Een halfjaar geleden zat hij nog op de bank bij Lierse, straks is hij voor vier seizoenen verbonden aan Club Brugge. Timothy Dreesen vertelt over zijn jonge carrière.

“Via mijn manager, Willy Hox, wist ik al een tijdje dat er interesse was van verscheidene clubs”, zegt Timothy Dreesen. “Twee weken geleden heeft Club dan contact opgenomen met Lierse om over de transfersom te praten en hebben de manager en voorzitter van Lierse met mij aan tafel gezeten. Ze lieten mij de keuze. Lierse kon het geld gebruiken en ik kon mij sportief verbeteren, maar ik mocht ook gewoon bij Lierse blijven als ik dat wou. Persoonlijk was ik een transfer niet ongenegen omdat zowel de club als ik er beter van werden. De week erna ben ik naar Brugge geweest en heb ik de hele dag gesproken met Marc Degryse, de voorzitter en eventjes met Ferrera en Van der Elst. Toen zijn we heel snel tot een overeenkomst gekomen.”

Leo Theyskens zei : ‘We hebben Timothy heel goed begeleid in deze transfer. ‘

Timothy Dreesen : “Ja, ze hebben mij alles duidelijk uitgelegd, wat de voor- en nadelen waren, echt open kaart gespeeld. Dat vond ik heel positief. Een halfjaar geleden zat ik onder Put nog op de bank, maar toen de nieuwe trainer kwam, is het heel snel gegaan. Als je vier, vijf maanden later al bij een ploeg uit de top drie aan tafel zit om te onderhandelen, denk je wel even … euh … ( lacht).”

In februari lazen we in een krant dat je er nog niet aan toe was om Lierse te verlaten. Je zei : ‘Wat kan ik nu bij een topclub op de bank gaan zoeken ?’ Wat heeft je van mening doen veranderen ?

“In die periode was er voornamelijk sprake van Standard – dat las ik tijdens de winterstop in de kranten, maar ik heb met niemand gepraat – en ik denk dat er een groot verschil is tussen de mentaliteit bij Brugge en die bij Standard. Ik vind Brugge iets stabieler, iets volkser. Dat is de belangrijkste reden waarom ik de stap durfde zetten. In februari had ik ook nog maar vijf wedstrijden in de eerste ploeg gespeeld. Ondertussen zijn dat er al bijna twintig waarin ik titularis was. Bovendien kon de situatie in Lierse toen nog alle kanten op en ik wou ze helpen. Nu is er iets meer zekerheid. Ferrera heeft mij trouwens als trainer naar de A-kern van Lierse gehaald.”

Wat zegt het over jezelf dat je voor Brugge en niet voor Standard koos ?

“Dat ik rustig ben en dat ik het belangrijk vind om – al zou het in het Frans ook gaan – mijn eigen taal te kunnen spreken en met mensen van mijn eigen leeftijd te kunnen omgaan. In Brugge speelt er het laatste seizoen meer jeugd in de A-kern.”

Als Ferrera geen trainer van Brugge was geweest dan …

“Dat is geen beslissende factor geweest, want de interesse van Brugge dateerde al van voor hij daar trainer was. Maar het is natuurlijk wel positief dat hij mij al een beetje kent, ook al heb ik hem maar een halfjaar meegemaakt. Ik heb een contract van vier jaar en ik zal mij wat moeten aanpassen omdat ik ginder alleen ga wonen. Maar ik hoop dat ik in het eerste seizoen al een paar wedstrijden kan spelen. Het tweede jaar zou een basisplaats er wel moeten inzitten. Ik denk niet dat ik mezelf snel zal overschatten : ik weet wat ik kan. Ze moeten van mij geen dribbel tussen vijf man verwachten, dus dat zal ik ook niet proberen.”

Je zei begin dit jaar : ‘Als ik eindig bij een Belgische of buitenlandse subtopper, ben ik tevreden.’ Maar je carrière moet nog beginnen en je zit al bij een topper.

“Ik moet me wel nog eerst bewijzen. Het is niet gezegd dat het zomaar zal lukken. Er zijn er genoeg die snel carrière maken en daarna diep vallen. Ik weet dat ik geen speler ben die wereldklasse zal worden. Eerst bij Brugge bevestigen en dan naar een buitenlandse subtopper doorschuiven, dat zie ik wel zitten. Maar het is, als je zoals ik nog maar pas komt kijken, moeilijk om een carrière te voorspellen.”

Wat kom je te kort, vind je ?

“Mijn snelheid, mijn wendbaarheid, daar kan aan gewerkt worden. Maar zeker centraal achterin of als verdedigende middenvelder is mijn gestalte wel positief.”

Je bent inderdaad een centrale verdediger, maar je kan het ook als verdedigende middenvelder. Waar gaat je voorkeur naar uit ?

“Ik heb dit seizoen al rechtsachter, op het middenveld, op de twee centrale posities achteraan en links in een driemansverdediging gespeeld. Vorig jaar stond ik bij de invallers vaak op het middenveld. Maar als opleiding heb ik altijd centraal achterin gestaan. Ik voel me daar het meest op mijn gemak. Eric Van Meir heeft mij op die positie vanuit zijn ervaring als centrale verdediger veel geholpen met tips toen hij mij bij de Uefa’s trainde.”

Zoals ?

“Onlangs wees hij mij er nog op dat ik altijd lichtjes in beweging moet blijven omdat je daardoor iets sneller het duel kan aangaan en iets hoger kan springen. Dat zijn van die details waar je zelf niet altijd op let.”

Van details gesproken : Emilio Ferrera zegt deze week in Humo dat een verdediger die op de rechterflank in een één-tegen-éénsituatie terechtkomt, met het linkerbeen vooruit moet verdedigen, want dat verkleint de kans om buitenom gepasseerd te worden en als de aanvaller naar binnen gaat, zal hij zich sneller vastlopen. Hoe zit dat voor een centrale verdediger ?

“Dat ligt er ook aan hoe de spits op je afkomt en waar het doel staat. Je moet altijd zo staan dat de weg naar het doel afgesloten wordt en je de aanvaller zover mogelijk naar buiten kan drijven. Dat is een kwestie van aanvoelen. Ferrera heeft mij het dubbel zicht, zoals ze dat noemen, bijgebracht. Dat betekent : als er een speler langs de zijlijn komt om een voorzet te trappen, moet je als centrale verdediger altijd een beetje ingedraaid staan zodat je zowel de aanvaller als de bal in het oog kan houden. Daar probeer ik op te letten. Dat soort dingen heeft mij al vaak geholpen. Net als zijn trainingen op in één tijd verdedigen en de aanval op het middenveld lanceren of wijkend verdedigen en op de zestien kort het duel aangaan.”

Wat herinner je je van je debuut in de eerste klasse onder hem ?

“Omdat er toen veel geblesseerden waren, ben ik tegen GBA in de basis begonnen. Ik weet nog dat ik het eerste kwartier bijna geen enkele bal goed heb geraakt. Ik had redelijk veel last van zenuwen, maar daarna begon het goed te lopen.”

In hoeverre heeft de omkoopaffaire jullie bij Lierse geholpen ? Jullie hadden een gemeenschappelijke vijand om je tegen af te zetten.

“Sommige jongens kregen meer kansen en voor de hechte band in de groep was het ook positief om samen te vechten en te bewijzen wat Lierse kan. Op het vlak van samenhorigheid en winnaarsmentaliteit zijn wij als groep na de winterstop heel hard gegroeid. Ik heb onder Paul Put een paar keer mogen spelen en als ik nu hoor welke matchen dat waren … Matchen die ze blijkbaar moesten verliezen met een B-elftal. Ik trainde wel maar twee keer in de week, dus ik kon moeilijk een basisplaats opeisen. Maar die hele omkoopaffaire heeft mij ontgoocheld. Aan de ene kant is het spijtig dat ik niet veel speelde onder Put en daardoor mijn evolutie misschien een beetje is afgeremd. Maar aan de andere kant mag ik blij zijn dat ik niet speelde, want als ik toen een belangrijke speler was geweest, waren ze misschien ook op mij afgestapt.”

Was je dan sterk genoeg geweest om eraan te weerstaan ?

“Als je mij dat nu vraagt zeg ik : ja. Ik zou daar nooit aan meedoen. Maar je weet ook niet in welke situatie die spelers zaten. Werden ze bedreigd of niet ? Ik woon thuis, ik heb geen kinderen. Als je pas gebouwd hebt en je krijgt een paar maanden geen geld, dan ben je vatbaarder. Wie omgekocht is, moet gestraft worden. Dat mag best zwaar zijn, maar ik vind dat je rekening moet houden met de omstandigheden.”

Wat doe je als je Paul Put tegenkomt : een hand geven en goeiendag zeggen ?

“Ik denk dat ik hem een hand zal geven, maar daar zal het bij blijven.”

En Cliff Mardulier ?

“Hij kwam ook uit de Lierse jeugd en tijdens de laatste stage heb ik nog met hem een kamer gedeeld. Op de club zoek je mekaar dan al eens makkelijker op om te praten. Daarom komt het voor mij persoonlijk hard aan dat hij betrokken was. Maar ik zou er geen probleem mee hebben met hem te praten. Ik wil zijn kant van het verhaal wel eens horen en weten wat hij nu doet. Maar ik zou liefst niet over die zaak spreken.”

Wat is het aandeel van René Trost in de wederopstanding van de ploeg ?

“Ik denk dat hij een heel bepalende factor is. Zijn communicatie met de spelers is heel sterk en hij is heel gedreven : uren is hij met Lierse bezig en dat kan hij ook overbrengen op de spelers. Hij heeft mij er na twee weken al op gewezen dat ik elk duel tweehonderd procent moet aangaan en niet denken dat ik het wel zal winnen. Ik ben nooit een echt vuile, harde speler geweest die voortdurend tackelt : ik was bij de jeugd twee koppen groter dan de tegenstander, dus dat hoefde niet. Met de invallers tegen Genk wees Trost mij erop dat het niet zou lukken als ik op die manier in duel bleef gaan. Ik moest veel harder verdedigen en dat probeer ik sindsdien te doen.”

Wat betekent Lierse voor jou ?

“Ik speel hier tien jaar en ik heb alles aan Lierse te danken : mijn opleiding, de kans om in de eerste klasse te kunnen spelen, een transfer. Ik ken hier ondertussen zo goed als iedereen, dus de club zal voor mij altijd speciaal blijven.”

Het verhaal gaat dat ze eigenlijk je tweelingbroer Michael, die nu bij de invallers van Geel speelt, wilden.

“Dat hebben ze mij later zo verteld. We speelden hier in Geel samen bij KFCV Alberta kampioen en op een gegeven moment kwamen er scouts van Lierse die geinteresseerd waren in mijn broer. We spelen op dezelfde positie.”

Hoezeer verschillen jullie van elkaar ?

“Qua uiterlijk helemaal en qua karakter ook. Hij is iets stiller : ik zal sneller mijn mening geven. Dat is misschien ook de reden, behalve dat tikkeltje geluk, waarom ik vlugger mijn kans heb gekregen. Maar op het vlak van voetbal verschillen we niet zo veel. We zijn geen eeneiige tweeling, dus eigenlijk gewoon twee broers die een goede band met elkaar hebben en toevallig even oud zijn. We hebben zes, zeven jaar samen gespeeld, tot de eerste twee, drie seizoenen bij Lierse. Dan ben ik een jaar vooruit geschoven terwijl hij bij zijn leeftijdscategorie bleef spelen.”

Marcel Vets, technisch directeur van de Lierse jeugd, vertelde dat je als tweedejaarsminiem in een jaar tijd 12 centimeter groeide, waardoor je wat houterig ging lopen om pijn te vermijden. Heb je die periode ook zo ervaren ?

“Ik heb zelfs een halfjaar of zo niet gespeeld omdat ik een groeiblessure kreeg aan mijn knie. Onder de knie groeiden mijn botten sneller dan mijn pezen, waardoor die loskwamen. Ik kon moeilijk normaal lopen omdat ik dan te veel last had van die knie. Dus compenseerde ik dat door anders te lopen. Een paar seizoenen daarna heb ik er zelfs nog af en toe last van gehad, maar het laatste jaar is de pijn helemaal verdwenen.”

Eric Van Meir vond dat je op Kompany lijkt. Qua kapsel, voegde hij daar dan voorzichtigheidshalve aan toe.

Kompany staat al een paar niveaus hoger dan ik, dus ik denk dat je ons moeilijk kan vergelijken. Sinds Eric dat twee jaar geleden gezegd heeft, beginnen ze daar tijdens elk interview over. Op den duur raak je dat wel een beetje beu. Het is een compliment natuurlijk, maar ik zou liever hebben dat ze later zeggen : dat is Timothy Dreesen.”

Op wie Kompany lijkt.

“( lacht)”

Hij kreeg al vroeger in zijn ontwikkeling een kans om met de A-kern te trainen, iets wat ze volgens sommigen jou ook hadden mogen toestaan.

“Hij is ouder dan ik en voor mij was het ook moeilijk te combineren met school. Ik heb er bewust voor gekozen om eerst mijn humaniora af te maken.”

Je had in je contract staan dat ze je op de club de mogelijkheid moesten laten om je studie Latijn-wiskunde af te maken. Heb je vaak een beroep moeten doen op die clausule ?

“Het laatste halfjaar dat ik nog in het middelbaar zat, had ik al een profcontract en moest ik dus in principe op elke training aanwezig zijn. Maar dat zijn er maar twee, drie per week geworden. Van die kant was die regeling wel een voordeel.”

Je studeert nu criminologie in Leuven : hoe haalbaar is het om dat te blijven volhouden ?

“Dat zal moeilijker worden eens ik in Brugge woon, maar ik ga in elk geval in de buurt van Brugge iéts blijven studeren.”

Hoe wild is je studentenleven ?

“Eigenlijk valt dat best mee. In Leuven ging ik soms in het begin van de week iets drinken met vrienden als we de dag daarop ’s morgens geen training hadden. Maar zo vaak gebeurde dat niet. Ik zat daar ook niet op kot. Als ik ’s morgens les had, bleef ik wel soms op de studio van mijn zus slapen.”

Iedereen in het gezin zit in de cijfertjes : je vader is computerprogrammeur, je moeder geeft les in informatica, je broer studeert voor industrieel ingenieur en je zus economische wetenschappen. Hoe rationeel ben jij ?

“Ik denk dat ik wat dat betreft een buitenbeentje ben. Informatica, economie, wetenschappen, dat interesseert mij eigenlijk weinig. Daarom heb ik ook voor criminologie gekozen. Op het veld of op training ben ik heel rustig, maar onder vrienden en thuis ben ik wel degene die het voortouw neemt en dingen organiseert of grappen uithaalt.”

Je bent kapitein geworden onder René Trost. Dat ligt je blijkbaar.

“Ik ben dat al bijna heel mijn leven : in elke ploeg waarin ik speelde, was ik kapitein. Mijn leeftijd doet eigenlijk niet ter zake : sommigen hebben het in zich en anderen niet. Bij Lierse steunen de ervaren spelers als Karel Snoeckx en Yves Van der Straeten mij daarin. Maar mijn volwassenheid op het veld groeit daarin, merk ik. In vergelijking met de eerste wedstrijden ben ik veel rustiger. Hoewel een van mijn kwaliteiten sowieso is dat ik meestal wel rustig blijf. Dat ik nu naar Brugge ga, maakt mij dan ook niet meer bijzonder nerveus.”

RAOUL DE GROOTE

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content