Club en Cercle, maar wie voetbalt er nog in de Breydelstad? En hebben of hadden ze een link met groen of blauw? Op de vooravond van de Brugse derby, een Tour de Bruges.

Eerste stop. Sint-Kruis, in 1924 de geboortegrond van Door Onderling Samenspel Komt Overwinning (Dosko), na Club (1891) en Cercle (1899) de oudste Brugse club. Een handvol oefenvelden, grote kantine, onberispelijk hoofdterrein. Op de achtergrond domineert het gebouw van het vroegere gesticht voor wezen en verlaten kinderen het polderlandschap. Oliver Twist aan de Brugse rand.

Liévin Monballieu, Cercleman pur sang en bijna twintig jaar kok van de Rode Duivels én Club Brugge, was er ooit aangesloten en overtuigde de achtjarige Fernand Boone om óók het geel-blauwe shirt aan te trekken. Boone versierde begin de jaren vijftig een transfer naar blauw-zwart, stond er negentien seizoenen in het doel, won de eerste Brugse Gouden Schoen (1967) en speelde acht keer voor de nationale ploeg.

Een verhaal uit de romantiek, toen de ideologische barrière tussen Club (liberaal/vrijzinnig) en Cercle (katholiek) nog groot was en toeval vaak het lot bepaalde. Dat ondervond ook Boone, toen Clubscouts in Sint-Kruis doelman Gaston De Graeve gingen bekijken. Maar: De Graeve was geblesseerd, halfback Boone ging voor het eerst onder de lat staan en tekende een paar maanden erna een contract bij Club, dat hem 10.000 frank (250 euro) gaf om een tweedehands Skoda te kopen… Tot wanhoop van vader Boone, supporter van groen-zwart en een goede vriend van de legendarische Cerclekeeper Robert Braet. Verraad! “Ik ging met mijn vader altijd naar Cercle, we waren zelfs nog nooit op de Klokke geweest”, vertelde hij na zijn carrière.

Boones zijn er op Dosko niet meer te bespeuren. De club dobbert al jaren in vierde provinciale rond en zet maximaal in op de jeugd. 21 ploegen, meer dan 300 spelers. Voetbal als sociaal vangnet. Vorig jaar kreeg Dosko van Foot Pass, een kwaliteitsaudit, een tweede ster en mag het ook in de provinciale jeugdreeksen spelen. “Daardoor vertrekken er steeds minder jeugdspelertjes op jonge leeftijd”, weet Petro De Graeve, geel-blauw jeugdproduct, nu T1. “We willen graag naar derde promoveren, maar niet meer ten koste van onze eigen jeugd.”

En, zegt voorzitter Filip Van Gheluwe: “De uitstroom naar Club of Cercle is beperkt – geen vijf op jaarbasis -, we verliezen sporadisch eens een jongen aan Varsenare of Oostkamp, clubs die in de interprovinciale reeksen spelen. Het niveau ligt er nochtans niet hoger, maar de naam hé…”

Terrein omgeploegd!

De kasseien langs de Brieversweg in Male, een wijk in Sint-Kruis op amper vier kilometer van Dosko, lijken uit Carrefour de l’Arbre weggeplukt. Een vlag begroet de bezoekers – Welkom bij Jong Male VV -, een ticketje kost amper vijf euro, aan de ruit van de kantine hangt de Goed Bezig Award 2014 van Bloso.

In 2007 voetbalde VV Jong Male nog in de hoogste provinciale reeks, zeven jaar erna is groen-wit naar vierde provinciale weggegleden. “Derde provinciale is onze biotoop, maar dat willen we op een gezonde manier realiseren. Vier jaar geleden kregen we een zware controle van de fiscus, sindsdien leiden we de club als een kleine kmo. Belangrijk, want als je vooraf niet budgetteert… Voor sponsoring zijn we aangewezen op plaatselijke handelaars, terwijl we alleen voor de matchen tegen Dosko of Moerkerke tussen de 100 en 150 supporters over de vloer krijgen”, zegt Michel Van Mullem, ondervoorzitter/penningmeester/ sociaal secretariaat…

VV Jong Male is met twee velden krap behuisd, uitbreiding op het Maleveld – agrarisch gebied en ankerplaats voor vogels – laat al meer dan 25 jaar op zich wachten. Het minioorlogje tussen landbouwers en de club escaleerde exact tien jaar geleden, toen het nieuw aangelegde oefenveld in een donkere winternacht door een boze landbouwer met de tractor werd omgeploegd. Geen woorden maar daden…

De club, gesticht in 1973, is tevreden over de samenwerking met ‘de stad’, die de terreinen onderhoudt en financieel tussenkwam in de lichtinstallatie en omheining. “De twee eersteklassers nemen een flinke hap uit het stadsbudget, maar we kennen onze plaats. Een lokaal clubje, dat vooral een sociale functie heeft. We weigeren niemand, ook jongens niet die bij manier van spreken ‘geen ei kapot kunnen stampen’.” En: hoe meer leden, hoe hoger de subsidie.

Van Mullem, ex-leerling van het Sint-Franciscus-Xaveriusinstitituut – de Frères -, voetbalde in een ver verleden nog samen met Pol De Coussemaecker en Patrick Albert, twee groen-zwarte iconen. “Toen we nog in eerste provinciale speelden, kwamen er twee jongens van de beloften van Cercle over. Ze verdienden hier zelfs meer… Wij neigen meer naar Cercle Brugge, dat klopt.”

En toch: de trainer van de beloften, Hugo Pieters, heeft een blauw-zwart verleden. Toen Ernst Happel in 1974 in Brugge arriveerde, was Pieters doublure van Luc Sanders, de volgende twee seizoenen stond hij in de schaduw van Birger Jensen, al was hij vanop de bank bevoorrecht getuige van Happels eerste landstitel (1976) en de dubbele confrontatie met Liverpool in de finale van de UEFA Cup.

Rust Roest

Langs het Zuidervaartje, dat parallel loopt met de schilderachtige Damse Vaart, ligt een verborgen stukje voetbalgeschiedenis: het terrein van Rust Roest, gesticht in 1911 als bedrijfsploeg (De Ster) van de Koninklijke Nederlandse Gist- en Spiritusfabriek. De fabriek, vergane glorie langs de Ringvaart, levert allang geen jenever en voetballers meer. De oudste bedrijfsvoetbalclub van België – stamnummer 45 – overleeft met jonge twintigers.

In de verte blinkt De Nieuwe Papegaai, een van de vier windmolens langs de Kruisvest. Het domein werd tussen 1968 en 1974 gehuurd door Royal Football Club Brugeois, voor de verhuizing naar het Olympiastadion haspelden de reserven voor enkele honderden toeschouwers er hun thuiswedstrijden af.

Hier, in het chalet, werd Erwin Vandendaele door Clubvoorzitter André De Clerck in 1971 gehuldigd toen de Gouden Schoen voor de tweede keer in Brugse handen kwam. Groter kan het contrast met het hedendaagse gala niet zijn, een place m’as-tu-vu, waar voetballers volledig ondergesneeuwd zijn door hun madams met laag uitgesneden jurken. Begin de jaren zeventig vooral een gezellig avondje op café: Vandendaele in de hoofdrol, een vergulde schoen, flesjesbier en enkele directeuren van ‘de Gistfabriek’, notabelen met een blauw-zwart hart.

Daring Brugge VV

Sportcomplex Tempelhof in Sint-Pieters, de thuis van Daring Brugge VV, in 1976 ontstaan uit arbeidersploeg de Gele Duivels. Geel-blauw speelde nooit hoger dan derde provinciale, maar heeft sinds jaar en dag een bloeiende jeugdopleiding. “De eerste ploeg is belangrijk, maar we willen vooral een zinvolle vrijetijdsbesteding en een kwalitatief goede opleiding aanbieden. Op dat vlak zijn we complementair met Club en Cercle: zij topvoetbal, wij recreatie”, zegt Wim Decraemer, sinds 1993 in het bestuur.

“In een stad als Brugge, met ongeveer 120.000 inwoners en de aanwezigheid van twee verenigingen in eerste klasse, is het voor de andere clubs financieel onhaalbaar om méér te ambiëren. Club richt zich op nationale sponsors, maar Cercle beschikt over een heel sterk netwerk in de lokale economie en vist voor een deel in onze vijver. En, niet onbelangrijk: de ledboarding op Cercle is ook voor kleinere bedrijven financieel toegankelijk. Wij moeten het vooral van sympathiesponsoring hebben.”

En van de inkomsten uit de kantine. “Tijdens de week zenden we de Europese wedstrijden op televisie uit, zodat sommige gasten na de trainingen blijven ‘plakken’. Alle beetjes helpen, want de belangstelling voor de matchen is matig. Tussen de 60 en 80 toeschouwers. Als Club thuis speelt, dan zakt dat aantal naar 30.”

Daring Brugge heeft 21 jeugdploegen – waaronder twee G-ploegen – en telt om en bij de 275 leden, die vanuit de talrijke sociale woonwijken vlot de weg naar het Tempelhof vinden. Op het kleine terreintje naast de spoorweg zette de zesjarige Sven Van Ryckeghem zijn eerste voetbalstapjes, waarna hij later nog het doel van onder andere Club, Cercle, SV Zulte Waregem en KV Oostende verdedigde.

De bestuursvergaderingen op het Tempelhof zijn een schoolvoorbeeld van de ‘pax voetbal’. De voorzitter, Wim Vandycke, speelde bij de groen-zwarte reserven, Decraemer werkte jaren op de commerciële dienst van Cercle. Blauw-zwart weerwerk komt van Jan De Clerck, wiens vader (Fernand), grootvader (André) en overgrootvader (Emiel) voorzitter van Club waren. “De aanloop naar de derby is… geanimeerd”, lacht Decraemer. “We zijn een groen-zwarte vereniging – Daring Brugge VV, met de nadruk op Voetbal Vereniging – maar we spelen in het blauw.”

FC Lambert

Steenbrugge, de wijk geprangd tussen Assebroek en Oostkamp, is voor eeuwig en altijd verbonden met de familie Lambert, hét Brugse voetbalgeslacht. Dertien kinderen, van wie er vijf het rood-witte shirt droegen en tot ver buiten het stadion Leon D’Hoedt hun kunstjes lieten bewonderen. Urbain loodste Club Brugge in 1959 definitief naar eerste klasse, Grégoire voetbalde voor Kortrijk Sport en Georges speelde eind de jaren zestig bij enkele West-Vlaamse provincialers.

Eric Lambert maakte naam bij AA Gent, nadat hij bij de jeugd van Cercle na een seizoen werd bedankt. Een paar jaar later was Club Brugge geïnteresseerd, maar toen AA Gent in 1956 800.000 frank (20.000 euro) aan Steenbrugge wilde betalen – het dubbele van wat Club bood – verkaste de aanvaller naar het Ottenstadion. Vier jaar erna werd Eric derde in de eindstand van de Gouden Schoen en won hij met La Gantoise in 1964 de finale van de beker van België, waarin hij tegen Diest een hattrick scoorde. Elf seizoenen Gent, 121 goals: een gemiste kans voor de Brugse clubs.

“Eric was completer dan ik”, verbaasde Raoul, het ukje van de Lamberts en ooit misdienaar in ‘de Paterskerk’, voor wie Club Brugge in 1957 450.000 frank (11.250 euro) neertelde. Lotte debuteerde vijf jaar later, op zijn zeventiende, in het eerste elftal. Indrukwekkende statistieken: 267 (!) goals in 457 wedstrijden, vijf landstitels, drie Belgische bekers, 33 matchen met de nationale ploeg, chouchou van Raymond Goethals.

Koninklijke Sportkring Steenbrugge verhuisde in 2008 van het pittoreske stadion Leon D’Hoedt naar sportcomplex Daverlo, waar een nieuw terrein werd aangelegd en zes nieuwe kleedkamers en een moderne kantine werden gebouwd. Met dank aan de stad Brugge, die om en bij de 500.000 euro investeerde. “Een belangrijke troef om nieuwe spelertjes aan te trekken, de meeste ouders zijn onder de indruk. Ook daarom hebben we meer dan 500 leden”, zegt voorzitter RafSypré, die de club door moeilijke jaren gidste.

De financiële problemen waren niet te overzien nadat de club in 2008 uit eerste provinciale donderde. Te ambitieus, te veel aan de spelers betaald, te weinig aan de lange termijn gedacht. “We moesten drastisch ingrijpen, anders was het voorbij.” De club snoeide in de uitgaven en schakelde een sociaal secretariaat in: ADMB, hoofdsponsor van Cercle. “Maar de meeste spelertjes zijn Clubminded.”

Er wordt weer gelachen. De jonge ploeg draait vlot mee in derde provinciale en kijkt opnieuw naar boven. ’t Is Red, ’t is White, ’t is Steenbrugsche Dynamite… “Tweede, misschien zelfs eerste provinciale is haalbaar. Bevordering niet, voor geen enkele Brugse club.”

Zware facturen

Sportpark De Watertoren in Sint-Andries. Het complex, gedeeld door de Koninklijke Hockey Club Brugge en VV Eendracht Brugge, ligt er verlaten bij. Germain Plovie, vader van ex-Clubspeler en materiaalman Pascal, was in 1975 een van de drijvende krachten achter ‘den Eendracht’, die tot 1996 op de Klokke voetbalde. Toen het vervallen stadion onder de sloophamer ging, verhuisde de club naar De Watertoren, waar het momenteel hekkensluiter in tweede provinciale is. Maar de problemen zitten dieper. Blauw en wit gaat door financieel zwaar weer. In voetbalmiddens circuleert het gerucht dat de club de boeken zal neerleggen, maar spelers en trainers kregen onlangs te horen dat “de problemen oplosbaar zijn”.

De crisis was ook voor het provinciale voetbal genadeloos. Controles (RSZ, btw en roerende voorheffing) werden geïntensifieerd, vaak tot in het absurde. Na de match een gratis bonnetje aan jeugdspelertjes geven kon niet meer volgens de controleurs, die vonden dat ook daarop 21 procent btw moest worden betaald. Gekker moet het niet worden… En: in tegenstelling tot clubs buiten de stad moeten alle Brugse verenigingen zelf instaan voor de kosten van gas, verwarming en elektriciteit. Facturen van 25.000 à 30.000 euro per jaar zijn geen uitzondering.

Een opvallende naam in het organigram: Sven Dhoest (20), keeperstrainer. De zoon van Nick, uitbater van De Comptoir op de Platse, werd door Club aan Mouscron-Péruwelz uitgeleend, maar staat met een zware knieblessure voor maanden aan de kant. “Vorige week ben ik hier gestopt. Ik gaf die trainingen enorm graag, maar het was niet meer met mijn revalidatie te combineren.”

Dhoest beleefde zijn gloriemoment bij Club Brugge in augustus 2011, toen Colin Coosemans in de topper tegen Anderlecht rood kreeg en hij – zestien jaar jong – een paar minuten later de strafschop van Sacha Kljestan stopte. Het seizoen ervoor, toen er ballenjongens te weinig waren, stond hij nog achter het doel… “Een mooi moment.”

Terminus. In de verte, naast De Watertoren, wappert de groen-zwarte vlag boven het Jan Breydelstadion. Brugge maakt zich op voor zijn zoveelste derby.

DOOR CHRIS TETAERT

“Toen we nog in eerste provinciale speelden, kwamen er twee jongens van de beloften van Cercle over. Ze verdienden hier zelfs meer…” Michel Van Mullem, Jong Male VV

“Cercle beschikt over een heel sterk netwerk in de lokale economie en vist dus voor een deel in onze sponsorvijver.” Wim Decraemer, Daring Brugge VV

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content