Koen Daerden is een routinier in Genk en wordt dus geacht mee het voortouw te nemen. Toch is hij nog altijd maar 22. ‘Maar ik heb bijgeleerd.’

De locatie is de Nitto-loge in de nok van het Fenixstadion, de gesprekspartner KoenDaer- den en het onderwerp diens prestaties en ontwikkeling tot Rode Duivel in een zoekend Genk. Dus was de eerste vraag hoe hij zijn seizoen totnogtoe evalueert.

Koen Daerden : “Ik ben redelijk tevreden, ook omdat je te maken had met een ongewone voorbereiding door de Intertoto. Daarom ben ik ook blij dat ik ze heb meegemaakt zonder blessures, want ik heb dat toch nodig. Daardoor is mijn niveau steeds beter geworden, zonder echt een uitschieter. Het was redelijk constant en dat vind ik nog altijd belangrijker dan twee wedstrijden pieken en daarna drie, vier wedstrijden niks laten zien. Dat constante niveau is iets wat ik in het jaar dat we kampioen speelden het hele seizoen door had, maar wat vorig jaar door een blessure moeilijker was.”

Speelt het feit dat nu Sigurdsson in je rug staat in plaats van de meer onbezonnen Roumani daarin ook een rol ?

“Niet meteen. Ik denk dat hun kwaliteiten ook redelijk dicht bij elkaar liggen en dat voel ik op het veld. Roumani durft misschien wel eens meer onbezonnen te zijn en de laatste jaren had hij wel eens de neiging altijd naar voren te willen gaan, maar daar heeft hij veel in bijgeleerd, vind ik. Maar we hebben dit seizoen al op zoveel verschillende posities gespeeld dat er niet echt sprake is van automatismen, zoals we die twee jaar geleden wel gewoon waren. Alles heeft zijn voor- en zijn nadelen. Bij Sef ( Vergoossen, nvdr) wist je perfect wat te doen bij balverlies en balbezit, maar vond men het na twee jaar eigenlijk al stereotiep. Dit jaar zijn we, ook door blessures en schorsingen, veel flexibeler.”

Die wijzigingen maken het wel moeilijker voetballen.

“Tuurlijk. Na de wedstrijd tegen Bergen hebben we gepraat en vastgesteld dat we enorm veel van systeem veranderden en daardoor weinig automatismen zagen. Ook tijdens een wedstrijd wisselt de trainer soms om het vuur weer wat aan te wakkeren. Maar wij hebben misschien niet voldoende maturiteit om snel om te schakelen. Na vijf minuten moeten we bijvoorbeeld eigenlijk zelf zien hoe een tegenstander staat en bepalen hoe we dat opvangen, maar dat lukt nog te weinig. De trainer is iemand die organisatie heel belangrijk vindt. Je kunt wel mooi en vrank en vrij spelen, maar als je verliest, brengt het niks op. Hij laat de spitsen en de meer aanvallend ingestelde spelers de vrijheid om te bewegen over het veld. Dat houdt het risico in dat je soms echt uit positie loopt en dan balverlies lijdt. Daarin moeten we nog meer naar mekaar kijken en corrigeren. Een spits die even terugzakt als Orlando ( Engelaar, nvdr) diep gaat, ik centraal gaan staan als hij naar de linkerkant komt…”

En daar is voetbalintelligentie voor nodig natuurlijk.

“Daar kom je op een ander belangrijk punt. ( Lacht.) Dat is gewoon zo, maar dat heeft ook met maturiteit te maken en dat missen we wat in deze groep. Wat we nog beter moeten doen, is er in thuiswedstrijden vol tegenaan gaan en de tegenstander vastzetten. Daarin beginnen we nog te braaf aan een wedstrijd. Niet dat we niet scherp zouden zijn, maar we zijn te braaf als groep voor elkaar en voor de tegenstander. We moeten daar volwassener in worden. Je mag uitdelen en dan moet je ook incasseren, maar het mag gezegd worden. Je mag perfect je mening geven en daarin houden we ons nog te vaak in. Het is te dikwijls te plat, zoals ze bij ons zeggen. Je hebt een verantwoordelijkheid die je moet opnemen en dat moet je met elf doen, niet met twee, drie of vier. We steken ons nog te veel weg als het eens wat minder gaat : we mogen wat meer aanwezig zijn op mindere momenten. Tegen Germinal Beerschot bijvoorbeeld hadden we het heel lang moeilijk tegen tien man, terwijl je juist dan initiatief moet nemen, de bal vragen, acties maken. Maturiteit is durven zeggen : geef de bal maar, lukt het niet, we zullen het je dan toch tenminste moeilijk maken.”

In hoeverre heb jij die maturiteit ? Je bent, omdat je al vijf jaar in de ploeg staat, voor de trainer een routinier van wie hij iets meer verwacht, terwijl je van de andere kant wel nog altijd maar 22 bent.

“De trainer heeft mij bij het begin van het seizoen duidelijk gemaakt dat hij verwacht dat ik meer verantwoordelijkheid zou opnemen, vooral na het vertrek van Josip ( Skoko, nvdr) en Didier ( Zokora, nvdr). Ik wil me niet wegsteken achter mij leeftijd, dus ik probeer er zoveel mogelijk mee bezig te zijn. Dat is dit jaar misschien iets gemakkelijker dan de laatste jaren, toen mijn vader hier drie jaar lang was. De volgende ronde is het weer Bergen-Genk, maar voor mij moet die heisa allemaal niet, want ongewild trek je je het toch aan.”

Hoeveel leiderscapaciteiten zitten er in Koen Daerden ?

“Ik zal mijn verantwoordelijkheid opnemen, maar ik zal nooit dé leider worden van KRC Genk. Maar ja, wat is een leider ?”

Hij die bepaalt wat er gebeurt.

“Ik denk dat op dit moment Jan ( Moons, nvdr) heel belangrijk is voor de ploeg. Naar hem luisteren de spelers het meest. Hij is dan ook de terechte kapitein.”

Jij was kapitein tegen Bergen, de wedstrijd waarin je vader daar begon als trainer. Was het toeval dat je net toen rood kreeg ?

“Pfff, tegen Bergen was natuurlijk ook een speciale wedstrijd. Ik was blij dat het afgelopen was. Er was te veel commotie rond. Het ging op den duur meer over de relatie met mijn vader, dan dat het over voetbal ging. Je voelde dat er meer naar je gekeken werd.”

Ook verstandig van je vader om achteraf te verklaren dat hij, hoewel het voor de dug-out gebeurde, van de hele fase niks had gezien.

“Ik was ook snel weg, natuurlijk ( lacht).”

Hoe aanvallend mag je voetballen ?

“Dat hangt ervan af. Van een wedstrijd op Brugge bijvoorbeeld werd gezegd dat we heel verdedigend speelden. Ik was vaak de diepste man, samen met Mirsad ( Beslija, nvdr), en achteraf zeiden ze dat ik spits had gespeeld. Maar de trainer kijkt meer naar de tegenstander dan Sef deed : wat zijn de sterke punten en wat kunnen wij daar tegenover stellen ? Bovendien hang het er ook vanaf of ik op links sta of verdedigende middenvelder ben. Bij een thuiswedstrijd wordt er sowieso meer gevraagd dat ik vaker de achterlijn haal. Een paar wedstrijden heb ik centraal gespeeld en dan moet je je aan die positie aanpassen. Maar op de flank loopt de wisselwerking met Orlando beter en beter : zoekt hij de diepte, dan kom ik naar binnen. Dat geeft hij op een gegeven moment ook zelf aan, zoals tegen Kermt, waarna ik scoor. Kijk, zoiets heeft ook met communicatie te maken.”

Je durft je blijkbaar meer te manifesteren. Op Anderlecht bijvoorbeeld heb je verschrikkelijk lopen schelden met Gert Claessens.

“Ik stond samen met Seyfo centraal toen we met tien gevallen waren, dacht ik. Ik vond dat de ruimtes veel te groot waren en Aruna veel te gemakkelijk de bal kon aannemen. Hij en Zetterberg doken te veel in onze rug. De linies moesten dichter tegen mekaar aanleunen, vond ik. Als de achterste lijn een paar meter te ver naar achteren gaat staan, kunnen zij telkens op snelheid daartussen op en af gaan. Dat was even een discussiepunt, maar verder moet je daar niks achter zoeken, hoor ( lacht).”

Wat vind je ervan dat je soms centraal opgesteld wordt ?

“Ik speel heel graag op de flank, dat wel ja, maar ik schik me in mijn functie. Daar heb ik totaal geen probleem mee. De trainer houdt enorm van polyvalente spelers. Ik heb al een helft linksback gespeeld, verdedigende middenvelder, links centraal en op de linkerflank. Voor mijn ontwikkeling als speler kan dat allemaal geen kwaad.”

De andere kant van het verhaal is : kan je je kwaliteiten dan optimaal benutten ?

“Euh… maar je kan wel andere kwaliteiten ontwikkelen natuurlijk. Je moet je schikken in je positie en als verdedigende middenvelder bijvoorbeeld geen man-tegen-man-acties gaan maken.”

In hoeverre ben je in je acties dwingender naar voren geworden ?

“Ik ben een speler die eerst voor de zekerheid kiest als ik zie dat er al twee voorin staan en er nog iemand vanuit het middenveld aansluit. Drie of vier mensen voor de bal is genoeg, dan heeft het geen zin er nog eentje bij te sturen. Maar ik kom best wel geregeld in de zestien, hoor.”

René Vandereycken zegt : ‘Daerden is een nuttige speler en zelfs bijna onmisbaar voor de ploeg.’ Met andere woorden : word je nog dat tikkeltje dwingender, dan ben je helemáál onmisbaar ?

“Hij heeft mij daarover gesproken. In het begin lukten mijn acties een aantal wedstrijden niet en toen heeft hij mij aangespoord om te blijven proberen. Dwingend zijn is ook blijven proberen tot je er een keer voorbij raakt. Maar even goed moet je zeggen : ik geef de bal naar de andere kant, het lukt vandaag toch niet voor mij. Dat is iets wat ik de voorbije jaren heb bijgeleerd, vind ik. Vroeger durfde ik ook wel eens, ik zal niet zeggen : mij wegsteken, maar de bal wat sneller aan Josip geven bijvoorbeeld. Vorig jaar hadden we zo’n speler niet, nu met Orlando weer wel. Dat maakt het toch iets gemakkelijker.”

Engelaar vond aanvankelijk dat hij iets te weinig werd aangespeeld omdat de groep zijn kwaliteiten onvoldoende kende.

“Op training vraagt hij de bal ook met een man in de rug. En hij dóet er dan ook iets mee. Dat weet je als groep in het begin niet, dat had hij ook voordien gewoon mogen zeggen. Maar dat beginnen we nu meer en meer te doen. Met een man in de rug is hij enorm sterk. Dat is voor mij prettig voetballen omdat je de aansluiting naar voren beter kan maken. Vorig jaar kwam de bal soms sneller terug dan we gewoon waren. Met Wesley ( Sonck, nvdr) kón je dwingend zijn, de stap naar voren zetten.”

Zal een spits erbij in de winterstop jullie beter maken ?

“Misschien iemand die vervelender kan zijn voor de tegenstander. Kijk, een spits mag egoïstisch zijn. Ik vind ons nog veel te braaf in de spits. Het mag agressiever, ik zal niet zeggen : vuiler, maar de verdedigers ontzien hen ook niet, dus hoeven zij dat omgekeerd ook niet te doen. Ook al zit je niet in een wedstrijd, dat duwen, trekken, vervelend zijn missen we nog.”

Wat dat betreft, kan Vandereycken jullie wel een paar andere trucjes leren dan Vergoossen, natuurlijk.

“( Lacht.) Ach, die stempel heeft hij sinds zijn aanstelling en daar wordt hij constant mee geconfronteerd. Niet altijd terecht, vind ik.”

Hoe groot is de omschakeling naar zijn manier van werken ?

“Hij is gewoon veel flexibeler in heel veel zaken. Onder Vergoossen wist je perfect dat je alles aan hem kon vragen ; Vandereycken durft nogal eens, hoe moet ik dat zeggen, verrassend uit de hoek komen, waardoor wij na drie jaar ook een omschakeling moeten maken. Kijk, bij Vergoossen wist je perfect wanneer je wat ging doen, hoe elke training er uitzag ; nu trainen we misschien meer op wat de trainer na een wedstrijd vindt dat we kunnen verbeteren.”

Op inworpen bijvoorbeeld hebben jullie de laatste tijd veel geoefend. Het is bijna ontluisterend dat de trainer vindt dat jullie niet kunnen inwerpen.

“( Lacht.) Als je het kritisch gaat bekijken, heeft hij eigenlijk wel gelijk. Als je ons op training met tweeëntwintig ziet staan inwerpen, zou je denken : wat zijn ze nu weer aan het doen ? ! Maar eigenlijk moet ik hem gelijk geven. Hoeveel balverlies wordt er in een wedstrijd niet geleden na een inworp ? Andere mensen vinden dat misschien details, maar dat is iets waar hij veel aandacht aan schenkt.”

Hoe werp je goed in ?

“Als je naar de bal toekomt met een man in de rug is het altijd veel moeilijker om terug te kaatsen of te controleren dan wanneer je van de man wegloopt en de bal in de ruimte gooit. Die fouten zie je zelfs in Champions-Leaguewedstrijden als je er begint op te letten.”

Over details gesproken : klopt het dat jullie van Vandereycken geen champignons mogen eten voor een wedstrijd omdat die slecht zouden verteren ?

“Ah ( lacht), dat weet ik niet. We mogen wel geen vis eten omdat dat traag verteert. Dus er is altijd kip, pasta en groenten. Ja, er is redelijk veel veranderd. Sef en René zijn, mag je wel zeggen, twee tegenpolen ( grijnst).”

Laten we nog even de nationale ploeg aansnijden : had je na het wegvallen van Bart Goor verwacht dat je zou spelen tegen Servië&Montenegro ?

“( Zonder aarzelen.) Ja. Je verwacht dat natuurlijk altijd, maar ik heb er geen probleem mee dat hij uiteindelijk voor Peter Van der Heyden koos. We hebben op een gegeven moment tijdens de gesloten training met Van Damme, Van der Heyden en Deschacht in de opstelling gewisseld, maar ik heb op geen enkel moment met een van hen in de ploeg gestaan die zou gaan spelen. Terwijl ik wel had verwacht dat ik tijdens een training had kunnen laten zien wat ik met Jelle, Peter of Olivier kon.”

Vervolgens waren het niet de makkelijkste omstandigheden waarin je moest invallen.

“De eerste helft vond ik voor mij persoonlijk nog vrij behoorlijk, maar de tweede helft was gewoon niet goed. Dat had niks met druk te maken, want ik voelde me vrij ontspannen, maar er waren ook wat problemen met de communicatie tussen sommige spelers. Waar liep iemand ? Ik vond het jammer dat ik op een training niet eens met hen had samengespeeld. Dan voel je misschien toch meer hoe iemand in bepaalde situaties handelt. Dat was de duidelijkheid die ik op een bepaald moment miste. Het zou natuurlijk ook wat eenvoudiger zijn als het allemaal wat beter liep. Maar zeggen dat het Belgische voetbal ziek is en er geen talent meer is, vind ik ver gaan.”

Tot slot : je maakt altijd een weloverwogen indruk, in controle van de situatie. Maar twijfel je ook wel eens ?

“Neen, behalve misschien anderhalf jaar geleden na mijn knieblessure, dat je je gaat afvragen of je nog wel je vroegere niveau zal halen. Maar anders niet. Ik zal trouwens ook nooit de man zijn van de grote uitspraken.”

Moet kunnen.

door Raoul De Groote

‘Verantwoordelijkheid moet je met elf nemen.’

‘Je mag uitdelen, maar je moet ook incasseren.’

‘Sef en René zijn, mag je wel zeggen, twee tegenpolen.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier