Hij legde een miljoenenbod uit Rusland naast zich neer om voor zijn jeugdliefde Anderlecht te kunnen voetballen. ‘Diep vanbinnen had ik al beslist’, zegt hij nuchter. Guillaume Gillet ten voeten uit.

Niemand die zich nu nog bekommert om de transfersoap rond Guillaume Gillet (24) tijdens de winterstop. Met zijn complexloos voetbal speelde de Luikse rechtsachter zich onmiddellijk in de harten van het nochtans veeleisende Anderlechtpubliek. Als middenvelder, de positie ‘die hij ooit wel zou bekleden’. Maar het scheelde niet veel of Gillet speelde nu in de Russische competitie, waar Dynamo Moskou aan de vooravond van zijn akkoord met Anderlecht nog een genadeloos bod plaatste en de jongeling duizelingwekkende cijfers beloofde. Gillet herinnert zich de hectische winter nog goed.

Guillaume Gillet: “Ik zat in Marbella op stage met Gent en reisde naar de groep van Anderlecht, 500 kilometer verderop. Mijn manager Yves Baré en Herman Van Holsbeeck stonden me op te wachten om het contract – dat ik tot dan toe nog niet gezien had – te ondertekenen.

Wat spookte er zoal door je hoofd tijdens die trip?

“Ik dacht veel aan dat ultieme bod uit Rusland. De avond voordien zat ik nog op de hotelkamer met Christophe Grégoire toen ik dat telefoontje kreeg. Ik had al een akkoord met Anderlecht, maar ging toch serieus aan het twijfelen. Ik ben meteen beginnen te bellen met mijn ouders, mijn vriendin en nog veel andere mensen. Ik denk dat ik nog nooit zo’n hoge telefoonrekening had als in januari ( lacht). Maar diep vanbinnen had ik de beslissing al genomen. Anderlecht was mijn favoriete club in België, die droom moest ik waarmaken.”

Je kon in Rusland vijfmaal het loon opstrijken dat je bij Anderlecht verdient.

“Iedereen weet welke cijfers er in de kranten circuleren, dat is altijd drie of viermaal meer dan hier in België. Jonathan Legear stond voor eenzelfde dilemma. Het blijven natuurlijk enorme bedragen voor een jonge speler.”

Waarom koos je dan toch voor Anderlecht?

“Omdat ik mijn woord had gegeven en omdat ik al van kindsbeen af voor Anderlecht supporterde. Ik wilde toch ooit eens voor deze club gespeeld hebben. Bovendien ken ik helemaal niets van het Russische voetbal, bij Anderlecht weet je waar je aan toe bent. Als je voor Rusland kiest is dat voor de centen. Nicolas Lombaerts zit wel sportief goed bij Zenith Sint-Petersburg, maar niet iedereen heeft dat geluk.”

De stevige hand van Wasyl

Wanneer heb je voor het eerst met Ariël Jacobs gesproken?

“Meteen bij aankomst. Hij verzekerde me dat hij 200 procent achter mijn komst stond, heel belangrijk voor het gevoel en de motivatie.”

Hebben jullie in die eerste gesprekken ook over je positie gepraat?

“Ja. Hij wist dat ik in de tweede klasse als middenvelder had gespeeld, waarmee hij al meteen een brede glimlach op mijn gezicht toverde. Toen ik tekende voor Anderlecht ging ik ervan uit dat ik als concurrent voor Wasilewski was aangetrokken. Op Mechelen heeft de trainer me op het middenveld een kans gegeven, maar hij vertelde me vooraf dat hij de verantwoordelijkheid op zich zou nemen mocht het experiment op het middenveld verkeerd uitdraaien. Alles verliep echter uitstekend en de volgende wedstrijd mocht ik weer op het middenveld staan.”

Het was wel al lang geleden dat je nog op het middenveld speelde, waar moest je die eerste wedstrijden aandacht aan besteden?

“Ik had de neiging overal te willen lopen, terwijl ik moest proberen meer centraal op mijn positie te blijven. Dat zei de coach achteraf ook.”

De driehoek Polak-Biglia-Gillet bleek wel erg goed te werken. Waarom is dat de beste oplossing op het middenveld?

Biglia is iemand die veel ballen recupereert, steeds rustig blijft en de anderen beter laat spelen. Polak en ik zijn meer gelijkaardige types, die graag in de rechthoek komen, met ons drieën zijn we heel complementair, denk ik.”

Hoe is je relatie met Wasilewski? Want bij je aankomst in Anderlecht verklaarde je meteen dat je niet bang was van hem: stoere taal.

“Waarom zou ik? Toen ik hier tekende, verklaarde hij ook in de kranten dat ik mij eerst maar moest bewijzen. Als profvoetballer moet je jezelf tonen, het is logisch dat je je niet laat doen. Mijn relatie met Wasyl is goed. Mensen denken dat hij een norse kerel is, maar dat beeld klopt helemaal niet. Al herinner ik me wel nog dat hij bij onze eerste kennismaking heel stevig mijn hand schudde ( lacht).”

Ruiz, Hassan, Ribéry et les autres

Wat heb je geleerd van de twee Europese confrontaties met Bayern?

“De thuiswedstrijd was moeilijk, maar in München bewezen we dat het een ongelukje was. Zelfs al waren ze misschien niet helemaal gemotiveerd ginds, toch zijn wij de eerste ploeg die hen dit seizoen in eigen stadion klopte. Daar mag je best fier op zijn. Wat me vooral opviel, is dat zij de bal laten gaan en minder lopen, waardoor ze veel frisser blijven. Doordat ze heel intelligent bewogen, kon de man aan de bal telkens heel gemakkelijk een aanspeelpunt vinden. Je merkt dat op dat niveau de spelers heel slim positie kiezen. Bovendien beschikken alle topclubs over een fenomenale aanvalslinie, bijna elke kans is een doelpunt.”

Je wilde het truitje van Franck Ribéry, is dat gelukt?

“Jaja. Ik heb er zelfs vier. Twee tijdens de rust en twee op het einde. Van Willy Sagnol, Philipp Lahm, Ribéry en Van Buyten, j’étais gâté.”

Voor de heenwedstrijd tegen Bordeaux bleek je in allerlaatste instantie geschorst wegens twee gele kaarten in de Intertoto met Gent. Had je dat niet zelf moeten weten?

“Ik herinnerde me al niet meer dat ik een tweede gele kaart had gepakt tegen Cliftonville. Blijkbaar gebeurde dat in de 93ste minuut. Los daarvan vind ik het niet de taak van de speler om zulke dingen bij te houden. Er zijn genoeg instanties en documenten om dat te controleren. Een speler moet zich concentreren op de wedstrijd.”

Maar het voorval zou wel gezien kunnen worden als een bewijs van je nonchalance. Want als er één ding is dat je verweten wordt, bijvoorbeeld door je ex-trainer Marc Grosjean, is het dat wel.

“Het klopt dat ik indertijd bij Eupen soms wat laks trainde. Ik scoorde bijna elke week en speelde sterk, op training ging ik daardoor niet altijd voluit. Zo zit ik in elkaar: soms train ik minder fors omdat ik in het weekend goed speelde. Bij Gent maakte ik min of meer hetzelfde mee. Dit seizoen was ik er quasi zeker van mijn plaats en daardoor toonde ik misschien soms wat minder inzet. Ik doe dat niet met opzet, maar ik besef dat ik daaraan moet werken. Door te tekenen bij Anderlecht heb ik toch weer een nieuwe stimulans gevonden, hier moet ik me elke dag bewijzen.”

Heb je nog veel contact met ex-ploegmaats uit Gent?

“Jazeker, Bryan Ruiz is een goede vriend. Voor elke wedstrijd stuur ik hem een berichtje om hem te zeggen dat hij de beste is. Ik kan het weten, ik trainde elke dag met hem. Geloof me, hij is te sterk voor de Belgische competitie. Bovendien werkt hij hard aan zijn tekortkomingen. We zien elkaar nog vaak, onze vriendinnen komen goed overeen. In het begin verliep het contact wat stroef omdat hij amper Engels sprak, maar ook op dat vlak evolueerde hij enorm.”

Bij Anderlecht wordt Hassan als koning van de techniek beschouwd. Vergelijk eens met Ruiz?

“Het zijn verschillende types. Hassan zoekt meer het middenveld op, Bryan is doelgerichter, sneller en scoort makkelijker. Bovendien is Bryan een linkspoot, die kom je zelden tegen. Hassan heeft dan weer meer ervaring. Spelers als Boussoufa en Hassan zijn technisch natuurlijk heel getalenteerd, maar Ruiz heeft een fenomenale techniek in beweging en volle snelheid. Dat maakt het verschil op internationaal niveau.”

Na je transfer verkondigde Gentmanager Michel Louwagie in de media dat met jouw vertrek en dat van Grégoire de twee rotte appels verwijderd waren. Jullie zouden te vaak op stap gaan.

“Dat is gezever, de mensen rondom mij kennen de waarheid. Weet je wat het is? Ik was een belangrijke pion in het elftal van Gent en zulke spelers ziet een club nooit graag vertrekken, ze zochten een uitvlucht. De wedstrijden vlak voor de winterstop draaide het niet meer bij Gent en dus zoekt een bestuur naar excuses.”

De kleine Ballack

Op Zulte Waregem, het weekend na de kwalificatie tegen Bordeaux, heeft Anderlecht zijn laatste sprankeltje hoop op een nieuwe titel te grabbel gegooid. Wordt daar binnen de groep nog over gepraat?

“Ik denk dat we pas aan het eind van dit seizoen gaan beseffen wat we daar hebben laten liggen. Anderzijds: Zulte Waregem is de lastigste ploeg om tegen te spelen na een zware Europese midweekmatch. Het is een ploeg die weigert te voetballen en zich met elf voor de eigen rechthoek terugtrekt, erg moeilijk om je daarvoor op te laden. We wisten nochtans dat we daar een serieuze stap vooruit konden zetten: wonnen we dan stonden we nu op vijf punten van Standard.”

Wordt Standard kampioen?

“Dat zal je niet uit mijn mond horen.”

Je bent Luikenaar, maar je hebt het echt wel niet voor Standard, hé?

“Ik ben opgeleid bij Club Luik, tussen Standard en Club Luik heerst een rivaliteit zoals tussen Arsenal en Tottenham, in mijn ogen is die afkeer dus logisch.”

Je zou nooit voor Standard kunnen spelen?

“Zeg nooit nooit, maar ik zou het in ieder geval erg moeilijk hebben om dat truitje te dragen. Voor ik destijds bij Gent tekende, heb ik nog met Michel Preud’homme en Luciano D’Onofrio rond de tafel gezeten. Een goed gesprek, maar ik achtte een geleidelijke overstap via Gent beter.”

Je wordt nu geroemd om je stevige fysiek en uitstekende conditie. Wel vreemd eigenlijk, want als jonge gast was je een tenger, klein mannetje.

“Klopt. Tot mijn zestiende was ik een kleine, vinnige spits. Ik scoorde vaak, dus veel hinder ondervond ik er niet van. Op mijn zeventiende ben ik ineens beginnen te groeien.”

Je werd nooit opgeroepen voor de nationale jeugdploegen, door je kleine gestalte denk je?

“Dat had meer te maken met het feit dat ik maar voor Club Luik speelde. De bond roept liever spelers van de topclubs op. Ik was misschien nooit nationaal miniem, maar nu ben ik wel Rode Duivel. Dat is een overwinning op zich.”

Je had als jonge speler een broertje dood aan lopen. Terwijl je nu net te boek staat als stofzuiger en man met drie longen.

“Ik was vroeger een typische spits die enkel bewoog om te scoren. In de eerste ploeg van Luik werd ik naar het middenveld overgeheveld en moest ik al wat meer leren verdedigen. Maar die conditie heb ik altijd gehad, ik kan zonder moeite naar de vier hoeken lopen. Wat ik dus volgens Ariël Jacobs net níét moet doen ( lachje).”

Je manager Yves Baré noemt je ‘de kleine Ballack’. Vind je dat wel leuk?

“Het is zelfs al zover gekomen dat mijn ploegmaats bij Anderlecht me Michael noemen in de kleedkamer. Ik vind het eigenlijk best grappig. Maar er zit een grond van waarheid in, bij Eupen speelde ik echt volgens dezelfde stijl: veel infiltraties, werken op het middenveld en regelmatig scorend. Raymond Mommens kwam me destijds bij Eupen scouten voor Charleroi. In zijn notitieboekje schreef hij toen al dat ik een type Ballack was, heeft hij me achteraf toevertrouwd.”

Volgens je jeugdcoach Dominique Renson heeft je evolutie veel te maken met je opleiding LO aan de hogeschool.

“Dat kan zeker zo zijn. Ik had elke dag sport op school en elke avond training, dan moet je wel fysiek in orde zijn. Door het feit dat ik ook turnen en andere sporten deed, heb ik ongetwijfeld de soepelheid van mijn lichaam bevorderd. Bovendien hielp het mij mijn lichaam beter te leren kennen. Ik ben nog nooit geblesseerd geweest.”

Tot slot: in de beker staan zowel Anderlecht als AA Gent er goed voor om de finale te bereiken. Het zou wel een absolute climax van je seizoen kunnen zijn om tegen Gent de beker te veroveren?

“Indien wij de finale halen, kan het enkel maar een droomaffiche worden voor mij. Ofwel tegen mijn vrienden uit Gent, ofwel tegen mijn rivalen van Standard. De motivatie zal sowieso 300 procent zijn. Maar eerst Germinal Beerschot kloppen.” S

door matthias stockmans beelden: michel gouverneur/ reporters

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content