De plannen om in een nieuw stadion vlak bij de Heizel te voetballen, liggen op tafel. Maar wat zou die mogelijke verhuizing van RSC Anderlecht betekenen voor de gemeente Anderlecht? Sport/Voetbalmagazine trok door de straten van Neerpede, Kuregem, Bon Air en Het Rad, op zoek naar antwoorden.

Ik wil een wereldburger zijn, geen burger van één stad.” Het zijn woorden van de beroemde middeleeuwse intellectueel, filosoof en humanist Desiderius Erasmus. Aan het begin van de zestiende eeuw woonde hij enkele maanden in Anderlecht, vlak aan het oude begijnhof, in de schaduw van de Sint-Guidokerk. Het was de tijd dat Anderlecht amper driehonderd inwoners telde, maar toch druk bezocht werd omdat het op de befaamde bedevaartroute naar Compostella lag.

Erasmus was een man die de wanpraktijken van de heersende machten durfde aan te klagen, die verder wilde kijken dan de eigen tuin en die – toen al – pleitte voor een scheiding van kerk en staat. Toch werd hij niet aangezien als een rebel. Integendeel, hij werd alom bejubeld als aangenaam, erudiet gezelschap. Een pragmaticus ook.

Naar dat beeld wil Royal Sporting Club Anderlecht zich vijfhonderd jaar later gedragen. Waardig en stijlvol, maar evenzeer ambitieus en met een verruimende blik op de toekomst. Nu de plannen voor een nieuw nationaal stadion op parking C van de Heizel steeds concreter worden, lijkt ook het idee dat RSCA zijn geboortegrond inruilt voor Grimbergs grondgebied met de dag realistischer. Tegen april 2014 moet het financieringsdossier voor dat nieuwe stadion rond zijn, tot dan is het afwachten. Ook voor burgemeester Eric Tomas: “Ik had begin december nog een gesprek met Roger Vanden Stock. Hij vertelde dat een uitbreiding van het huidige stadion prioriteit blijft. En wat die verhuizing betreft, daar weet ik evenveel over als u. Maar natuurlijk zou ik erg ontgoocheld zijn mocht de club onze gemeente verlaten.”

Daarmee gaat de burgervader alvast in tegen de heersende indruk dat de gemeente Anderlecht haar roemruchte voetbalclub liever kwijt dan rijk is. Een uitbreiding van het stadion werd jarenlang geblokkeerd of op zijn minst ontmoedigd. Petities (1200 handtekeningen) en protestacties van buurtbewoners van het Astridpark bevestigden dat alleen maar. “Geen parkeergelegenheid, afgesloten wegen, vandalisme, lawaai…”, zo luidde de klachtenregen. Kortom, Royal Sporting Club Anderlecht bezorgde zijn omgeving meer overlast dan voldoening.

De club die in 1908 door enkele lokale enthousiastelingen (onder hen Charles Roos, die de eerste voorzitter van RSCA werd) tussen pot en pint opgericht werd aan de houten tafels van Café Concordia in de Rue d’Aumale. De club die al sinds 1912 voetbalt op een terrein vijfhonderd meter verderop, in het Astridpark. “Geschiedenis is flauwekul”, stelde de Amerikaanse autobouwer Henry Ford ooit. Alvast een deel van de Anderlechtenaren is het daarmee eens.

De band tussen de club en de lokale bevolking is de voorbije decennia fel afgezwakt. Minder dan tien procent van de RSCA-abonnees komt uit Brussel zelf. De tijd dat geboren Brusselaars als Georges Heylens (die in zijn sportwinkel nabij de Sint-Guidokerk ooit de Braziliaan Pelé mocht ontvangen) of Frank Vercauteren (die als jongeling zelf nog mee hielp in Brasserie Belle-Vue op het Dapperheidsplein) de Anderlechtenaar deden dromen, is allang voorbij.

Tegenwoordig wijkt de ‘authentieke’ Anderlechtenaar uit naar Dilbeek en het Pajottenland. Een opvallende paradox: terwijl aan het begin van de twintigste eeuw veel mensen uit de Vlaamse rand hun heil zochten in het economisch sprankelende Brussel, trekken een eeuw later veel van die families weg uit dat centrum. In hun plek komen vooral ‘nieuwe Belgen’: het aandeel vreemdelingen uit de Maghreblanden ligt in Anderlecht boven het gewestelijk gemiddelde, net als het aandeel personen afkomstig uit de rest van het Afrikaanse continent. Intussen telt de gemeente 115.000 inwoners. Dat is – om maar even een vergelijking te maken – meer dan een stad als Mechelen.

Het Astridpark is bij de voetbalfan alom bekend, maar het is slechts een klein deel van het complexe raderwerk dat Anderlecht heet. Sport/Voetbalmagazine trok kriskras door de gemeente, op zoek naar de identiteit van de ware Anderlechtenaar. Zal die zijn geliefde (?) voetbalclub straks missen?

Cultureel erfgoed

Waar beter beginnen dan aan het Dapperheidsplein, het historische centrum van de gemeente? Met zijn Sint-Guidokerk, oude begijnhof en Erasmushuis vormt dit het eeuwenoude patrimonium. Met ook zijn bruine kroegen en brasseries, allemaal nog dezelfde naam dragend als vijftig jaar geleden. La Ville de Brugge, Le Pavillon of Brasserie Belle-Vue: plekken waar je nog echt Brussels hoort, een sappige mengeling van Frans en Nederlands – denk aan Raymond Goethals. Communautair gekissebis is de Anderlechtenaar vreemd.

Wat hem wel bezighoudt, is de almaar toenemende instroom van vreemdelingen. De oudere generatie Anderlechtenaren verhuist naar het westen, richting Vlaamse rand. Zo ook de 66-jarige Marcel Jacobs, historicus en deel uitmakend van Anderlechtensia (www.anderlechtensia.be), een vereniging die zich verdiept in de geschiedenis van de gemeente. Hij nuanceert graag het belang van Sporting Anderlecht in de identiteitsvorming van de lokale bevolking. “Ik heb nooit veel met voetbal gehad. Enerzijds was ik trots op de successen van de club, anderzijds vond ik het altijd jammer dat er zo weinig respect getoond werd voor het culturele erfgoed van onze gemeente. Vroeger was het stadion een voetbalterrein met een park errond, nu is het omgekeerd. Het prachtige Maison des Artistes, het standbeeld ter nagedachtenis van de tien Anderlechtspelers die tijdens de Eerste Wereldoorlog sneuvelden… Ze moesten hun plaats ruimen voor de uitbreiding van de voetbalclub.

“Komt daarbij dat het voetbal – niet enkel in Anderlecht – steeds meer business werd, en dan hoeft het niet te verwonderen dat de band tussen de club en de buurtbewoners niet meer bijzonder groot is. In plaats van de lokale bevolking trekken nu zakenlui en politici naar het stadion. Mocht de club naar de Heizel verhuizen, denk ik niet dat dat de verbondenheid met de inwoners van Anderlecht veel zou beïnvloeden, zeker niet als de clubnaam ongewijzigd blijft.”

Ongeveer hetzelfde verhaal horen we in café Belle-Vue, grenzend aan de wijk Het Rad. In de jaren twintig was dit een buurt waar liefhebbers van stadstuinen en prachtige art-decohuizen ruimschoots aan hun trekken kwamen. Veel animo valt er dezer dagen echter niet meer te beleven. De vaste klanten aan de toog lurken van hun zondags pintje in een toestand die twijfelt tussen genot en verveling. Ondanks de naam Belle-Vue valt hier weinig verbondenheid met het geslacht Vanden Stock en zijn voetbalclub te bespeuren. Een poster van paars-wit hangt netjes naast die van derdeklasser Union Sint-Gillis.

De drie habitués wonen al een leven lang in deze wijk. De ene is Anderlecht genegen, maar niet fanatiek. De andere is Standardfan en de derde heeft totaal geen band met het voetbal. Danny, de Anderlechtman, vindt de discussie over een mogelijke verhuizing van Sporting niet relevant: “Zowel de eerste ploeg als de jeugd brengt de meeste tijd door op het nieuwe oefencomplex in Neerpede – díé band blijft het voornaamste. Dat ze om de twee weken in een stadion in een gemeente hiernaast zouden spelen, zal het verschil niet maken.”

De Turkse bakker, de halalslager, mensen op straat: de meesten wéten niet eens dat RSCA plannen heeft om naar een andere gemeente te verhuizen. We klampen een jonge Afrikaan aan die net de bakkerij buiten wandelt. Ali, een Guineeër, is fan van Anderlecht, maar dat ze een nieuw stadion zouden betrekken? Niet enkel in Keulen kan het donderen.

Abattoir: waar Brussel leeft

Die tendens zet zich ook door wanneer we verder trekken richting Kuregem, de zo vaak verguisde wijk die Anderlecht verbindt met Brussel-Centrum. De allochtone jongeren hebben weinig op met paars-wit. Zij zijn fan van Galatasaray, FC Barcelona, Raja Casablanca of Real Madrid. Hier en daar fietst een jong straatvoetballertje in Anderlechttraining voorbij, maar voor de rest: weinig links met de lokale voetbaltrots.

Nochtans vervult RSCA hier zijn sociale plicht. Samen met de gemeente en het Leonardo da Vinci Atheneum werd de vzw FEFA opgericht, een initiatief waarbij kansarme jongeren de mogelijkheid krijgen om in clubverband te voetballen mits ze goede punten op school behalen. Met 165 ingeschrevenen zijn ze nu. Die jongeren krijgen officiële paars-witte truitjes en komen uit in het regionale Brabantse kampioenschap. De wedstrijden worden gespeeld in het Frank Vercauterenstadion, een synthetisch voetbalveld gelegen achter het atheneum.

Die school, vroeger bekend als het Institut Chomé-Wyns, was ooit een gereputeerde ingenieursschool, maar komt de laatste tien jaar vooral negatief in het nieuws. Stakingen van docenten omdat ze bedreigd of gemolesteerd werden, rellen, pesterijen, steekpartijen… Jeanvion Yulu-Matondo, Anthony Vanden Borre en Vincent Kompany zaten hier op de schoolbanken. Net als ene Mariusz O., later beschuldigd van de moord op Joe Van Holsbeeck. Het illustreert de dunne koord waar bijna al deze Brusselse kinderen dagelijks op balanceren. De ene wordt profvoetballer, de andere verdwijnt achter tralies.

Nergens in Brussel is de werkloosheidsgraad bij jongeren zo groot als in Kuregem. Nochtans was het begin vorige eeuw een populaire en welgestelde wijk van Brussel, waar veel commerçanten en industriëlen zich graag vestigden. Nu is Kuregem bijna een dorp op zich. Een exotische reis in eigen land, maar een vakantiepark is het allerminst. Het gemeentebestuur beseft dat er iets moet veranderen aan de onderdrukte wanhoop. Burgemeester Eric Tomas: “Verscheidene initiatieven liggen op tafel. De verkoop van tweedehandswagens zullen we bijvoorbeeld centraliseren op een terrein langs het Kanaal. Weg uit het straatbeeld. De drugstrafiek wordt ook strenger aangepakt: sinds ik burgemeester ben, zijn er al meer dan tien cafés gesloten. En in de buurt rond het slachthuis komt een groot, commercieel project.”

Nu de Rue Wayez, vroeger een drukbezochte winkelstraat, haar glans verloor, is het slachthuis in Kuregem het kloppende hart van de gemeente. Naast verschillende slagerijen die hier hun krachten bundelen, is de site ondertussen uitgegroeid tot een ontmoetingsplek. In de loods worden elke donderdag hippe afterworkparty’s gehouden en van vrijdag tot zondag is het de vrijbuiterstaat genaamd ‘groentemarkt’.

Abattoir, waar Brussel leeft’, staat er aan de hoofdingang te lezen. Daar is weinig van gelogen. Zelfs op een zondagnamiddag gonst het er van de bedrijvigheid. Marktkramers staan in het Marokkaans en Arabisch tegen elkaar op te roepen. De koopwaren zijn veelal groenten en fruit, maar ook tweedehandskleding, speelgoed en zelfs tuingerief. Maar nergens op deze immense markt is er ook maar één truitje of gadget van RSC Anderlecht te vinden.

Het groene Anderlecht

Anderlecht bestaat uit twee helften. Het contrast kan niet groter zijn wanneer we van Kuregem de Brusselse Ring oversteken richting Neerpede en Bon Air. Hoe meer richting Pajottenland, hoe groter de huizen, hoe uitgestrekter de weiden en hoe smaller de landwegen. Trots uitstekend over dit idyllisch stukje groen is de Luizenmolen. Vlak bij het voetbalveld van Bon Air, een club met alleen jeugdteams.

Wat lager in het dal, vlak naast de Ring, ligt de Olympische Dreef. De RSCA-rugbyclub – twintigvoudig Belgisch kampioen – heeft er haar terreinen. Er liggen kunstgrasvelden waar de jeugd van Anderlecht traint, er is een hockey- en een golfclub, en zelfs een kunstskipiste. Veel inwoners van Neerpede en Bon Air komen er een frisse neus halen tijdens een wandeling rond de vijvers. Het is een beschermd stukje Anderlecht. Al veel projectontwikkelaars hebben een poging ondernomen een deel van dit landgoed in beslag te nemen, maar ze stuitten – terecht – op het njet van de gemeente.

We steken ons licht op bij de Royal Amical Golfclub Anderlecht, het chique Anderlecht. Er wordt hier wel over voetbal gedebatteerd, maar voor de rest is er geen link met RSCA. “Spelers of bestuurders zien wij hier niet”, klinkt het in het clubhuis. “Hier zitten sympathisanten van Standard, Club Brugge en Anderlecht. Dat maakt voor ons allemaal niets uit.”

Dat is ook de slotsom van een dag Anderlecht, een complexe mix van industrie (Coca-Cola, IKEA, Westland Shopping Center), bonte wijken en landelijke oppervlaktes. Bewoond door trotse, maar verdeelde mensen. Daar zal een verhuizing van hun voetbalclub niet veel aan veranderen. Zolang de club niet in handen komt van een Russische oligarch of Arabische sjeik, zolang Neerpede het zenuwcentrum is van all things mauve en zolang de familie Vanden Stock aan het roer blijft, is het de geschiedenis van paars-wit die hen verbindt. Wat Henry Ford ook mag beweren.

DOOR MATTHIAS STOCKMANS – BEELDEN: IMAGEGLOBE

De Turkse bakker, de halalslager, mensen op straat: de meesten wéten niet eens dat RSCA plannen heeft om naar een andere gemeente te verhuizen.

“De band met het nieuwe oefencomplex in Neerpede blijft het voornaamste. Dat de eerste ploeg om de twee weken in een stadion in een gemeente hiernaast speelt, zal het verschil niet maken.” Anderlechtenaar Danny

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content