Terwijl Juventus nog in de steigers staat, is Inter oppermachtig in Italië. Verslag van een avondje topvoetbal in Turijn.

Eerst een cliché ontkrachten. Turijn is helemaal geen grauwe industriestad in de mistige Povlakte. Terecht wordt de allereerste hoofdstad van het eengemaakte Italië (van 1861 tot 1864) steeds vaker opgevoerd als een trendy citytrip. Natuurlijk is de stad dankzij de komst van Fiat in 1900 en de bouw van de autostad Lingotto in 1916 uitgegroeid tot de vierde grootste stad van Italië (na Rome, Napels en Milaan), met 900.000 inwoners, maar het is er best aangenaam winkelen en wandelen in de negentiende-eeuwse straten.

De zaterdagmiddagzon doet de besneeuwde Alpentoppen schitteren. Aan de oostkant liggen de heuvels, met de fameuze basilica van Superga die op het centrum neerkijkt. De plek waar bijna zestig jaar geleden (in mei 1949) het vliegtuig crashte met het succesvolle team van AC Torino, op dat moment dé succesploeg in Italië. Na de ramp zakte AC Torino helemaal weg in de schaduw van Juventus: het won nog één titel (1976). Maar ook al is het tegenwoordig een liftploeg tussen eerste en tweede en dreigt dit jaar opnieuw degradatie naar de Serie B, het blijft in eigen stad de club met de grootste aanhang.

Om zeven uur ’s avonds, anderhalf uur voor de aftrap van Juventus-Inter, wordt de brede Corso Gianni Agnelli die aan het Stadio Olimpico overgaat in de Corso IV Novembre afgesloten door een contingent politiemensen met schilden en wapenstokken. Er hangt een gespannen sfeer, maar rellen blijven vandaag gelukkig uit.

De rivaliteit tussen Juventus en Inter is enorm. Niet voor niets wordt deze wedstrijd Il Derby Italiano genoemd. Een paar supporters die op straat rondlopen met een spandoek ‘Nessun intertista nella famiglia!’ (‘Geen Intersupporters in mijn familie’), krijgen luid applaus. De harde kern van Juve, de Drughi in de Curva Gaetano Scirea, hebben een grote tifo gemaakt met het cijfer ’29’ in een Italiaanse vlag. Het opschrift luidt: ‘Gewonnen op het veld’. Het cijfer verwijst naar het aantal landstitels dat Juventus op het veld won. Na het voetbalschandaal van 2006 raakte de club voor de groene tafel de laatste twee landstitels kwijt aan Inter, dat er in afwachting van de komende titel nu zestien heeft. Maar ook met 27 titels blijft Juventus Italiës meest succesvolle ploeg.

Tot het schandaal was Juventus samen met Inter ook de enige club die sinds de start van de eengemaakte competitie in 1929 in de hoogste klasse uitkwam. Nu geldt dat alleen nog voor Inter, dat sinds het schandaal eenzaam aan de top van het Italiaanse voetbal prijkt. Ook dit seizoen fietst het makkelijk weg van de concurrentie: Juventus is met tien punten achterstand kansloos, Milan is te oud en AS Roma heeft dit jaar te veel pech om een rol van betekenis te spelen.

Interview met Mourinho

Voor Luc van Doorslaer vanPrime TV is het de vierde keer dat hij een thuismatch van Juventus live verslaat. Het waren telkens fantastische wedstrijden. “Het mooiste voetbal in de heenronde heb ik dit jaar van Juventus gezien, thuis tegen Milan.” Nu kijkt hij uit naar het duel tussen de twee beste keepers van de Serie A: Gianluigi Buffon tegen Júlio César. Van Doorslaer is ook nieuwsgierig naar de prestatie van Alessandro Del Piero bij de thuisploeg en Zlatan Ibrahimovic bij Inter: “Ik ben altijd een lauwe liefhebber van Del Piero geweest: ik vond hem lange tijd wél mooi voetballen, maar niet efficiënt genoeg voor modern voetbal aan de top. De laatste jaren toont hij dat hij dat wel kan. Verder heb ik weinig spelers zulke knappe, onverwachte dingen zien doen als Ibrahimovic. Bij Messi weet je wat hij gaat doen, alleen kan niemand hem tegenhouden. Ibrahimovic is écht onvoorspelbaar. Ik vind ook dat hij en José Mourinho mekaar goed aanvoelen.” Ooit had hij als toenmalig VRT-reporter bijna een exclusief interview met Mourinho. “We maakten een reportage over Porto dat in dat jaar de Champions League zou winnen, we hadden al een stuk met Vítor Baía toen de perschef vroeg of we ook niet in een interview met de trainer geïnteresseerd waren: die praatte als leraar Engels goed Engels, zodat we geen tolk nodig hadden. Ik heb dat toen afgewimpeld: we hadden al genoeg materiaal. Mourinho was toen ook nog geen naam. Daar heb ik nu nog spijt van.”

Deze keer is het Stadio Olimpico niet het decor van een spektakelstuk. Inter is zonder te schitteren duidelijk de betere ploeg. Tot de blessuretijd controleren de bezoekers de wedstrijd. Bij momenten geven ze voetballes op de helft van de thuisploeg, die ook op achterstand en met een man minder verbeten knokt en alles geeft. Het levert onverwacht nog de late gelijkmaker op, die bejubeld wordt alsof het een zege betreft. “Dat ze zo blij zijn met een gelijkspel, toont dat ze ons meesterschap erkennen”, zegt Mourinho na afloop.

De verbale strijd tussen Mourinho en Juventustrainer Claudio Ranieri zorgt al een heel seizoen voor vuurwerk in de krantenkolommen. Ranieri kan het nog altijd niet verkroppen dat hij in 2004 aan de vooravond van de halve finale van de Champions League te horen kreeg dat Chelsea-eigenaar Roman Abramovich José Mourinho als nieuwe trainer had gehaald. In de drie jaar dat hij bij Chelsea werkte, noemde Mourinho niet één keer de naam van zijn voorganger. Eén keer liet hij zich verleiden tot een reactie dat hij bij zijn komst een team trof zonder ziel en zonder winnaarsmentaliteit. Dit seizoen liet hij zich ook al eens ontvallen het moeilijk te hebben met kritiek van ‘iemand die nog geen prijs gewonnen heeft’. Dat klopt niet helemaal. In zijn trainersloopbaan won Ranieri één keer de Italiaanse beker en supercup (met Fiorentina) en één keer de Spaanse beker (met Valencia). Maar het palmares van de veel jongere Mourinho oogt met twee Engelse titels en de Champions League met Porto een stuk indrukwekkender.

Daar komt al in zijn eerste jaar bij Inter ook een Italiaanse titel bij. Terwijl zijn voorganger Roberto Mancini twee jaar nodig had om te oogsten, toont Mourinho zich meteen een garantie voor succes. Dat doet hij wél met het team van zijn voorganger. De twee gerenommeerde nieuwkomers die op Mourinho’s aandringen werden gekocht, spelen niet: de Portugees Quaresma werd met Nieuwjaar uitgeleend aan Chelsea, de Braziliaan Mancini van AS Roma komt amper van de bank af.

Na de topper is het een uur wachten tot de trainer van Inter opdaagt voor de persconferentie. Het is elke minuut waard. De Portugese coach beheerst het Italiaans uitstekend, geeft op elke vraag een interessant antwoord en heeft gevoel voor humor. Wanneer bij aanvang van de persbabbel de telefoon van een journalist rinkelt, grinnikt hij: “Praat maar gerust, ik wacht wel tot je klaar bent.” Wanneer iemand blijft aandringen met de vraag wat hij van Werders Braziliaan Diego vindt, vraagt Mourinho prompt: “Bent u misschien zijn vriend of impresario?” Overigens aast vooral Juventus op Diego, die in 2006 voor 6,3 miljoen euro verhuisde van Porto naar Werder maar nu minstens 20 of zelfs 25 miljoen euro moet kosten.

Een eigen bureau

Bij Inter is clubeigenaar Massimo Moratti in zijn nopjes met zijn twaalfde trainer in zijn dertien jaar als clubeigenaar. Vorige week was het Mourinho die besliste dat de technische staf een zwarte das zou dragen, als teken van solidariteit met de slachtoffers van de aardbeving in de Abruzzen. De Portugese trainer wil niet enkel zijn eigen palmares uitbouwen, maar ook iets achterlaten aan zijn opvolger. “Dat Scolari benadrukt dat hij bij Chelsea een uitermate professionele groep aantrof, vind ik een mooi compliment.” Mourinho wil bijvoorbeeld het verouderde trainingscentrum La Pineta in Appiano Gentile helemaal laten opknappen. Niet alleen door een muur van drie meter op te trekken waardoor de spelers ongestoord kunnen trainen, maar ook door extra slaapkamers te laten bouwen zodat Inter hier zijn afzonderingen kan organiseren, en door de belabberde trainingsvelden opnieuw te laten aanleggen. Hij schrok ook toen hij bij aankomst vroeg waar zijn bureau zich bevond. Dat was er niet. “Ik wil dat mijn opvolger straks wél een eigen bureau heeft.”

De Portugees wil ook werk maken van de doorstroming van eigen jeugd. Nadat zijn voorganger Mancini vorig jaar al de kans gaf aan de jonge aanvaller Marco Balotelli (nog altijd maar achttien en ook zaterdag weer sterk bezig), liet Mourinho in januari flankverdediger Davide Santon (18) debuteren. Op Juventus speelde Santon uitzonderlijk niet, doorgaans is hij titularis. Als het aan Mourinho ligt, wil hij volgend jaar meer Santons in het team. Een kern van 29 man zoals hij die dit jaar erfde, vindt hij te ruim: “Het kan niet dat je vijf spelers moet uitsluiten van de lijst voor de Champions League. In de ideale kern voelt niemand zich uitgesloten en mogen vier à vijf jongeren meedraaien.”

Voetbalschandaal

In de mixed zone toont Ranieri zich tevreden met het 1-1-resultaat en de inzet van zijn ploeg: “Wij hebben geprobeerd het spel te maken tegen een tegenstander die countervoetbal speelt.” Maar de diepe frons op zijn voorhoofd verraadt dat hij meer opgelucht dan tevreden is. Juventus voetbalde steriel en traag. Omdat de centrale middenvelders Christian Poulsen en Tiago Cardoso Mendes niets klaarmaakten, kiest het voor lange ballen naar diepe spits Vincenzo Iaquinta. Ook de oude krijgers kunnen het verschil niet maken. In de basiself van zaterdag staan nog vier overlevenden van het topteam dat Juventus voor het schandaal in lijn kon brengen: Buffon, Del Piero, Pavel Nedved en David Trezeguet. De vijfde overblijver van toen, Mauro Camoranesi, was geschorst. Voor Nedved die na dit seizoen stopt, zoekt Juve een opvolger. Ook Trezeguet, die het niet goed kan vinden met Ranieri, zou na negen jaar Turijn verlaten. De laatste weken fluistert men dat Juve een astronomisch bod op Gianluigi Buffon wel zou overwegen. Het bod van 70 miljoen euro van Manchester City werd dan wel weggelachen, maar Juventus heeft meer nodig dan alleen maar een vervanger voor Nedved: het geld van Buffon zou dat mogelijk maken.

Uiteindelijk is het voor Juventus allemaal erg snel gegaan. Drie jaar geleden dreigde de afgrond, toen men de club na het schandaal terug wilde zetten naar derde klasse. In mei 2006 lekte uit dat algemeen directeur Luciano Moggi jarenlang resultaten gemanipuleerd had. Moggi was samen met afgevaardigd bestuurder Antonio Giraudo in de zomer van 1994 door Umberto Agnelli binnengehaald om de club weer succesvol te maken na negen jaar zonder titel, en voldeed ruimschoots aan die vraag. Vanaf 1997 maakte de club zeven jaar naeen winst, en in twaalf jaar pakte het zes landstitels. Toen uitlekte dat dat vooral via een creatieve vorm van networking gebeurde, greep het gerecht op basis van afgeluisterde gesprekken in. Het proces ten gronde is nog aan de gang, maar al in 2006 werden de betrokken clubs gestraft. Juventus werd teruggezet naar tweede, de Triade (Moggi, Giraudo en clubicoon Roberto Bettega) verdween, en de familie Agnelli – nog altijd goed voor 62 procent van de clubaandelen – nam net als tussen 1923 en 1994 weer de touwtjes in handen. Na veertien jaar namen ze een flink deel van de kapitaalsverhoging van 105 miljoen euro voor hun rekening. Omdat in oktober 2006 het aantal strafpunten werd teruggebracht van min zeventien naar min negen, keerde Juventus al na één jaar terug naar de Serie A. Daarin plaatste het zich al meteen via een derde plaats voor de Champions League. Nu wil het absoluut tweede eindigen, om zich zo rechtstreeks te plaatsen voor de vetpotten van Europa, en de verloren inkomsten van de voorbije jaren op te halen, maar het dreigt in zijn haast te vergeten dat succes niet op bestelling komt. S

door geert foutré

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content