De Royal Albert-Elisabeth Club de Mons dartelt zonder zorgen door de competitie, met dank aan haar orkestleider. In Vlaanderen bestond lang twijfel over de trainerskwaliteiten van Enzo Scifo, maar stilaan lijken de meeste van die bedenkingen achterhaald.

De Draken bevinden zich al het hele seizoen halfweg het klassement, even ver van de koploper als van de staartploegen. Veel middelmatigs is er anders niet aan de club met het kleinste budget van eerste. Als Bergen speelt, valt er om de 24 minuten een goal – alleen bij Club Brugge (elke 22′) is er meer te beleven. De Henegouwers scoorden op drie na in alle matchen, maar konden zelf maar één keer de nul houden. Resultaat: Bergen heeft de aanval van een play-off 1-kandidaat (6e) en de verdediging (14e) om in maart play-off 3 te spelen.

Nederigheid

U heeft met Perbet, Nong en Jarju drie spelers in de top 15 van de topschutters. Uniek voor een kleinere ploeg als Bergen. Zien we in die doelpuntenregen de hand van Scifo?

Enzo Scifo: “Als je zulke spelers hebt lopen, ben je verplicht om aan te vallen. Dit Bergen past zich nooit aan. We proberen altijd een hoog blok neer te zetten en het spel zo veel mogelijk zelf in handen te nemen. Of we op Anderlecht spelen of thuis tegen de laatste, dat maakt me weinig uit: ik verander niets aan onze opstelling. Op de counter spelen zou trouwens niet lukken met iemand als Perbet, daar liggen zijn kwaliteiten niet. Ik leef me enorm uit met deze groep, precies omdat er offensief zo veel mogelijkheden liggen. Als die er niet zijn… (blaast) Ik hou ook van verdedigen, en als coach kan je met elke groep werken, maar ik wil toch altijd vooruit voetballen en zo veel mogelijk proberen te scoren.”

Dat is dan nog zonder Ibou, die u vorig jaar trainde. Heeft zijn start u verrast?

“Helemaal niet. Hij is geen pure afwerker zoals Perbet, maar ik wist wel wat hij kon. Dat heeft hij vorig jaar ook al laten zien toen ik hier net aankwam. We hadden hem er graag bij gehad, maar het bleek niet haalbaar om zowel een transfersom als zijn loon te betalen. Ik blijf het jammer vinden dat hij er niet meer is.”

U heeft er recent de transfervrije Thomas Chatelle bijgehaald, weliswaar nadat hij twee weken had moeten testen. Is dat niet vernederend voor iemand met zijn staat van dienst?

“Thomas had me deze zomer al gebeld met de vraag of ik iemand nodig had. Toen was dat niet het geval, maar met de blessure van Tim Matthys zijn de zaken toch in een stroomversnelling geraakt. Chatelle heeft al genoeg bewezen, maar je moet zoiets ook kunnen verantwoorden tegenover het bestuur. Daarom wilde ik weten of hij er mentaal en fysiek klaar voor was. Dus was de voorwaarde dat hij eerst een paar weken zou meetrainen. Dat heeft hij met veel nederigheid aanvaard, wat voor hem spreekt.”

Nederigheid, is het dat waar het Jéremy Perbet deze zomer aan ontbrak? Hij wilde absoluut een vertrek forceren en nam daarbij zelfs zijn gsm niet meer op als u belde.

“Ik heb dat inderdaad als een gebrek aan respect ervaren. Niet alleen tegenover mij, maar ook tegenover de club en zijn ploegmaats. We hebben erover gepraat en intussen zijn de brokken gelijmd. Het probleem was dat de situatie zo lang onduidelijk was: vertrekt hij, vertrekt hij niet? Als je als prof bepaalde engagementen aangaat, moet je die ook nakomen. Als je dat niet kan, mis je duidelijk nederigheid.”

Een van de clichés die in Vlaanderen over u bestonden, was dat u te zacht was. De tijden zijn blijkbaar veranderd. U was woedend op Perbet en hebt hem dat ook laten voelen. Door drie weken niet met hem te praten en door de topschutter van vorig jaar enkel korte invalbeurten te gunnen.

“Als ik een tijdje niet met hem gepraat heb, was dat niet omdat er een probleem was tussen ons tweeën, maar omdat er niets meer te zeggen viel. Ik heb een duidelijk discours uitgezet tijdens de voorbereiding. Ik heb hem duidelijk gemaakt dat hij zich misdragen had, en dat hij zelf maar moest tonen dat hij zijn plek in de ploeg opnieuw waard was. Vooral zijn entourage (manager Yuri Selak, nvdr) heeft in de hele zaak fouten gemaakt. Perbet zelf is een goeie jongen, al zal ik het hem geen tweede keer vergeven.”

Geen probleem

Voor Scifo is Bergen zijn vierde werkgever, na Charleroi, Tubeke en Excelsior Moeskroen. Qua sportieve leiding lijkt Bergen wel het nieuwe Moeskroen. De technische staf is haast identiek met assistent Geert Broeckaert, die al in Bergen zat, keeperstrainer Franky Vandendriessche ging Scifo halen bij KV Kortrijk. Scifo: “Moeskroen was voor mij een prachtige ervaring, op alle vlakken. Daar voelde ik me voor het eerst echt goed in de rol van trainer en wist ik zeker: dit wil ik blijven doen. Dat was voor een groot deel aan mijn staf te danken, dus was de wil er om opnieuw samen te werken.”

U geeft uw assistenten veel inspraak.

(snel) “Maar ik neem wel zelf alle beslissingen, ook bij Moeskroen is dat altijd zo geweest. Alleen: het zijn erg bekwame mensen, die voetbal eten, drinken en slapen. Het zou dom zijn om ze dan alleen maar kegeltjes te laten zetten.”

Als je alle trainers in eerste klasse op een rijtje zet, komt de hoofdmoot uit Vlaanderen en Nederland. Zitten er ook nog bij: een Brusselaar, een Spanjaard, een Roemeen, een Egyptenaar,… en u, als enige Waal.

“Ik mag hopen dat ik in de eerste plaats als Europeaan aangezien wordt, en niet als Waal. Maar ik weiger te aanvaarden dat ik geen Vlaamse club zou kunnen trainen. Als dat beeld bestaat, wil ik het graag ontkrachten. Waarom het er dan niet van komt? Als het een taalkwestie was, zou ik het nog kunnen begrijpen, maar er zijn recent ook buitenlanders aangenomen die geen van beide landstalen spraken. Misschien twijfelden ze aan mij, vonden ze mij vroeger niet ervaren genoeg? Hopelijk ligt dat nu anders. Op Preud’homme na zijn er niet veel Waalse coaches tot in Vlaanderen geraakt, maar ik zou best de uitzondering op de regel willen zijn.”

Enzo Scifo bij Kortrijk of Lokeren: zou u dat zien zitten?

(gedecideerd) “Maar natuurlijk! Nu zit ik goed bij Bergen, maar ik zou niets liever willen dan bij een Vlaamse club te werken. Ik hoop dat het er ooit van komt, alleen al om het principe. Het zit me echt hoog dat het onderscheid tussen Vlamingen en Walen altijd gemaakt wordt. Bij de Rode Duivels werd dat beeld vroeger ook geschapen, terwijl ik het steeds goed heb kunnen vinden met spelers uit beide landsdelen. In de pers ging het altijd over kliekjes binnen de spelersgroep. ‘Welke kliekjes?’, vroeg ik me dan af. Iedereen kon het met elkaar vinden. Avec les Flamands: geen probleem.”(lacht)

Hoeveel haast heeft u om die volgende stap te zetten?

“Ik ben ambitieus, dat ga ik niet verbergen, en ik hoop op de kans om ooit elders te werken, maar zo ver zijn we nog niet. Bergen heeft als enige in mij geloofd toen niemand dat nog aandurfde, daar ben ik dankbaar voor. Mijn contract loopt eind dit seizoen af, maar er is al gepraat over een verlengd verblijf. Ik kan geen reden bedenken waarom we er niet uit zouden raken. Er ligt hier nog veel werk en we willen de club stapsgewijs verder laten groeien. Er is hier om te beginnen al stabiliteit, tegenwoordig een zeldzaam goed in België.”

Nooit gedacht

Na Moeskroen bent u tweeënhalf jaar uit het voetbal verdwenen. Met welk gevoel stapt u tegenwoordig uit bed?

“Elke ochtend bedank ik le bon Dieu. Na Moeskroen was ik ontgoocheld dat er niet meteen iets anders kwam. Ik voelde me klaar om weer aan de slag te gaan, maar heb veel geduld moeten oefenen. Nu sta ik weer elke dag waar ik het liefst ben: op het veld. Voetbal is nog steeds mijn leven.”

Op uw 17e brak u al door bij Anderlecht. Had u op uw 35e, bij uw afscheid, niet het gevoel dat het mooiste al vroeg achter de rug was? Waarna de vraag zich opdringt: wat nu?

“Meteen na mijn carrière dacht ik absoluut niet dat ik ooit trainer zou worden. Alleen: als je op dat punt belandt, vraag je je af wat je moet aanvangen met je leven. Ik heb van alles geprobeerd: ik ben in het zakenleven gestapt, ben een hotel begonnen, een restaurant,…maar buiten het voetbal was er niets dat me kon boeien. Je wil je nuttig voelen, iets betekenen in de maatschappij, want thuis zitten was niets voor mij. Maar ik kreeg er geen voldoening van. Die passie vind ik wel in het voetbal. Die moet je ook hebben, want trainer zijn is een veeleisend beroep. Als je het graag doet, tel je de uren niet.”

U was nog maar net speler af toen u als coach aan de slag ging bij Charleroi. Een verkeerde keuze?

“Ik ben van de ene dag op de andere trainer geworden. Misschien was ik daar niet klaar voor. Ik droeg er verschillende petjes en dat maakte de zaken er niet gemakkelijker op. Het was waarschijnlijk te vroeg. Dat heb ik zelf ook zo aangevoeld en als mensen mij daarover willen bekritiseren, mogen ze dat. Alleen: sindsdien ben ik wel geëvolueerd.”

Als u het over kon doen, zou u dan opnieuw bij Charleroi beginnen?

“Een betere leerschool is er niet. (lacht) Chapeau voor Yannick Ferrera als hij het daar tot een goed einde brengt.”

Zijn mediterrane karakter speelde u parten, werd over de trainer Scifo gezegd. U kon zich moeilijk inhouden.

“In het begin van mijn trainerscarrière was dat wellicht zo, maar op dat vlak ben ik sterk gegroeid. Toen was ik impulsief, nu neem ik de tijd om alles vanop afstand te bekijken. Naarmate ik het gevoel krijg dat ik mijn vak steeds beter beheers, voel ik dat ik serener reageer op bepaalde situaties. Ik blijf wel een slechte verliezer. Na een nederlaag moet je mij de eerste uren niet aanspreken. Alleen kan ik mij daar nu beter over zetten en dan denk ik aan de groep: hoe moet ik mijn spelers weer klaarstomen voor de volgende match?”

Eén man hebt u nooit opnieuw kunnen klaarstomen voor het grote werk. Alin Stoica heeft bij Moeskroen zijn oude niveau niet meer gehaald.

“Dat blijft een ontgoocheling. Een speler met zijn talent had zijn carrière nooit op zo’n manier mogen eindigen. Of ik daar veel tijd in gestoken heb? (blaast) Heel veel, ja. Maar blijkbaar was het mentaal op bij hem.”

U weet dat hij een toekomstige concurrent is? De grote droom van Stoica is om ooit trainer te worden van Anderlecht.

“Dat wist ik niet, nee. (met kamerbrede grijns) Ik wens hem veel geluk.”

DOOR JENS D’HONDT

“Ik weiger te aanvaarden dat ik geen Vlaamse club zou kunnen trainen. Als dat beeld bestaat, wil ik het graag ontkrachten.”

“Een taalkwestie? Recent zijn nog buitenlanders aangenomen die geen van beide landstalen spreken.”

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content