan dat je jezelf gaat aanbieden bij een club.”

Bij het begin van dit seizoen was je ambitie toch in eerste instantie doorbreken bij Standard?

“Inderdaad, en ik was uitermate gemotiveerd. Maar goed, je moet je neerleggen bij de keuze van de coach. Die zei me dat Nong moest spelen omdat hij vorig seizoen goed was in de play-offs, en dan was er ook nog Leye José Riga zei wel dat hij op me rekende, maar dat zou elke trainer in die situatie zeggen. Cyriac lag immers in de lappenmand en men wist nog niet dat Batshuayi zo zou ontbolsteren, dus gaf de coach me wat vertrouwen. Maar als je in de krant leest dat hij vindt dat zijn beste spits op de bank zit, dan weet je meteen hoeveel vertrouwen hij echt in je heeft.”

Neem je Riga iets kwalijk?

“Neen, waarom zou ik? Hij moet nu eenmaal keuzes maken. Je vindt in elke club ontevreden spelers en spelers die minder krediet krijgen dan andere. Ik heb bij Standard nooit de kans gekregen om een paar wedstrijden na elkaar negentig minuten te blijven staan. Ik had dan ook snel door dat er niet op mij werd gerekend.”

Ben je dan niet teleurgesteld dat je niet doorbrak bij de club uit jouw stad, zelfs niet na een tweede comeback?

“Natuurlijk wel. Ik ben een echte Luikenaar en ik was maar wat graag doorgebroken bij Standard. Waar ik nog het meest moe van werd, was het feit dat ik me steeds weer moest bewijzen, dat ik me altijd weer aan nieuwe ploegmaats moest aanpassen. Echt ongerust was ik evenwel niet want ik weet dat ik kan voetballen. Ik ben nog wel jong, maar dat wil niet zeggen dat ik ter plaatse moet blijven trappelen.”

Met welke kritiek heb je het echt moeilijk?

“Wanneer men zegt dat ik niet goed genoeg ben om in een grote club te spelen heb ik het gevoel dat men mij te snel beoordeelt. Het klopt dat ik in het begin niet scoorde bij Standard, maar ik speelde wel degelijke wedstrijden. En dat bij een club in wederopbouw, een club die nog zoekende was. Vooraleer je iemand kunt beoordelen moet je hem wel wat langer dan een paar wedstrijden aan het werk gezien hebben.”

Je bent altijd in jezelf blijven geloven?

“Toch wel, ja. Er zijn nog heel wat zaken waaraan ik moet werken, maar ik ben best wel een complete aanvaller. Ik beschik over een goed kopspel, kan met de rug naar doel spelen en heb goede voeten.”

Trotse Rode Duivel

Hoe heb je die selectie voor het nationale belofte-elftal, voor de wedstrijd tegen Engeland, opgenomen?

“Ik ben een Belg en ben dus in eerste instantie blij dat ik mijn land kan verdedigen, maar ik heb wel de ambitie om A-international te worden. Ik heb in de kranten gelezen dat ik voor het belofte-team ben geselecteerd omdat het een uiterst belangrijke wedstrijd was, en dat was bij de Rode Duivels dan weer niet het geval. Er is evenwel niemand van de voetbalbond die me dat kon bevestigen.”

Hoe verklaar je het feit dat er nu weer sprake is van jou als spits van de Rode Duivels terwijl je enkele maanden geleden nog op de bank zat bij Standard?

“Ik ben het levende bewijs van het feit dat het in het voetbal allemaal zeer snel kan gaan. Niet zo lang geleden zat ik in de hel en nu lijk ik in de hemel te zijn beland.”

Is spelen bij de Rode Duivels een droom die uitkomt?

“Neen, want dat zou betekenen dat mijn carrière al is afgerond. Maar ik ben uiteraard wel trots, zeker omdat dit zo’n goede groep is. Ik respecteer alle spelers voor wat ze al bewezen hebben en wat ze momenteel tonen bij hun club. Al wil dat nu ook weer niet zeggen dat ik met open mond naar mijn ploegmaats sta te kijken.”

Je beseft toch dat Georges Leekens vooralsnog geen vaste diepe spits heeft?

“Dat weet ik. We hebben nochtans veel goede aanvallers met heel verschillende profielen. Ik moet mijn selectie eerst verdienen. Zodra dat het geval is, zien we wel wat er mogelijk is.”

Luik is niet the Bronx

In november stond je plots om heel andere redenen in de krant. Werd je nu het slachtoffer van foute vrienden of hoe zat dat juist?

“Dat kun je wel zeggen! Ik ben nochtans nooit een echt uitgaanstype geweest. Alleen op vakantie zul je me eens in een discotheek terugvinden. Mijn leven naast het voetbal is doodsimpel: ik bezoek mijn familie en breng tijd door met mijn vrienden RégiGoreux en MehdiCarcela.”

Je had niet het gevoel dat je in het foute milieu rondhing?

“Dat is fel overdreven in de media. Luik is de Bronx niet, hoor. De media hebben het allemaal wat opgeblazen terwijl het eigenlijk een banaal verhaal is. Ik zeg niet dat het alle dagen gebeurt, maar ik ben heus niet de eerste die bij zo’n situatie betrokken raakt. De grootste fout die ik maakte, was dat ik er gewoon bij was.”

Heb je geleden onder dat hele gedoe?

“Ja, omdat ik zag dat het mijn ouders ongelukkig maakte. Ik weet dat mijn imago wat besmeurd is geraakt, maar ik heb niet al te veel aandacht besteed aan wat erover gezegd en geschreven werd. Ik heb eruit geleerd dat ik moet opletten met wie ik rondhang. Ik weet nu dat ik niet zomaar overal meer kan komen.”

De fans van AA Gent namen je toen op de korrel door met hun sleutels te rammelen toen je inviel. Had je het daardoor moeilijk om je op die wedstrijd te concentreren?

“Ik had eerlijk gezegd niet door wat er juist gebeurde. Het was pas toen enkele journalisten me ernaar vroegen dat ik begreep wat ze hadden gedaan. Ik had me wel aan wat gefluit verwacht. Dat hoort erbij.”

Uitgefloten worden door de eigen fans, hoort dat er ook bij?

“Ik zal altijd kritiek krijgen. Als ik het daar elke keer moeilijk mee zou hebben, zou ik beter stoppen met voetballen. Ik kon trouwens rekenen op de steun van Anthony Vanden Borre op het moment dat ik werd uitgefloten. Ik heb echt enorm veel respect voor Anthony. Ik kende hem niet en was nieuwsgierig of hij zo zou zijn als men hem in de media afschildert, maar dat is helemaal niet het geval. Hij is zeer discreet en praat eigenlijk met niemand. Ik zeg niet dat zijn reacties altijd terecht zijn, maar hij is door zijn impulsiviteit wel erg snel in een vakje gestopt. De trainer steunt Anthony omdat hij hem graag heeft. Ik denk zelfs dat Anthony zijn favoriete speler is. Mario Been wil niet dat hij zijn enorme talent vergooit en wijst hem daarom op het kleinste foutje. Het zal hem weleens tegensteken, maar het respect tussen de trainer en Anthony is wederzijds en zeer groot.”

Hoe zou jij Been omschrijven?

“Als een zeer aanvallende coach die van mooi voetbal houdt. Logisch ook, hij is een Nederlander. Ik heb echt niets aan te merken op zijn manier van werken.”

Zelfs niet toen je amper mocht meedoen?

“Ik scoorde niet en Vossen en Barda wel. Dan is het normaal dat je op de bank zit. Ik ben sowieso niet het type dat op zo’n moment gaat klagen tegen de journalisten of de trainer. Als aanvaller weet je dat je op de moeilijkste positie staat. Op het middenveld of in de verdediging kun je je nog enigszins verstoppen, in de spits lukt dat niet. Men verlangt maar één ding: dat je scoort. Op dat vlak heb ik nog wel wat vooruitgang te boeken, ik moet meer killer worden, minder lief zijn in het strafschopgebied. Misschien ben ik zowel op als naast het terrein net dat tikkeltje te braaf …”

DOOR THOMAS BRICMONT – BEELDEN: IMAGEGLOBE

“Ik denk dat Anthony de favoriete speler van Mario Been is.”

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content