Na jaren als een weeskind te zijn behandeld, krijgt het ploegentijdrijden zondag in Valkenburg eindelijk wat het verdient: een WK voor profteams. Voor wie niet vertrouwd is met deze, volgens sommigen, mooiste wielerdiscipline: een handleiding, aan de hand van vier vragen.

1. Is het WK een primeur?

Ja. Althans voor prof/merkenteams, want in 1960 streden op de Olympische Spelen van Rome voor de eerste keer landenploegen van vier amateurs over een afstand van 100 kilometer om de gouden medaille. Daarna stond de discipline in die formule op nog acht olympiades en 27 wereldkampioenschappen op het programma, met vooral de Sovjet-Unie en Italië als triomfators. In 1994 voor de laatste keer, want toen voerde de UCI het individuele WK tijdrijden voor junioren en profs in.

In 2005 deed de internationale wielerunie een nieuwe poging om de ploegentijdrit te promoten, met een jaarlijkse ProTourmanche voor profteams in Eindhoven. Na 2007 verdween die echter van de kalender omdat de organisatoren geen grote sponsor vonden. Door de chronoproef nu opnieuw op het WK-menu te zetten, wordt dat probleem vermeden en wil de UCI “de spektakelwaarde van het wereldkampioenschap verhogen”.

Niet meer door vier amateurs op een verlaten snelweg 100 kilometer heen en weer te laten crossen – “te saai” – maar met profploegen van zes renners, met wie het publiek een “grotere affiniteit” heeft. Bovendien over een kortere/aantrekkelijker afstand van 53,2 kilometer en op (voor een deel) hetzelfde parcours als in de wegrit.

Zo moeten de ploegen zondag na de start in Sittard over de Lange Raarberg, de Bergesweg en finishen ze ook op de Cauberg. Een lastig (525 hoogtemeters) en technisch parcours, met verraderlijke afdalingen en veel bochten. Tot onvrede van veel ploegen. “Waarom geen vlakke omloop, met hoofdzakelijk rechte wegen?”, vraagt Patrick Lefevere, manager van Omega Pharma – Quick-Step, zich af. “Het gaat er toch om welk team het snélst rijdt? Als het regent, dan krijgt de UCI ‘bloed en spelen’. Gezien de grote risico’s die de ploegen sowieso in de bochten zullen nemen, zal het aantal valpartijen dan niet te tellen zijn. Ook bij droog weer, al is het met zes renners ( van wie de tijd van de vierde telt, nvdr) wel minder gevaarlijk dan met de gebruikelijke acht of negen.”

2. Hoe groot is de interesse?

Hoewel de UCI benadrukte dat ze de beslissing om het WK ploegentijdrijden opnieuw in te voeren alleen nam, is het een publiek geheim dat teammanagers achter de schermen heel wat druk gezet hebben. Patrick Lefevere klaagt al jaren de formule van de wegrit met landenploegen aan, omdat er over de landsgrenzen heen toch geheime coalities tussen ploegmaats gesmeed worden, maar bovenal omdat de publicitaire return op een WK voor de sponsors veel kleiner is dan in andere koersen, aangezien hun naam alleen op de broeken staat.

Omdat een wegrit met merkenteams volgens de UCI “totaal uitgesloten” blijft, kwam ze Lefevere en co tegemoet met een ploegentijdrit. Tot jolijt ook van de fietsen- en materiaalfabrikanten – voor wie zo’n chronoproef hét uitstalraam is om de nieuwste snufjes te lanceren – en van de andere sponsors. Philiep Caryn, pr-manager van Quick-Step: “Dit WK juichen we enorm toe: een extra dag met wereldwijde tv-verslaggeving, waarop je als ploegsponsor – zeker als je tot de favorieten behoort – gegarandeerd x aantal minuten prominent in beeld komt. Een verschil met een gewone wedstrijd, want daar ben je afhankelijk van een renner die in de aanval gaat of wint.”

En, benadrukt ook Lefevere: “In een sport waarin teamwork hoog in het vaandel geschreven staat, is de allereerste wereldtitel per ploeg behalen bijzonder prestigieus.” Tot zijn ontgoocheling zullen de zes renners van de winnende equipe het seizoen erop tijdens ploegentijdritten echter geen regenboogtrui mogen dragen. De UCI laat alleen een “specifiek symbool” op de truitjes en de ploegwagens toe, omdat die zes renners niet altijd in dezelfde koers starten – áls ze al bij de ploeg blijven – en omdat er in gewone wedstrijden steevast met acht of negen renners per team gereden wordt.

Geen onlogische beslissing, al is Lefevere het daar niet mee eens: “Is het niet de ploeg die wereldkampioen wordt? Toch jammer dat je dat dan – net als met een olympische titel waar geen trui aan verbonden is – het jaar erop niet kunt showen?” Pr-manager Caryn nuanceert: “Met een logo kun je wel uitpakken in je officiële communicatie: banners, nieuwsbrieven, website, tot zelfs facturen. Dat is toch al iets.”

Om het WK qua publicitaire return met andere koersen te vergelijken, is het volgens Caryn nog te vroeg. “De Tour genereert voor ploegen en sponsors twee derde van de visibiliteit. Dan volgt Parijs-Roubaix, alle andere wedstrijden komen daar ver onder. In een WK ploegentijdrijden zit veel poten- tieel, maar de vraag is hoeveel aandacht de media daaraan zullen besteden, hoeveel tv-stations het WK uitzenden, wat de kijkcijfers zijn… Pas achteraf, of zelfs na twee, drie edities, kun je juiste conclusies trekken.”

Naast het sportieve prestige en de commerciële return is er nog een belangrijk aspect: op het WK zijn er ook punten voor de WorldTour of het procontinentale klassement te verdienen. Winst is zelfs goed voor 200 punten, evenveel als voor een individuele eindzege in de Tour of het dubbele van een overwinning in Milaan-Sanremo of de Ronde van Vlaanderen. Niet te versmaden in tijden waarin elk puntje telt.

Zowat alle ploegen, zelfs het ‘kleine’ Topsport Vlaanderen-Mercator, leven dan ook al een heel jaar toe naar het WK. Al in het voorjaar verkenden teams het parcours, om materiaal, posities en volgorde van de renners te testen. En verschillende ploegen gaan met hun geselecteerde renners deze week zelfs in afzondering om alles nog eens op elkaar af te stemmen.

In de loop van het jaar konden teams ook meerdere keren een repetitie afwerken, want verschillende organisatoren probeerden toprenners te lokken door een ploegentijdrit in te lassen. In 2012 werden in de belangrijkste rittenkoersen (categorie 2.1, HC of WorldTour) al negen team time trials georganiseerd, het hoogste aantal van de laatste vijftien jaar. De Giro del Trentino, de EnecoTour en de Rondes van de Ain en Utah programmeerden zelfs voor het eerst een chronorace voor ploegen. En ook de Ronde van Qatar, de Settimana Coppi & Bartali, de Giro en de Vuelta hielden vast aan hun (bijna) jaarlijkse traditie om een ploegentijdrit te organiseren. Vreemd genoeg bleef de Tour achterwege, al vindt er in 2013 wel weer een ploegentijdrit plaats (in Nice).

3. Wie zijn de favorieten?

Met het oog op de globalisering van het wielrennen zullen zondag niet alleen de achttien WorldTourploegen starten, maar ook de top twintig van de procontinentale EuropeTour (met onder meer Argos-Shimano, Cofidis, Europcar en Topsport Vlaanderen-Mercator), de top vijf van de American en Asian Tour en de beste ploeg van de Africa en Oceania Tour.

Garmin-Sharp en Orica-GreenEdge gelden als de grootste favorieten. Niet toevallig twee Angelsaksische teams met gepatenteerde tempobeulen die van elke ploegentijdrit een erezaak maken. Garmin trok Sébastien Rosseler zelfs aan met oog op het WK en rekent ook op David Millar, David Zabriskie, Ramunas Navardauskas, Christian Vande Velde en Johan Vansummeren. Orica-GreenEdge pakt uit met laagvliegers als Luke Durbrigde, Svein Tuft, Jens Mouris en Cameron Meyer.

Garmin-Sharp (of het vroegere Slip- stream) boogt van alle ploegen op het beste palmares: van de 36 ploegentijdritten die de laatste vijf jaar in de belangrijkste rittenkoersen op het programma stonden, won het er zeven, waaronder vijfmaal in de Pro/WorldTour. Het eindigde ook zes keer als tweede en eenmaal als derde. Dit jaar was Garmin al de snelste in de Rondes van Qatar, Italië en Utah, al ging het in de Vuelta compleet fout na een valpartij. Orica-GreenEdge, pas sinds dit seizoen in het peloton, ging in Tirreno-Adriatico en de EnecoTour met de bloemen lopen.

Grootste concurrent voor Garmin in de laatste vijf jaar was het opgedoekte Team Columbia/HighRoad/HTC met vier Pro/WorldTourzeges en vijfde derde plaatsen. Ook Liquigas (vier keer eerste, viermaal tweede) en Quick-Step (twee keer eerste, viermaal tweede) lieten zich niet onbetuigd.

Zeker dit jaar, mede door de komst van wereldkampioen Tony Martin, werpen de discipelen van Lefevere zich op als hardrijders: Dario Cataldo, Sylvain Chavanel, Kristof Vandewalle, Peter Veltis en Martin veroverden elk de nationale tijdrittitel. Als ploeg won Omega Pharma – Quick-Step ook al in de Tour de l’Ain en eindigde het als tweede in Qatar, de EnecoTour én de Vuelta. Met ook een scherpe Tom Boonen aan de start is het dé belangrijkste uitdager voor Garmin-Sharp en Orica-GreenEdge.

Andere kanshebbers zijn teams met megabudgetten als BMC, Katjoesja, Team Sky en het voor eigen volk extra gemotiveerde Rabobank. Opvallend is dat die vier ploegen het in de voorbije vijf jaar elk met slechts één overwinning in een ploegentijdrit moesten doen. RadioShack-Nissan, toch al sinds 2009 in het peloton, is zelfs nog altijd zegeloos, terwijl het US Postal/Discovery Channel van manager Johan Bruyneel indertijd met Lance Armstrong hét toonaangevende team in de discipline was. Zonder Fabian Cancellara is het onwaarschijnlijk dat het zondag voor RadioShack wel bingo is.

De kans dat het WK een nagelbijter wordt, is niettemin reëel, want de topploegen leunen de laatste jaren heel dicht bij elkaar aan. De gemiddelde voorsprong van het winnende team in de 36 ploegentijdritten sinds 2008 bedroeg amper 8,36 seconden. Met die nuance dat de gemiddelde afstand slechts 16,7 kilometer bedroeg, minder dan een derde van op het WK (53,2 km). Het is zelfs al van de Tour 2005 geleden dat er een langere ploegentijdrit op de kalender stond (67,5 km). Organisatoren van grotere en kleinere rondes willen de tijdsverschillen tussen de favorieten immers niet té hoog laten oplopen om de spanning intact te houden. Op het WK mag het gelukkig ietsje meer zijn.

4. Wat is de kunst van het ploegentijdrijden?

Even eenvoudig als moeilijk om uit te voeren: zo snel mogelijk rijden door het maximum uit elke renner te halen, zónder elkaar kapot te rijden. Daarom raken zes evenwaardige tempobeulen ook verder dan één absolute topper, twee goeie renners en drie mindere goden. Steekt iemand er dan toch boven uit, dan moet hij niet plots veel vlugger – want dan vermoordt hij zijn teammaats – maar vooral langer op kop rijden.

In geen enkele andere discipline wordt detailzucht, perfectionisme en voorbereiding zo sterk beloond als in een ploegentijdrit, zeker gezien de kleine tijdsverschillen. Niet toevallig is Garmin-Sharp de hardrijdersploeg bij uitstek, want voor manager Jonathan Vaughters is zo’n chronorace winnen nog meer een verslaving dan een passie. Zijn belangrijkste wapen: Robby Ketchell, de professor Zonnebloem van het peloton, want een freak in het kwadraat op het gebied van aerodynamica, informatica, fysiologie, fietsmechanica, tot zelfs meteorologie.

Zo vraagt Ketchell voor elke ploegentijdrit bij de weerstations in de buurt gegevens over de luchtdruk en windrichting/snelheid van de laatste dertig (!) jaar op, om zo exact te kunnen voorspellen welke invloed de wind op de dag én het tijdstip van de chronorace op de snelheid van zijn team kan hebben.

Samen met data over het parcours, rolweerstand en de kenmerken van zijn renners (energieverbruik, gewicht, lengte, wattages) giet Ketchell dat in een wiskundig algoritme waarmee hij de, volgens hem, cruciale keuze van het materiaal (banden, wielen, trapstangen…) en de kledij (vooral de aerodynamische skinsuits) bepaalt. Naar eigen zeggen kan de Amerikaan zo op een aantal seconden na de eindtijd van zijn ploeg voorspellen.

Wekenlang test en bestudeert Ketchell met ploegleiders op training ook de volgorde van de renners. Essentieel in een ploegentijdrit, want zo verlopen de overnames aan de kop vlotter en kunnen de zwakste schakels toch goed meedraaien in de ketting. Ook daarin spelen verschillende factoren een rol: de rijstijl en lengte van de renners (iemand van 1m90 mag niet achter een 20 centimeter kleinere collega rijden), de techniciteit van het parcours (zijn de eerste kilometers bochtig, dan neemt de stuurvaardigste renner meteen de leiding), tot zelfs het type coureur: een sprinter wordt vaak vóór de beste tijdrijder gezet, want als die vooraan het tempo optrekt, is het voor de renner die van de kop gaat extra moeilijk om achteraan weer aan te pikken. Explosieve sprinters kunnen dat als geen ander. Vandaar ook dat zij waardevolle krachten in een ploegentijdrit zijn: sprinters kunnen enkele seconden heel diep gaan en daarna in het wiel vlug recupereren.

Eén zaak blijft hoe dan ook hetzelfde: in geen enkel ander onderdeel van het wielrennen rijden álle renners meer tegen en over hun limiet, en is het, behoudens valpartijen, steevast de beste ploeg die wint. Dat maakt de discipline ook zo mooi.

door jonas creteur

In geen enkel ander onderdeel van het wielrennen rijden álle renners meer tegen en over hun limiet.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content