‘Ik zal nooit een jaknikker worden’

© BELGAIMAGE

Eind april werd ze, op de brug met ongelijke leggers, als eerste Belgische ooit Europees turnkampioene. Op het WK in Montreal, behaalde Nina Derwael (17) een achtste plaats. Kennismaking met een zeer volwassen tiener.

‘Gezien hoe Nina je de hele tijd heeft aangekeken?’, merkt Delphine Gosseye, persverantwoordelijke van GymFed Vlaanderen, op na het interview met de nieuwe ster aan de Belgische sporthemel. Ja, het viel inderdaad op, die gloed en twinkelingen in Derwaels zelden wegkijkende ogen. Evenals haar uitleg: geen giechelend tienergebral, wel rechtuit, bondig en to the point. Pratend zoals gelouterde kampioenes, met een groot zelfbewustzijn, zonder eigendunk.

Op het eerste gezicht lijkt de zeventienjarige Truiense nochtans een ‘gewoon’ tienermeisje, maar haar hoofd is even gestaald als de spieren die als kabels op haar armen en dijen liggen. ‘In een trainingsperiode zit ik tot drie, vier keer per week in het krachthonk’, vertelt Derwael tijdens het eerste deel van het interview. Niet aan een bureau (zoals later), maar op een hometrainer in de fitnesszaal van de Gentse Topsporthal. Exact een kwartier – ze zal het tot op de seconde timen – moet ze, na haar pas afgelopen training, immers nog uitfietsen.

Dat Derwael sinds haar Europese titel veel meer mediaverplichtingen heeft, neemt ze er graag bij. ‘Ik ben ervan geschrokken in het begin. Maar uiteindelijk is het goed dat ook turnen meer aandacht krijgt.’ Bovendien, zegt de Limburgse, kan ze nog altijd anoniem op straat rondwandelen. ‘Als ik turn, doe ik mijn haar in een dotje, zoals nu, daarbuiten hangt het los, tot over de schouders. Een heel verschil, ook zonder glitterpakje. Alsof ik een compleet andere Nina ben.’

Een jongvolwassene die al op haar vierde Aagje Vanwalleghem aan het werk zag tijdens de Olympische Spelen van Athene 2004 en volgens vader Nico Derwael, begin jaren negentig twee seizoenen profvoetballer bij Racing Genk, toen al zei: ‘Dáár wil ik naartoe.’ Pa en ma moesten lachen, maar het werd wel de brandstof die Nina al op haar elfde van thuis in Sint-Truiden richting de Gentse Topsportschool lanceerde. Om sindsdien, onder deskundige begeleiding van de Fransman Yves Kieffer en diens vrouw Marjorie Heuls, tot ruim dertig uur per week keihard te trainen, haar droom najagend.

In Rio ging die vorig jaar in vervulling. Het échte doel, een (gouden) medaille winnen op een kampioenschap, bereikte Derwael eind april op het EK. ‘Zó lang naar dat moment toewerken, de oefening doen die ik van plan was: super! Dan zijn alle moeilijke dagen in één klap vergeten. En weet je waarom je dertig uur per week traint.’

Ondanks dat spartaanse regime kan Nina het turnen echter ook mentaal loslaten, zegt ze. ‘Buiten de trainingen probeer ik dat zeker. Voor mijn ouders is het soms moeilijk, als ik in het weekend thuiskom en er niet over wil praten. ‘We zien je alleen turnen op wedstrijden, zo weten we niks.’ Je zou het echter op den duur beu worden als je alleen maar daarmee bezig bent. De meeste weekdagen bestaan dan ook alleen uit trainen, naar school gaan, weer trainen, tussendoor wat eten en slapen. Voor een relatie heb ik gewoon geen tijd. Dat kost veel energie, hé.’

Je moeder vertelde ooit: ‘Nina kan soms zo hard zijn.’ Wat is ‘hard’?

NINA DERWAEL: (lacht) ‘Misschien omdat ik me vlug over iets heen zet en niet rap, als een tienermeisje, begin te wenen. Ik ben niet zo’n emotioneel type of een knuffelbeest. Heb ook nooit last gehad van heimwee sinds ik naar Gent trok. Natuurlijk miste ik mijn ouders, maar ik had niet de behoefte om elke dag naar huis te bellen. Ik ben heel rap zelfstandig geworden.’

Aagje Vanwalleghem zei dan weer dat je weleens ‘een grote mond’ durft op te zetten.

DERWAEL: ‘Ik kom uit voor mijn mening, ja. Als mijn trainers oordelen: die oefening was niet goed, terwijl ik vond dat het wel goed was, zal ik dat zeker zeggen – andere meisjes zouden misschien zwijgen. Ik luister niet slaafs naar mijn coach, zal nooit een jaknikker worden.’

Je zou niet gedijen in China, waar turnsters als militairen gedrild worden?

DERWAEL: ‘Neen, absoluut niet. (lacht) Ik kom op voor mezelf, laat mij niet doen. Ben ik dan af en toe een betwetertje? Misschien. Maar het zijn vaak de grootste koppigaards die het verst geraken.’

Je wordt naar eigen zeggen dikwijls kwaad op jezelf.

DERWAEL: ‘Ja, vooral als een oefening mislukt. Dan vloek ik: ‘Allez, Nina, waarom doe je dat nu niet gewoon?’ Mijn collega-turnsters weten dat ze dan niet veel moeten zeggen, omdat ik dan voor het minste uitvlieg. Pas

als de oefening gelukt is, kunnen ze weer tegen mij praten.’ (lacht)

Ook dat is een eigenschap van kampioenen: perfectionisme.

DERWAEL: ‘Alleen moet ik een beter evenwicht vinden tussen genoeg perfectionistisch zijn en niet té gefrustreerd raken als iets niet gaat zoals ik het wil. Anderzijds helpt het me op mijn tanden te bijten in moeilijke momenten. En dat doorzettingsvermogen zal me ook helpen in mijn leven na het turnen.’

Je werkt met psychologe Eva Maenhout. Hoe heeft zij je geleerd die frustraties te kanaliseren?

DERWAEL: ‘Met ademhalingstechnieken. Of met een simpel trucje: door te focussen op drie dingen die ik zie, ruik en voel. Details – van een vuiltje op een vingernagel tot de geur van een nootje – maar het helpt wel om mijn aandacht van die frustraties weg te leiden.’

Anderzijds kun je blijkbaar wel goed om met de stress voor een wedstrijd.

DERWAEL: ‘Ja, op het EK moest ik in de finale een hele tijd wachten eer ik aan de beurt was. Bovendien vielen er voor mij ook twee meisjes, maar dat heeft me geen seconde afgeleid. Ik focus alleen op mezelf, mijn oefening. Door die, net als de avond ervoor, te visualiseren, van begin tot einde.’

Geen tijd om nerveus te worden?

DERWAEL: ‘Dat wel, maar ik kan het goed controleren. Die druk schrikt me niet af. Op grote toernooien, zoals op het EK, heb ik zelfs minder zenuwen dan op kleinere, in het begin van het seizoen. Omdat ik dan nog niet honderd procent voorbereid ben. Het duurt altijd een paar wedstrijden om dat vertrouwen helemaal terug te krijgen.’

Waar denk jij aan tijdens je oefening? Of gebeurt elke beweging automatisch?

DERWAEL: ‘Over de volgorde van de elementen denk ik niet na. Na honderden keren die oefening op training te herhalen, is die in mijn hoofd geslepen. Ook de uitvoering op zich gebeurt automatisch. Wel let ik op details die mijn trainers vaak beklemtonen: benen en voeten goed samenhouden, kin op de borst, tenen nooit intrekken, niet té snel gaan…’

Hoor je voor en tijdens je oefening iets?

DERWAEL: ‘Neen, ik vang wel dingen op, de aanmoediging van mijn teamgenotes bijvoorbeeld, omdat die dichtbij staan. Die van mijn ouders en supporters niet, want die zitten meestal verder, in de tribunes. Van het publiek hoor ik alleen geroezemoes. En de muziek, maar vraag me niet welk liedje.’ (lacht)

De angst om te vallen: spookt dat soms door je hoofd?

DERWAEL: ‘Weinig last van. Alleen een beetje als ik voor het eerst een element uitprobeer. En hoewel het af en toe eens door mijn hoofd flitst, als ik bijna naast de leggers grijp, probeer ik er niet bij stil te staan. Vallen, en weer rechtstaan, hoort bij het turnen. Letterlijk en figuurlijk.’

Al zware blessures opgelopen?

DERWAEL: ‘Neen. Hout vasthouden. (neemt de tafel vast) Al heb ik wel soms last van stijve schouders, mijn rug ook… Maar ik kan terecht bij goeie kinesisten, dat helpt. Het meeste pijn doen zelfs mijn voeten. Ik heb vrij stijve enkels, waardoor ik niet zo goed door mijn benen kan buigen om de impact van de landing te absorberen. Soms een harde klap, al is het wel verbeterd. Daarom train ik ook ‘slechts’ eenmaal per dag de grondoefening en de sprong, omdat je bij die onderdelen veel meer op je benen landt. Twee keer, zoals op de brug en de balk, zou te belastend zijn.’

Je meet 1m67, als een van de grootste turnsters, in hoeverre is dat een voor- of nadeel?

DERWAEL: ‘Correctie: 1m68 – ik ben het laatste jaar nog een centimeter gegroeid.(lacht) Al zou die groei nu wel gestopt zijn. Een probleem is dat echter nooit geweest. De techniek van bepaalde elementen moest ik wel aanpassen, maar dat gaat om details.

‘Het voordeel van mijn lengte is dat ik minder ver moet reiken om van de ene legger naar de andere te zwieren. Bovendien zien mijn bewegingen er eleganter uit – ik maak langere lijnen. Kleinere gymnastes zijn dan weer explosiever en hebben het voordeel dat ze sneller en, in dezelfde tijd, vaker kunnen ronddraaien dan ik. Ook bij de landing moet ik hoger zwaaien om dezelfde salto uit te voeren.’

Door jouw gracieuze stijl en je lengte word je vergeleken met de Russische Svetlana Chorkina, de Koningin van de Brug die vijf wereldtitels en twee olympische titels veroverde in de jaren negentig.

DERWAEL: ‘Aangezien ik toen nog geboren moest worden (in 2000, nvdr), hoorde ik van haar pas op de Topsportschool. Yves, mijn coach, noemde mij – al plagend – zelfs altijd ‘Chorkina’, wegens diezelfde stijl. Zo heb ik op YouTube filmpjes van haar bekeken. Met veel bewondering: ‘Dat wil ik ook kunnen!”

Nog iets wat je straks (misschien) gemeen zult hebben met Chorkina: een naar jouw genoemde beweging op de brug: de ‘Derwael’.

DERWAEL: ‘Het is een bestaand element, een zogenaamde Stalder Tkatchev – waarbij je met gespreide benen achterwaarts over de brug zwaait. In plaats van echter na de zwaai de brug weer recht vast te nemen, grijp ik die met een halve zwaai, waardoor het een nieuw element wordt.

‘Ik heb die beweging – bedacht door mijn trainster -, al gedaan op het EK, maar die krijgt pas jouw naam als je die – als enige en als allereerste – op een WK of op de Olympische Spelen turnt. Een Engelse zou nu hetzelfde willen doen, het is dus nog niet zeker of de ‘Derwael’ effectief een officiële term wordt. Dat hangt af van haar en mijn uitvoering. Doe ik het foutloos en zij niet, dan krijg ik de eer. Zou wel leuk zijn, zoiets unieks realiseren.’

Volgens je trainster Marjorie heb je in Rio een mentale klik gemaakt. Hoe kwam dat?

DERWAEL: ‘In de allroundfinale had ik aan de brug de tweede hoogste score. Als ik in de kwalificatie even hoog had gescoord, had ik toen al in de toestelfinale van de brug gezeten. Enerzijds frustrerend – zeker omdat de jury me in de kwalificatie meer punten had moeten geven -, anderzijds besefte ik dat ik, op dat nummer, mijn plaats heb tussen de absolute top.

‘Het motiveerde me om weer de zaal in te trekken en aan mijn oefening te beginnen sleutelen. Niet dat ik méér getraind heb – dertig uur per week is al genoeg -, maar ik was nog geconcentreerder waardoor de kwaliteit van mijn trainingen omhoogging.’

Je hebt na Rio een nieuwe oefening opgebouwd: hoe riskant/verleidelijk is het om de moeilijkheidsgraad op te voeren?

DERWAEL: ‘De kunst is om een oefening samen te stellen die qua startwaarde moeilijk genoeg is – en dus veel punten oplevert -, maar die je zonder té grote risico’s netjes kunt uitvoeren. Weinig zin om voor de allermoeilijkste oefening, met de hoogste quotering, te kiezen, en de ene na de andere fout te maken die je veel punten kost. Toch heb ik in vergelijking met het EK nu mijn oefening, inclusief de ‘Derwael’, qua startwaarde met enkele tienden opgekrikt, tot de tweede hoogste moeilijkheidsgraad.’

Op de jongste World Cup in Parijs rendeerde het alvast: winst, met een score van 14.900, jouw hoogste ooit, drie tienden beter dan op het EK (14.633).

DERWAEL: ‘Als ik nog iets ‘netter’ turn – een belangrijke voorwaarde -, dan kan ik op het WK zelfs 15 halen. Met zó’n score is een medaille realistisch, ja. Dat is mijn ambitie, zoals ik ook naar het EK gegaan ben met het podium in mijn hoofd. Het hangt wel af van de concurrentie. Aliya Mustafina en Madison Kocian, goud en zilver in Rio, zijn er niet meer bij, maar in Rusland, de VS en ook in China trekken ze na elk groot toernooi een nieuw blik turnsters open. Sommigen van hen heb ik nog niet gezien. Pas op het WK zal blijken waar ik sta.’

Niettemin durf jij je ambitie duidelijk te verkondigen: een medaille.

DERWAEL: ‘Atypisch Belgisch, ja. Maar ik heb Franse trainers, hé. Yves en Marjorie benadrukten dat vanaf het begin: ‘Het is niet omdat België een klein landje is, dat we niets kunnen bereiken.’ Vandaar dus die uitgesproken winnaarsmentaliteit. En als het mislukt, dan kan niemand me iets verwijten, want ik heb er álles voor gedaan.’

DOOR JONAS CRETEUR – FOTO’S BELGAIMAGE

‘Vallen, en weer rechtstaan, hoort bij het turnen. Letterlijk en figuurlijk.’ – Nina Derwael

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content