Na enkele mindere seizoenen wil voormalig Frans international Tony Vairelles zijn carrière herlanceren. Zowaar in België, bij Lierse. ‘Ik heb de indruk dat deze club mijn ambitie deelt.’

Nee, niet na de ochtendtraining, “want dan is het tijd voor mijn siësta. Très important.” En dus spreken we af met Tony Vairelles (32) in de late namiddag.

De Franse aanwinst van Lierse heeft een palmares om ‘u’ tegen te zeggen. De achtvoudige international speelde meer dan driehonderd wedstrijden in de Franse hoogste klasse – voor Nancy, Lens, Lyon, Bordeaux, Rennes en Bastia – en maakte daarin meer dan zeventig doelpunten. Twee keer werd hij landskampioen, in 1998 met Lens en in 2003 met Lyon, en hij speelde en scoorde meermaals in de Champions League. Een logische eerste vraag zou dan ook kunnen zijn :

Waarom kiest iemand met zo’n status voor een club als Lierse ?

Tony Vairelles : “De laatste twee en een half jaar waren erg moeizaam voor mij. Daarom wilde ik absoluut naar het buitenland, ik wilde weer voetballen voor een club die vertrouwen heeft in mij. België leek me bovendien geen slechte keuze omdat de afstand naar mijn geboortestad Nancy niet onoverkomelijk is. Op het einde van vorig seizoen testte ik bij Germinal Beerschot, ook Lierse kwam naar die wedstrijd kijken. Omdat ik met een frisse geest wou beginnen, had ik geen zin om te wachten op andere voorstellen uit Europa.”

Je komt niet naar Lierse als een uitgebluste vedette, om uit te bollen ?

“Zeker niet. Als ik wilde uitbollen, dan zou ik naar Qatar vertrokken zijn. Die mogelijkheid bestond en ik zou er veel meer geld kunnen verdienen.”

In Frankrijk werd je de laatste jaren misschien wel door velen aanzien als een speler die stilaan rijp is voor zijn pensioen ?

“Misschien. Omdat ik minder aan spelen toekwam, kon ik de mensen niet van het tegendeel overtuigen. Ik wil dan ook tabula rasa maken, van nul herbeginnen. Ik tekende voor drie jaar bij Lierse omdat ik nog altijd ambitieus ben en deze club iets wil bijbrengen. Ik ben heel gemotiveerd om hier te slagen. Ik wil en zal bewijzen dat ik het nog kan.”

Eind jaren negentig gold je als een van de allerbeste spelers uit de Franse competitie. Je transfersom van Lens naar Lyon bedroeg 60 miljoen Franse frank, omgerekend ruim 9,1 miljoen euro. Er was in die periode ook concrete interesse van Juventus en Atlético Madrid, terwijl die nu kwam van Germinal Beerschot en Lierse. Heb je het daar moeilijk mee ?

Dans la vie il faut toujours rester humble, je mag nooit denken dat de wereld aan je voeten ligt. Tijdens de winterstop van het seizoen 1998-’99 kon ik inderdaad naar Juventus, maar ik wou Lens, dat op dat moment niet zo denderend gerangschikt stond, niet in de steek laten. Nee, spijt heb ik daar niet van. Te veel achteruit kijken in je leven is nooit goed.”

We zouden dat toch nog even willen doen.

( lachje)

Hoe verklaar je zelf die terugval de laatste seizoenen ?

“De problemen met een specifieke trainer zaten er voor heel veel tussen.”

Jacques Santini bij Lyon.

“Ik vond het niet eerlijk dat hij me niet rechtuit zei dat hij me niet meer nodig had. Na mijn eerste seizoen bij Lyon kon ik voor vier jaar naar Bordeaux, een aanlokkelijk voorstel voor zowel mezelf als de club. Maar nee, ik móest blijven. Hij kon het blijkbaar niet verkroppen dat ik hem oneerlijkheid verweet. Hij speelde het daarop persoonlijk en maakte mij zwart bij anderen, stak voortdurend stokken in mijn wielen. Nadien werd hij bondscoach en nam zijn macht nog toe, ook al als persoonlijke vriend van Jean-Michel Aulas, voorzitter Olympique Lyon. Het is monsieur Santini, hein. Heel wat spelers zijn met hem in conflict.”

Hoe kwam het dat je eind vorig seizoen bij Bastia op de bank terechtkwam ?

“Ze wilden de jongeren laten spelen. Ik kan dat begrijpen als je tiende staat en niets meer te winnen of te verliezen hebt, maar niet als je moet vechten tegen de degradatie… Bovendien : ( verheft lichtjes zijn stem) je had die jongeren moeten bezig zien op training. Looptraining ? Zo liepen ze ( imiteert iemand die rustig jogt). Ongelooflijk ! En trainer Ciccolini greep niet in. Zes wedstrijden voor het einde werd hij vervangen… Door zijn assistent : net hetzelfde ( zucht).”

Heb je de laatste jaren mentaal diep gezeten ?

“Soms is het hard, ook al ben ik iemand die in alle omstandigheden positief probeert te blijven. Maar als je dan jongens bezig ziet die zich niets aantrekken van de club of van de trainer maar toch elke week weer vrolijk op het veld staan, terwijl jij honderd procent voor je vak leeft en alles geeft op training… Le plus dur, c’est l’injustice. Maar als je er wat langer bij stilstaat, denk je toch weer : mijn familie is gezond, ik heb nu ook een zoontje van vijf maanden. Dan kan je alles weer relativeren.”

Begon je niet aan jezelf te twijfelen ?

“Toch, het éérste wat ik deed, was mezelf in vraag stellen. Maar als je dan alles doet wat nodig is et ça continue, dan… Weet je, de laatste jaren raakte ik het Franse voetbal beu. Het is pure business geworden : het is niet langer de beste voetballer die speelt, maar wel degene die de beste relaties heeft met managers en trainers die er wat aan verdienen.”

Denk je dat het er anders aan toe gaat in België ?

“Dat weet ik niet, maar ik hoop het alvast. Het is normaal dat wanneer het om veel geld gaat er altijd wel een beetje magouille, gefoefel, is, maar tegenwoordig loopt het echt de spuigaten uit. Voetbal is een ploegsport, maar in Frankrijk is het meer en meer een individuele sport aan het worden, ieder voor zich.”

Je klinkt niet echt positief. Je houdt toch ook goede herinneringen over aan de Franse competitie ?

“Ja, hoor, versta me niet verkeerd. Het begin van mijn profcarrière bijvoorbeeld, bij Nancy. Dat is de club van mijn hart. Ik was er nog ballenraper en doorliep er de jeugdreeksen. Dan is het onvergetelijk als je in je eigen stad kan debuteren op het hoogste niveau. Toen ik er mijn eerste wedstrijd speelde, in het seizoen 1991-’92 stonden we laatste met tien punten achterstand. Als je alleen rekening had gehouden met de matchen na de winterstop, dan zouden we nog Europees gehaald hebben, maar helaas slaagden we er net niet meer in ons te redden. In die tijd was je als jonge speler met een contract verplicht om te blijven. Drie seizoenen moest ik in de tweede klasse aan de slag. Dat laatste jaar werd ik verkozen als beste speler van de afdeling, waarna ik bij Lens terechtkon.”

En je prijzenkast vulde met een titel en een Ligabeker.

“Heel mooie herinneringen. Net als de Champions League-wedstrijden die ik speelde met Lens. Ook het eerste seizoen bij Lyon, waarbij ik vijf doelpunten maakte in de Uefacup, ging het nog uitstekend. Maar ja, dan was er die trainerswissel die mijn carrière gebroken heeft.”

Je speelde acht keer voor de nationale ploeg en zat in de aanloop naar Euro 2000 bijna altijd in de selectie. Hoe groot was de ontgoocheling dat je dat toernooi uiteindelijk toch nog misliep ?

“Dat was natuurlijk niet aangenaam, maar ook daar speelden, denk ik, weer andere zaken mee dan alleen maar voetbalkwaliteiten. Anelka was interessanter voor de media. Zo gaat dat momenteel in de voetballerij, c’est le showbusiness et l’argent. Mais la vie est belle quand même ( lacht).”

Frankrijk was op dat moment wereldkampioen en Europees kampioen in wording. Wie was voor jou de beste speler met wie je ooit samenspeelde ?

“Op technisch vlak Zidane, zonder twijfel. Zijn arsenaal kap- en schijnbewegingen is uitzonderlijk, maar hij kan ook heel eenvoudig spelen. En dát versta ik vooral onder techniek : een balletje in één tijd simpel passen, een millimeterprecieze voorzet geven. Zidane is bovendien gewoon gebleven, hij voelt zich niet beter dan anderen.”

Een karaktertrek die hij gemeen heeft met jou ?

“Dat heeft altijd in mij gezeten. Toen ik als jongetje scoorde en mijn moeder dat enthousiast vertelde aan haar vriendinnen, zei ik altijd ( fluistert) : ‘ Maman, dis rien. ‘ Zo verlegen was ik. Ik respecteer iedereen evenveel – voetballer, metselaar, mecanicien, wie ook. Dat neemt niet weg dat ik fier ben dat ik door hard te werken een carrière als profvoetballer kon uitbouwen. Ik heb me veel opofferingen getroost – niet uitgegaan, niet gefeest – omdat ik dacht : ook al lukt het niet, ik heb er toch alles voor gedaan. Het zou wellicht wat anders geweest zijn, mocht ik niet geslaagd zijn, maar nu heb ik nooit het gevoel gehad iets te missen. Nu heb ik nooit moeilijkheden ondervonden om aan de verleidingen te weerstaan. Mede dankzij de steun van mijn familie.”

Je familie is voor jou wel heel belangrijk, hé. Ze reisden jou ook telkens achterna tijdens je voetballoopbaan.

“Toen ik van Nancy naar Lens verhuisde, kwamen mijn ouders en mijn drie jongere broers mee – mijn zus, de oudste, en mijn twee oudere broers bleven in Nancy. Toen ik in Lyon ging spelen, verhuisde iedereen uit Lens mee én kwamen ook mijn twee oudere broers over. Die volgden me ook allemaal naar Bordeaux. Een van mijn oudere broers ging nadien weer in Nancy wonen, maar de anderen, op mijn zus na die altijd in Nancy bleef, vergezelden me naar Bastia. Als ik drie jaar bij Lierse blijf en me goed voel, bestaat de kans dat ze ook naar hier komen. Het is niet zo dat ik niet zonder hen kan leven – zeker niet nu mijn vriendin en ons zoontje Guydjo straks in België komen wonen – maar ik vind het gewoon heel fijn ze vaak te zien. Mijn familie is het enige wat voor mij belangrijker is dan het voetbal.”

Je bent ook gelovig, getuige daarvan het kettinkje met het relatief grote kruis dat je rond je hals draagt ?

“Ik ben gelovig, ja. Maar dat is niet iets dat je per se moet tonen, hein ( stopt kettinkje onder zijn T-shirt. Geloof zit hier ( drukt met zijn hand op zijn hart), c’est dans le coeur. Je moet niet constant naar de kerk gaan, hoewel ik dat af en toe wel doe en dan liefst helemaal alleen om na te denken, te mediteren. Maar geloof uit zich vooral in het dagelijkse leven : je probeert een correct, goed mens te zijn. Mijn grootmoeder – de moeder van mijn vader – was op dat vlak een groot voorbeeld voor mij. Ze was heel gelovig maar ook heel tolerant, vergevingsgezind. Deed je wat fout, dan wees ze je daarop, maar ze bleef altijd positief.”

Geloof gaat al eens gepaard met bijgeloof. Ook bij jou ?

“Ik heb altijd geprobeerd me daar niet mee bezig te houden, want daar word je gek van. ‘Oei, ik zal vandaag niet goed spelen, want ik heb niet mijn gebruikelijke slip aan. ‘ Toen ik bij Lens speelde, had ik een zwarte kat. In het begin ging het niet zo vlot : blessures, wat aanpassingsproblemen. Even dacht ik : toch niet die zwarte kat, zeker ? Maar ik hield ze toch en na verloop van tijd begon ik beter mijn draai te vinden en de trein was vertrokken. Had ik die kat buitengegooid, dan zou ik ook beter beginnen te voetballen hebben, maar dan zou ik misschien gezegd hebben : ‘Ah, het lag aan die zwarte kat. ‘ Versta je ?”

Ja. In een nummer van France Football uit april 2002 word je omschreven als een ‘grand adepte de la moto’. Ben je nog altijd zo gek van snelle motoren ?

“Ik hou van mooie moto’s, heb een rijbewijs om ermee te rijden, maar als gevolg van mijn beroep kan ik dat niet al te vaak doen. Als je valt, heb je gegarandeerd wat voor aan je benen. Dat kan ik me niet veroorloven. In Bastia reed ik al eens – daar leent het uitstekende weer er zich ook voor – maar ik denk niet meteen dat ik mijn moto zal laten overbrengen naar België. Dikwijls reed ik er op Corsica trouwens ook al niet mee. Ik hou namelijk vooral van snelle moto’s – ‘ grmm grmm grmm‘ – terwijl ik een Custom, genre Harley-Davidson, kocht – ‘ touff touff touff‘-, omdat je daar al minder snel mee kan rijden en dus ook minder snel mee uit de bocht vliegt ( lachje).”

Heb je Walter Grootaers al ontmoet ?

“Nee ?”

Schepen in Lier, groot supporter van de club én liefhebber van moto’s.

“Ah, dan kunnen we binnenkort samen over moto’s praten ( lacht).”

Daarmee zijn we, tot slot, terug bij Lierse gekomen. De club en de supporters verwachten veel van jou. Brengt dat extra druk met zich ?

“Nee, want ik zal er álles aan doen opdat ze hier tevreden zouden zijn over mij. Ik denk dat ik een ploeg nog altijd een meerwaarde kan geven. Dat zal geleidelijk aan komen, want – ook al trainde ik elke keer voluit bij Bastia – ik moet weer wedstrijdritme opdoen om mijn beste vorm te bereiken.”

Je bent hier uiteraard nog niet lang genoeg om een duidelijk beeld te hebben, maar wat zijn je eerste indrukken van Lierse ?

“De andere spelers en de trainer doen moeite om mijn integratie te vergemakkelijken en dat is aangenaam. Ook al besef ik dat het aan míj is om mij aan te passen, niet aan de anderen om zich aan te passen aan mij. Daarom zal ik mijn Engels opnieuw moeten bijschaven en misschien ook wel Nederlands leren. ‘Links’, ‘rechts’, ‘dank u’, meer ken ik nog niet ( lacht). Zoals de meeste Fransen ben ook ik chauvinistisch – ik hou van mijn land – maar ik ben nu in België en zal de gewoontes van hier overnemen, zoals ik ook in een Arabisch land mijn schoenen zou uitdoen om een moskee binnen te stappen. Dat vind ik niet meer dan logisch.

“Over het niveau van de ploeg kan ik op dit moment echt nog niet veel zeggen, maar ik heb de indruk dat de club mijn ambitie deelt. Met Daniel Cruz trokken ze alvast een heel goeie voetballer aan. Op training is het oké, maar het is pas als de wedstrijden met inzet eraan komen dat je zal kunnen oordelen over onze sterkte. Pas dan ook zal ik me een beeld kunnen vormen van de Belgische competitie. Over hoe we zullen spelen, kan ik nu evenmin iets vertellen.”

Op welke positie zou je het liefst spelen ?

“Die vraag stelde de trainer me ook, maar op links, op rechts, achter de spits, als diepste spits : dat maakt me echt niet uit. Ik wil spelen waar de ploeg me het best kan gebruiken.”

“( lacht) Mijn ex-ploegmaat bij Lyon, Eric Deflandre, speelt daar inderdaad als rechtsachter. Fijn om hem nog een keer tegen te komen, hij heeft me trouwens gisteren nog gebeld. Maar, wat je vraag betreft, misschien toch maar liever op rechts dan, want Eric is een goede verdediger en die kom ik liever niet tegen ( lacht).”

door Roel Van den broeck

‘Als ik wilde uitbollen, dan zou ik naar Qatar vertrokken zijn.’

‘Ik probeer in alle omstandigheden positief te blijven.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content