De start van de Dauphiné Libéré betekent dat de aanloop naar de Ronde van Frankrijk definitief is ingezet. Niet zelden is de Dauphiné het terrein waar latere Tourhelden zich voor het eerst laten zien. Vorig jaar gold dat voor de Deense doordouwer Jakob Fuglsang.

Jakob Fuglsang wordt een fenomeen. Dat bewees de jonge Deen in de Dauphiné Libéré van 2009. Er gingen geruchten dat de Schlecks eind dit jaar Saxo Bank verlaten en Fuglsang de nieuwe kopman wordt. Maar dat scenario lijkt averij te hebben opgelopen, want de 25-jarige Deen kon dit seizoen nog niet de indruk geven kopmanwaardig te zijn. Fuglsang (spreek uit: Foelsang) sukkelde in de winter met tendinitis. Geen erge blessure, maar wel een vervelende. Hij kon tot februari zelden voluit gaan. Dat leidde tot een flauwe Parijs-Nice en een ongeïnspireerde Ronde van het Baskenland. Het eerste was voorzien, het tweede niet. De gevolgen lieten zich raden: in de Ardennenklassiekers was Fuglsang niet de meesterknecht waar de Schlecks op hadden gehoopt. In de Tour moet dat anders. En zal het ook anders zijn, want de tendinitisachterstand is bijna vergeten. “Ik weet één ding: ik ga super zijn in de Ronde van Frankrijk”, vertelt Fuglsang op een zonnig terras, net terug van een trainingstochtje met de Schlecks. “Het is mijn debuut in de Tour en een debuut maak je maar één keer. Ik wil een bepalende factor zijn in deze Ronde van Frankrijk.”

De Deen heeft een internationale achtergrond. Geboren in Zwitserland, woonde in zijn jeugd in Frankrijk en Denemarken en verhuisde op zijn twintigste naar de meren van Veneto (Italië) met de droom het te maken als wielerprof. “Mijn vader had een job waarvoor hij vaak en lang in het buitenland moest zijn, vandaar dat ik in mijn jeugd zo dikwijls verhuisde”, verhaalt Fuglsang. “Het heeft ervoor gezorgd dat ik me niet gebonden voel aan één plek. Van heimwee heb ik nog nooit last gehad. Denemarken blijft wel mijn land, maar mijn thuis ligt tegenwoordig in Italië. Ik woon in Bardolino, in de buurt van het Gardameer. Een prachtige omgeving is dat. Ik voel me een gelukzak telkens ik er buiten kom.”

Je traint daar regelmatig met Michael Rasmussen. Je weet welke associatie je daarmee over jezelf uitroept.

Jakob Fuglsang: “Dat besef ik, ja.

“Ik ken Michael al lang. Toen ik nog een beginnend mountainbikertje was, probeerde hij een contract voor me te versieren bij Rabobank, want hij had talent in me gezien. Hij heeft me altijd geholpen, ook toen ik nog een nobody was. Dat telt ook mee, niet alleen wat hij heeft meegemaakt in de Tour.

“Michael heeft een fout gemaakt. Iedereen weet dat, hijzelf ook. Ik weet dat mensen nu denken: waar rook is, is vuur. ( met samenzweerderige stem🙂 Waarom woont Fuglsang daar? Waarom traint hij met Rasmussen? Maar dat Michael de regels heeft gebroken, betekent niet dat ik dat ook ga doen. Ik wil over tien jaar nog kunnen koersen, begrijp je?

“Michael is op sommige vlakken een voorbeeld van hoe het zeker niet moet. Zijn boetedoening is trouwens nog altijd niet voorbij. Bij de topteams krijgt hij geen kans meer.”

Dat heeft niks te maken met het naar verluidt hoge niveau dat Rasmussen nog haalt, maar alles met zijn verleden. Zoiets moet een renner inderdaad aan het denken zetten.

“Wat ik er oneerlijk aan vind, is dat Michael nooit betrapt is op doping en toch overal wordt gemeden, terwijl mensen als Emanuele Sella, Alexandre Vinokourov en Ivan Basso probleemloos aan de bak komen. Sella kreeg zelfs amper een jaar en die was wél betrapt. Hoe eerlijk is dat? Nu ja, uiteindelijk heeft Michael zelf schuld aan zijn situatie. Hij had zijn whereabouts maar correct moeten invullen.”

Voor het breekt

Rolf Sørensen verlekkerde Denemarken door te verklaren dat jij ooit de Tour wint.

“Klinkt goed hè. ( lacht) Rond die uitspraak is veel te doen geweest, maar ik weet zelf niet of het een realistische ambitie is, daarvoor moet ik de Tour nog leren kennen. Verwacht dus ook niet dat ik Rolfs voorspelling ga herhalen. Dat zou van weinig respect getuigen tegenover mijn collega’s, aangezien ik zelfs nog nooit de Ronde van Frankrijk reed. Het zal hoe dan ook nog een paar seizoenen vergen voor ik winnaarsniveau aankan.”

Hoe goed is je tijdrit?

“Die is oké. Niet van het niveau van Fabian Cancellara, maar beter dan de Schlecks. Ik volg tijdritles bij Bobby Julich, net als Fränk en Andy. Hopelijk levert dat op. Bovendien ken ik mijn lichaam vrij goed en kan ik redelijk inschatten hoever ik het kan duwen voor het breekt. Dat is naar het schijnt een belangrijke eigenschap voor een tijdrijder.”

Als je ooit zelf kopman wil worden, moeten jij en de Schlecks elkaar verlaten.

“Dat zal misschien moeten, ja. Maar tot nu toe werken we goed samen. Als ik de sterkste ben, dan werken zij ook voor mij. Niet dat het al gebeurd is, maar ik weet dat zij het in principe zouden doen. De Schlecks voelen zich niet te mooi om te knechten; denk maar aan hoe ze Carlos Sastre ooit aan het geel hebben geholpen. Aan dat voorbeeld spiegel ik me.”

Kan je ook eendagskoersen winnen?

“Binnen een paar jaar wel. Ik kom vanuit het mountainbiken: ik ken het gevoel van één dag alles op alles te moeten zetten. Maar de overgang kost tijd. Stel dat ik in een ontsnapping zit van een man of vijf, dan is de kans groot dat ik als vijfde eindig. ( lacht) Ik moet alleen voorop raken, zoals Andy vorig jaar deed in Luik-Bastenaken-Luik. Fränk en Andy denken dat de Amstel Gold Race in de toekomst mijn koers wordt. Ze hebben mij er al een paar trucjes aangeleerd. Hou me daar de komende jaren dus maar in de gaten.”

Mooi volk

We moesten je de groeten doen van Roel Paulussen. Je hebt samen met hem in Zuid-Afrika de Cape Epic gereden, een legendarische wedstrijd die stilaan is uitgegroeid tot de Ronde van Frankrijk voor mountainbikes.

“Dat is een soort koppelkoers voor mountainbikes. Je moet met je partner samenblijven, de tijd van de laatste telt. En je kent het parcours niet op voorhand, wat ervoor zorgt dat je jezelf helemaal aan flarden rijdt. Een fantastische race, maar verdomd zwaar. Wanneer je er midden in zit, kan je maar één ding denken: wat bezielde me toen ik me hiervoor inschreef? ( lacht)

“Ik ben met Roel een keer tweede geworden, en een keer eerste. Een grote kampioen trouwens, Roel. Tweevoudig wereldkampioen marathon: dan ben je een straffe coureur.”

Heb je lang getwijfeld eer je voor de weg koos?

“Na de Olympische Spelen van Peking besliste ik dat als een goeie wegploeg me een kans zou bieden, ik erop in zou gaan ( Fuglsang ontgoochelde met een 25e plaats, nvdr). Ik heb altijd in het achterhoofd gehad dat ik het ooit wou proberen op de weg. En ik word er ook niet jonger op, het was nu of nooit. Als het me niet lag, kon ik nog altijd terug.”

Waar zit voor jou nog de meeste progressie? In de tactiek?

“Daar kan het zeker nog een pak beter. Maar ook fysiek heb ik nog marge. Ik voel zelfs al een enorm verschil tegenover vorig jaar. Ik geloof in ieder geval erg in mezelf, daar zal het niet op mislopen. Wat ook helpt, is dat de andere renners me nu kennen. Dat bezorgt je respect, je hoeft minder voor iedere meter te knokken.”

Vergis ik me als ik zeg dat je dat respect vorig jaar op de flanken van de Ventoux verdiend hebt?

“Waarschijnlijk niet. ( lacht) Het valt de mensen op wanneer je je staande houdt in een zware bergrit van de Dauphiné, wanneer de favorieten voor de Tour elkaar bekampen op leven en dood. Ik eindigde in een groepje met Evans, Contador, Gesink en Nibali. Mooi volk.

“Evans kwam ’s avonds vragen of we het misschien op een akkoordje konden gooien. We zouden de volgende bergrit samen ontsnappen: ik kreeg de etappe, hij de leiderstrui. Alleen al dat hij dat kwam vragen, gaf me een enorme boost. Op dat moment voelde ik me echt aanvaard. En het grappige is: ik wás die dag ook erg sterk. Ik demarreerde aan de voet van de Madeleine, zoals hij gevraagd had, maar Evans volgde niet. Ik werd uiteindelijk vijfde. Evans ging me nog voorbij, maar ik eindige wel vóór Contador.

“Ik ben een aanvaller, dat hoop ik de komende jaren ook eens echt te kunnen tonen. Beter proberen en falen, dan later spijt hebben, is mijn devies.”

door jef van baelen – beelden: tim de waele

“Cadel Evans kwam vragen of we het op een akkoordje konden gooien.”

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content