Middenvelder Yoni Buyens verzamelde bij KV Mechelen al veel meer spelminuten dan verwacht. Zo’n halfjaar nadat hij vertrok op het Lisp blikt hij terug op zijn tumultueuze transfer en zijn nieuwe start. ‘Iedereen is de maker van zijn eigen geluk.’

Y oni Buyens: “Tot bij de preminiemen was ik een aanvaller. Bij VDP Kontich, in het Katholiek Sportverbond, maakte ik samen met mijn collega-spits eens 123 doelpunten in één seizoen. Het ploegtotaal schommelde toen rond de 160. Ik was op die leeftijd veel sneller dan de rest, dat was mijn grote kwaliteit.

“Het voetbal zat niet in de familie. Toen ik op mijn vijfde begon te sjotten, vond mijn vader dat niet eens een sport. ‘Doe iets deftigs,’ zei hij, ‘ga volleyballen of tennissen.’ Toen ik enkele jaren bezig was, zag hij mijn talent. Sindsdien komt hij naar elke match.”

‘Niets is onmogelijk’

“Rond mijn twaalfde kon ik naar Lierse. Als duiveltje was ik er ook al eens gaan testen, maar toen wilde ik mijn vriendjes nog niet achterlaten. Als preminiem zette ik de stap. Ik vond de uitdaging leuk. Als je in een kleine ploeg de beste bent, vraag je je na een tijdje af wat je daar nog doet. Ik moet naar iets toe kunnen werken. Bij mij mag het niet kabbelen.

“Tot mijn zestiende zat ik in Lier vaak op de bank. Er waren veel stevige, grote jongens. Op hen was het spel afgestemd. Zigi Arras, onze spits, was toen al even groot als nu. En even snel. ‘Trap de bal maar naar voren, Zigi loopt er wel achter.’ Zo wonnen we dikwijls. Niet echt bevorderend voor de kwaliteit van ons spel. Ik was toen een kleine, fijne speler. Sommige trainers hadden dat niet zo graag.

“Als ik mocht spelen, belandde ik op allerlei posities. Tijdens het jeugdtoernooi van Bierbeek voetbalde ik voor het eerst als back. In de finale versloegen we KV Mechelen: 3-1, met een doelpunt van mij. Ik heb die wedstrijd op video. Mijn tegenspeler die dag was Steven Defour. Toen al zag je dat hij erboven uitstak. Maar die match was hij niet echt gevaarlijk. ( lacht)

“Op mijn veertiende kwam het dieptepunt uit mijn jeugdcarrière. Mijn toenmalige trainer liet me invallen, weer als back. Quasi onmiddellijk maakte ik een fout waaruit een tegengoal volgde. De coach haalde me direct weer van het veld. Vijf minuten had ik erop gestaan … De rest van die dag weende ik. Een jong spelertje behandel je niet op die manier. Velen zouden door zoiets gekraakt worden. Mij sterkte het uiteindelijk. Ik wou bewijzen dat die trainer fout zat. Op mijn ene arm heb ik nu een tatoeage. ‘Niets is onmogelijk voor zij die het willen’, staat er. In het Latijn, dat klinkt beter. Net als mijn pa wil ik altijd laten zien dat ik wel datgene kan waarvan anderen denken dat ik het niet kan. Geen slechte eigenschap voor een voetballer. Ik kom uit een familie met harde werkers. Opgeven staat bij ons niet in het woordenboek. Dat iemand zijn ongelijk toegeeft, is uitzonderlijk. Koppigheid regeert. Mijn vader is, net als mijn opa vroeger, schoenmaker. Zes dagen op zeven werkt hij. Van negen tot zes is zijn winkel open, van acht tot elf werkt hij bestellingen af.”

‘Paranoïde trainer’

“Bij Lierse belandde ik op mijn zestiende op het middenveld. Onze toenmalige trainer zette me er uit noodzaak. Ik deed het heel goed als stofzuiger en bleef er staan. Onze manier van voetballen veranderde in die tijd ook, omdat de tegenspelers intussen groter waren. Je kon hen niet meer gewoon voorbijsnellen, zoals vroeger.

“Op mijn zeventiende debuteerde ik bij de eerste ploeg, tegen RC Genk. De A-kern mocht rusten met het oog op een bekermatch tegen Club Brugge. Die eerste wedstrijd ging redelijk goed. Nadien zat ik een jaar weer bij de reserven. Op mijn achttiende tekende ik dan mijn eerste profcontract. Onder René Trost raakte ik vlug in de ploeg. Het ging plots heel snel. Tot de winterstop speelde ik regelmatig, maar toen viel ik uit met een blessure. We degradeerden dat jaar naar de tweede klasse, waar ik twee jaar zowat elke match speelde.

“Tijdens mijn eerste jaar in de tweede klasse wilde ik maar voor één seizoen bijtekenen. Ik wou absoluut terug naar het hoogste niveau. Toen ik in Lier mijn handtekening zette, beloofden ze me dat er sterke jongens zouden komen die mij zouden toelaten om meer te infiltreren. Ik duik graag vooraan op, maar moest mij tot dan altijd beperken tot het dichtlopen van de gaten die anderen lieten vallen. Dat vond ik niet aangenaam. Het volgende seizoen bleef dat gewoon hetzelfde. Liep ik vijf meter te veel naar voren, dan kwam de trainer van zijn bank en werd hij bijna paranoïde. Liep een Egyptenaar vijf meter te weinig naar achteren, dan maakte dat niks uit.

“De spreekwoordelijke druppel kwam er vorig seizoen net vóór de terugwedstrijd tegen RC Genk in de halve finales van de beker. Bij de competitiewedstrijd die voorafging aan die terugmatch liet de trainer me samen met enkele anderen rusten. Enkele dagen later, zowat een uur voor de partij tegen Genk, riep de coach me bij zich en zei hij: ‘Je start vandaag niet, want we vermoeden dat je bij RC Genk getekend hebt.’ Ze vroegen niet eens of het wel waar was. Toen wist ik: voor mij is het hier genoeg geweest.”

‘Belachelijke berichten’

“Nadat ik bij KV Mechelen getekend had, beweerde Maged Samy ( investeerder bij Lierse, nvdr) in Sport/Voetbalmagazine dat zijn club me geen nieuw contract gegeven had omdat ze niet vinden dat jongens bij hen de tijd moeten krijgen om te groeien. En dat terwijl ze me vier of vijf keer vroegen of ik zou bijtekenen. Ze vonden het spijtig dat ze het nieuws over mijn transfer via de krant hadden moeten vernemen, las ik ook ergens. Onzin. Ze hadden mij een deadline gegeven om bij te tekenen. Ik had die laten verstrijken. Zo wisten ze toch genoeg? Waar ik dan een nieuw contract tekende, dat was mijn zaak, niet de hunne. Ze waren eigenlijk zo tegenstrijdig met hun berichten dat het belachelijk werd. Als ze me zogezegd geen nieuw contract hadden aangeboden, waarom waren ze dan boos toen ik hen zogezegd niet inlichtte over mijn transfer? Ik vind Lierse achterbaks ten opzichte van de buitenwereld. Ik overwoog om in de krant eens mijn verhaal te doen over alles en iedereen. Maar wat bereik je daarmee? Voor mij is die club een afgesloten hoofdstuk. Ik zal nooit meer bij Lierse spelen. Fans hebben ook dingen gezegd waardoor ik denk: waarom nog naar daar teruggaan?

“Ik wist dat er door de rivaliteit tussen Lierse en Malinwa minder fraaie dingen naar mijn hoofd geslingerd zouden worden. Toen het nieuws over mijn transfer uitlekte, las ik ergens: ‘De volgende keer dat je in Lier komt, trek ik je uit je auto.’ Gelukkig kon ik zulke uitlatingen relativeren. Eigenlijk vreesde ik meer de reacties in Mechelen dan die in Lier. Maar de eerste weken kreeg ik direct zes of zeven aanvragen om peter te worden van een supportersclub. Ik ben intussen nog in Lier geweest, maar niet in het themacafé van Lierse natuurlijk. Ik ga er ook niet naar plaatsen waar veel jong volk zit. Maar ik moet mij niet ingraven omdat ik bij KV Mechelen speel. Dat is iets om fier over te zijn.”

De kritiek op Biglia

“In mijn eerste weken hier had ik het moeilijk om me aan te passen. Ik was het knokken gewoon. Tijdens die twee jaar in de tweede klasse had ik op voetballend gebied ingeboet. Plots moest ik mee het spel maken. Omdat ik bovendien vaker aan de bal kwam, werd dat manco extra belicht. En Peter Maes vindt net dat aspect heel belangrijk. Maar dat hij op dat vlak heel streng is, komt mij in feite goed uit. Dan ga je er ook echt op focussen. In Lier zeiden ze na drie slechte inspeelpasses: ‘Kom op!’ En bij de vierde nog eens. Dan heeft Maes je allang laten lopen.

“Het is intussen beter, maar de kritiek die Lucas Biglia bij Anderlecht al dikwijls hoorde – dat hij altijd in de breedte en achteruit passt -, die gaat ook voor mij nog vaak op. Ik denk te verdedigend als ik in balbezit ben, durf niet diep te kijken. Dat moet beter. Als je dat wel doet, creëer je voor jezelf meer kansen om te infiltreren. De laatste weken ruk ik vaker mee op. Maar aan het strafschopgebied van de tegenstander moet ik nog koelbloediger zijn. Nu weet ik er vaak niet meer wat te doen, omdat ik oogkleppen op heb. Als ik daar het overzicht bewaar en mijn afwerking nog verbeter, kan ik met mijn loopvermogen een box-to-boxspeler worden. Iemand als Steven Gerrard vind ik geweldig: die onderschept een bal aan zijn eigen strafschopgebied en verschijnt tien seconden later voor het doel van de tegenstander.

“Ik kwam dit seizoen in de ploeg dankzij een schorsing van Koen Persoons en bleef erin omdat de twee volgende weken Wouter Vrancken geschorst was. Van toen tot nu stond ik maar twee keer niet in de basis. Het viel allemaal een beetje gelukkig in zijn plooi. Maar uiteindelijk moet je als speler toch week na week bevestigen om je plaats vast te houden. Op mijn tweede arm staat getatoeëerd: ‘ Faber quisque fortunae suae.’ Iedereen is de maker van zijn eigen geluk. Alleman heeft het weleens moeilijk. Dan moet je knokken, zoals ik deed toen ik die keer na vijf minuten gewisseld werd.”

door kristof de ryck – beelden: reporters

Ik vind Lierse achterbaks ten opzichte van de buitenwereld.

Ik wil altijd laten zien dat ik wel datgene kan waarvan anderen denken dat ik het niet kan.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content