Door La Louvière voor Lokeren te ruilen, wint Gunter Van Handenhoven een paar uur per dag. Net voldoende om een keuze te maken uit de dilemma’s die we hem voorlegden.

Stad Sint-Niklaas of stad Lokeren ?

Gunter Van Handenhoven : “Van mensen uit Sint-Niklaas wordt gezegd dat het dikkenekken zijn. Daar wil ik niet aan meedoen. Ik wist niet eens dat Sint-Niklaas de hoofdstad is van het Waasland, wel dat we het grootste marktplein hebben in België, het derde grootste in Europa. Maar ik voel me evenzeer op mijn gemak in Lokeren als ik daar rondloop of voetbal.”

Johan Boskamp of Ariël Jacobs ?

“Moet ik echt kiezen ? Dan maar chronologisch : Boskamp lanceerde mijn carrière. Bij KV Mechelen haalde Willy Reynders me naar de A-kern. Mijn progressie werd al na drie wedstrijden afgestopt toen Georges Heylens hem verving. Toen belde Boskamp me zelf thuis op. Hij zou van Anderlecht naar Gent verhuizen, hij had me zien spelen met de nationale jeugdselecties. Hij was het ook die me later overtuigde om naar Metz te gaan. Ik ging het hem met knikkende knieën vertellen, maar hij wist het al. ‘Die kans moet je pakken’, zei hij vlakaf.

“Jacobs lanceerde mijn internationale jeugdcarrière, met hem werd ik titularis. Twee jaar geleden reikte hij me weer de hand toen ik op zoek was naar een club. Het zijn ook twee totaal verschillende types, maar dat maakt mij niet uit. Ik zoek namelijk zelf weinig contact met mijn trainer. Een trainer moet aan de hand van de inspanningen die ik tijdens de week toon, weten wat hij aan me heeft. Ook wanneer ik voel dat het vertrouwen er niet is, zoek ik geen contact. Bij Gent ben ik wel eens op Jan Olde Riekerink afgestapt om te horen waarom hij me links liet liggen. Als zo’n trainer dan niet stevig in zijn schoenen staat, komt hij toch met een uitleg waar je toch niets aan hebt. Dat was in zijn geval zeker zo. Maar in het algemeen had ik het geluk met trainers te werken van wie ik wel iets kon leren.”

Silvio Proto of Frédéric Herpoel ?

“Da’s een smerige ! Dan maar weer in chronologische volgorde. Herpoel arriveerde samen met mij en Boskamp bij Gent. Toen ik hem voor het eerst met een bal zag spelen, vroeg ik me af of dat een keeper was dan wel een veldspeler. Technisch moet hij niet onderdoen voor veel Belgische veldspelers. Wat me aan hem charmeert, is dat hij niet van de daken schreeuwt hoe goed hij wel is. Fred is weinig woorden en veel daden. Onlangs zaten we samen na Gent-La Louvière. Hij had een nieuwe contractaanbieding van Gent én een paar contacten in het buitenland. Hij zag dat wel zitten, maar dan moest alles kloppen, sportief én financieel. Anders bleef hij liever in Gent, terwijl ik sneller het avontuur zou opzoeken.

Proto is een ander type, in de kleedkamer heel uitbundig, af en toe wat onnozel en een grappenmaker maar ondanks zijn jonge leeftijd terecht nationaal keeper.”

Lierse-La Louvière 2005 (7-0) of Brazilië-België op het WK voor min-21-jarigen in Maleisië (10-0) ?

“Brazilië-België dan maar. Op een WK zo zwaar verliezen doet pijn, maar ik bleef er niet lang bij stilstaan omdat het toernooi in zijn geheel een leuke ervaring was, waar we tot eenieders verbazing de groepswedstrijden overleefden. Zo’n nederlaag leert je dat je nog hard moet werken, dat je nog veel gebreken hebt. Je moet het ook relativeren : niet alle Brazilianen uit dat team haalden de internationale top. Lierse-La Louvière was dé wedstrijd te veel. Veel zaken gingen daaraan vooraf : een mindere tweede ronde, altijd kleine financiële probleempjes bij de uitbetalingen terwijl er zo veel geld was binnengekomen, de uitspraken van de voorzitter dat we niet te vaak meer mochten winnen. Net voor de tactische bespreking hoorden we van de trainer dat hij niet zou blijven. Daar waren we zo van aangeslagen dat we niet meer in staat waren een stapje extra te zetten.”

Filippo Gaone of Ivan De Witte ?

“Pffft… Dan toch maar Ivan De Witte. Die bood me de kans om vanuit Frankrijk terug naar Gent te komen. Olde Riekerink, die toen trainer was, kende me niet. Daarom tekende ik voor één jaar. Na één wedstrijd nam Olde Riekerink me apart : ik was zijn beste voetballer en ik moest zo gauw mogelijk voor drie jaar tekenen. Toen ik er met manager Michel Louwagie niet meteen uitraakte, spraken we af om na het seizoen weer aan tafel te zitten. Daarna liep het verkeerd, gaf Olde Riekerink aan dat ik wat hem betreft weg mocht. In die periode hoorde of zag ik niets meer van de voorzitter. Op een minder moment had ik meer steun van de voorzitter verwacht.

“Bij La Louvière had ik het eerste jaar geen contact met de voorzitter. Vorig seizoen ging het aanvankelijk goed, daarna ontgoochelde hij me zwaar als mens. Ik respecteer de inspanningen die hij zich getroostte om La Louvière te brengen waar het nu staat. Dat hij Ishiaku zou verkopen, leek logisch, maar dat hij acht spelers ineens liet gaan en zijn ploeg opzettelijk verzwakte, vond ik erg.”

Albert Cartier bij Metz of Albert Cartier bij La Louvière ?

“Bij Metz ! Hij merkte me op toen hij als hulptrainer een paar keer in België scoutte, toevallig twee matchen van Gent : tegen Lommel en Genk. Toen hij hoofdtrainer werd, gaf hij me ginder volledig vertrouwen. Voor mij was hij meer een vaderfiguur. Toen hij in België arriveerde, drukte hij op een kalme manier zijn stempel. Bij Metz trainden we veel meer en aan een hoger ritme dan in België. Als je met Cartier over voetbal babbelt, heb je goesting om meer te horen.”

Nenad Jestrovic of Tony Vairelles ?

“Ik voetbalde meermaals tegen Vairelles, maar ik ga voor Jestrovic omdat ik een paar jaar met hem voetbalde en ook naast het veld een goed contact had. Als goalgetter heeft hij in de zestien meter meer kwaliteiten dan Vairelles. Ik weet niet hoe fit die nog is. Toen ik in Frankrijk speelde, was hij een te duchten tegenstander, iemand met een heel aparte stijl van lopen. Hij is geen sierlijke speler, veel kappen en draaien, hij kan makkelijk een actie maken en die zelf afronden. Hij is wel iemand die van dieper moet komen.”

Anderlecht of Club Brugge ?

“Van klein af was ik supporter van Anderlecht. Omdat het makkelijk was om te supporteren voor de ploeg die altijd won. Toen was Club de vijand. Met ouder worden voel ik me nog altijd euforischer wanneer ik naar Anderlecht ga. Ik keek vooral op naar Marc Degryse, met wie ik nog het geluk had een paar weken te mogen samenspelen. Dat vond ik een hele eer. Als ik hem nu in zijn maatpak zie bij Brugge straalt hij nog dezelfde pure klasse uit als vroeger op het veld. Als Marc iets vertelt, krijg je goesting om daarnaar te luisteren. Voor de match op Club belde ik hem of ik kaarten kon kopen. Hij wilde niet dat ik betaalde, op voorwaarde dat we het rustig aan zouden doen ( grijnst). Daarom lieten we ze terugkomen tot 2-2 nadat we eerst 0-2 voor waren gekomen.”

Leider of meeloper ?

“Het ligt niet in mijn karakter om meeloper te zijn. In alles wat ik ooit deed, probeerde ik steeds om geen meeloper te zijn. Altijd en overal zal ik mee het voortouw nemen om sfeer te maken. Om die rol te vervullen heb ik die band niet eens nodig. Ook bij de nationale beloften was ik kapitein, ik ga makkelijk om met verschillende culturen. Toen de trainer me bij La Louvière kapitein maakte, gaf ik aan alle spelers mijn nummer : ze mochten me altijd bellen als er iets was. Nooit vond ik dat een last. Niet toen een jonge speler niet durfde aan te geven dat hij licht geblesseerd was, evenmin toen ik voor financiële problemen weer eens naar de manager stapte. Na het vertrek van Stéphane Pauwels werd dat moeilijk. De nieuwe manager, Chris Benoît, wist zelf nauwelijks van iets. Als mensen het ambetant vinden dat ik vijf keer per dag dezelfde vraag stel omdat zij er geen afdoend antwoord op hebben terwijl ze wel die functie bekleden, is dat hun probleem.

“Of dat meespeelde bij het niet verlengen van mijn contract ? Voor de start van het seizoen zei de voorzitter me letterlijk : ‘Als alles goed gaat, zitten we in oktober of november zeker aan tafel voor een nieuw contract.’ Dat werd met een handdruk bezegeld. Dat is mij evenveel waard als een handtekening. Toen ik de voorzitter in die maanden toen het toch goed ging niet zag, wist ik al waar ik aan toe was. Toen ik in de lente nog niets gehoord had, maakte ik anderhalve maand voor het einde van de competitie bekend dat ik niet ging blijven. Terwijl ik al in december voor mezelf wist dat het afgelopen was. Maar als kapitein wilde ik niet de indruk geven dat ik het schip voortijdig verliet.”

België of Frankrijk ?

“Vaak vragen ze me of ik niet te vroeg naar Frankrijk ging. Omdat ze me in België niet kennen. Dat interesseert me niet. Ik zoek geen herkenning, mij gaat het om erkenning. Ik pas me overal makkelijk aan, Metz was ook een hele mooie stad. Ik ging er helemaal niet kapot van heimwee. Was alles te herdoen, dan ging ik opnieuw naar Frankrijk. Als 19-jarige speelde ik bij de vice-kampioen in een hoog aangeschreven competitie toch de helft van de wedstrijden. Zonder blessures had ik er nog meer gespeeld. In Frankrijk haalde ik een niveau dat ik momenteel nog niet toonde in België. Ik hoop dat de beste Gunter Van Handenhoven er nu aankomt.”

Hanenkam of kort haar ?

“Doe mij nu maar kort geschoren, dan moet ik geen half uur meer in de weer zijn met een pot gel. Niet dat ik spijt heb van die hanenkam. Ik vond dat tof. Ik heb geen schrik om zaken uit te proberen.”

Idool of Star Academy ?

Idool. Star Academy volgde ik weinig. Idool wel, omdat mijn zus het daar zo goed deed. Ik snap ook niet hoe iemand me vraagt of het me stoort dat ik ineens bekend sta als de broer van Sandrine. ( Droog.) Ik ben al 21 jaar de broer van Sandrine. Dat ik zelf niet bekend ben, stoort me niet. Ik zit niet te wachten op die stempel van bekende Vlaming. Die heb ik niet nodig.”

door Geert Foutré

‘Doe mij maar kort geschoren, dan moet ik geen half uur in de weer zijn met een pot gel.’

‘Ik hoop dat de beste Gunter Van Handenhoven er nu aankomt.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content