Jan Hauspie
Jan Hauspie Voormalig redacteur bij Sport/Voetbalmagazine.

‘Vorig jaar was iedereen gespannen, nu bloeit iedereen open’, zegt Hans Cornelis, viceaanvoerder van RC Genk. Hijzelf niet het minst, met dank ook aan Maxim.

M axim is twee maanden. Erg jong nog, maar toch heeft hij zijn papa al veel geleerd. De dingen wat meer te relativeren, bijvoorbeeld. Hij heeft zelfs zijn léven veranderd, zegt de papa, hoewel die met zijn 24 jaren zelf nog jong is. Want, bekent hij, hij beseft nu dat er buiten voetbal nog belangrijks is in het leven. Dat hij nu minder slaapt met een baby in huis, wreekt zich zelfs niet op zijn voetbal. “Gewoon omdat ik ontzettend gelukkig ben nu”, zegt Hans Cornelis. “Wie zich goed voelt naast het veld, voelt zich ook goed op het veld.”

En dan zegt zo iemand dingen als : “Wij kunnen ons mengen in het titeldebat.” Op dat moment hadden jullie nog niet eens met 1-4 van Anderlecht gewonnen.

Hans Cornelis : “We gingen naar Anderlecht als coleider : waarom dan bang zijn ? Waarom zouden we niet meedoen voor de titel ? Ik probeer altijd het hoogst haalbare te bereiken. De titel is geen must voor ons, maar ik heb het al eens meegemaakt met Club Brugge en het is het mooiste wat er bestaat.”

Je zei ook : “Wie had dit na de mislukte voorbereiding durven denken ? Ik niet, hoor.”

“We verloren met 5-2 tegen Tienen, een tweedeklasser. Daarna tegen Bochum en Willem II was het opnieuw slecht. De voorbereiding was rampzalig, dan begin je toch met vraagtekens aan de competitie. Maar toen we wonnen van Zulte Waregem, na een degelijke wedstrijd bovendien, zijn we gaan beseffen : als we een blok vormen, kan het lukken. Het was de déclic, heel raar. We waren ook op een goede prestatie gebrand omdat de pers ons vooraf al had afgemaakt. Die kritiek kwam hard aan, maar als je alles optelt, stonden er wel veel waarheden in. Misschien heeft de pers dus wel een positief effect gehad, (grijnst) voor één keer dan toch …”

Over vorig seizoen zei je ook iets interessants : “De ene speler liep niet voor de andere.” Het lag dus niet louter aan Zulte Waregem of de pers, er was blijkbaar ook een spelersprobleem.

“Het grote verschil zijn de resultaten, dat wordt hier nog maar eens bewezen. Als het goed draait, organiseer je wat vaker iets met de groep : je gaat iets eten of drinken, je begint elkaar beter te kennen en dat slaat over op het veld. Vorig jaar deden we dat ook wel, maar de resultaten waren slecht en de sfeer was grimmiger. De een speelde niet, de ander liep er wat gefrustreerd bij : dat is nu niet het geval. We hebben een bank, maar heb jij al iemand horen zeggen : ‘Ik móét in de ploeg staan’ ?”

Kevin Vandenbergh toch ? Van de drie spitsen zijn Ljubojevic en Bosnjak vrienden en wordt Vandenbergh het vaakst gewisseld. Vorig seizoen zinde hem dat ook al niet en eiste hij duidelijkheid van de club.

(lacht)Kevin is iemand met ambities. Hij zit niet graag op de bank, zoals tegen Roeselare. Op dat vlak is hij geen echte Belg : zet hem in Nederland, laat hem daar zijn mond opentrekken en er kraait geen haan naar. Wij kennen Kevin : wij trekken het ons niet aan hoe hij reageert. Van een nefaste invloed op de groep is dus zeker geen sprake. Ik heb het er net nog met hem over gehad : als ik slecht speel, word ik minder gauw vervangen dan wanneer hij niet scoort. Dat is Kevins nadeel : een spits krijgt sneller kritiek. Dat maakt hem soms grimmig, maar een gevaar voor de sfeer zie ik daar niet in. Maar goed, stel dat hij vroeg of laat zijn mond toch opentrekt, dan doet hij dat omdat hij in tegenstelling tot andere jongens op onze bank wél al veel heeft meegemaakt, wél al lang meedraait in de eerste klasse. Dan is het verschrikkelijk moeilijk om te aanvaarden dat je een stap terug moet zetten.”

Een man geworden

Misschien is het hechte blok wel te danken aan de bezem waarmee de club door de selectie is gegaan. Daerden die er nukkig bijliep, Peeters die te dominant was, Engelaar en Stojanovic die onverschilligheid toonden : ze werden allemaal getransfereerd. En de ouderdomsdekens Moons en Claessens werden intern opzij geschoven. Wat overbleef was een jonge, homogene groep zonder generatiekloof.

“De club heeft een visie uitgetekend en je kunt moeilijk zeggen dat ze geen gelijk hebben gehad : het gaat goed en we staan op kop. We hebben een groep met veel jongens die het nog moeten bewijzen en daarnaast gasten als mezelf en Thomas(Chatelle, nvdr) met toch al redelijk wat wedstrijden in de eerste klasse, maar zonder de naam al certitudes te zijn. We hebben een goede groep nu, dat is zeker waar, maar ík ga Gert ( Claessens, nvdr) en Jan ( Moons, nvdr) niet afschrijven. Ik vind hen trouwens enorm positief ingesteld tegenover de groep. Dat moet je kunnen, vind ik : ik zou er meer problemen mee hebben.”

Is het blok nog zo fragiel dat zodra de resultaten tegenvallen …

(onderbreekt) Nee, er is iets opgebouwd. Er staat zó’n blok, de sfeer is zó goed, dat ik denk dat we de nederlagen die zeker nog komen, zullen kunnen opvangen. Met Wim(De Decker, nvdr),Wouter(Vrancken, nvdr), Tom(Soetaers, nvdr) en Thomas hebben we voldoende spelers die bereid zijn zich helemaal weg te cijferen voor de groep. Vorig jaar hadden we misschien te veel spelers die voor zichzelf speelden.”

Jij bent ook uitgegroeid tot een voortrekker.

“Ik zal niet zeggen dat ik de grootste mond heb in de kleedkamer, maar ik roer me wel. Ik ben 24 geworden en draai toch al zeven jaar mee op profniveau, dan heb je al wat ervaring om anderen iets te zeggen. De trainer verwacht ook van spelers als mezelf en Thomas dat we de groep op sleeptouw nemen. Ik doe dat met plezier.”

Past het bij je karakter ?

“Nu wel, vroeger niet. Vroeger was ik introverter. Ik was zeventien toen ik in de A-kern van Club werd gegooid : dan moet je nog leren op je eigen poten te staan. Ondertussen ben ik een man geworden en laat ik niet meer over mij heen lopen. Het leidinggeven heeft er ook altijd wat ingezeten : bij de jeugd was ik al vaak kapitein. Maar eens op profniveau, tussen mannen als Gert Verheyen, was het minder evident natuurlijk. In Genk ben ik viceaanvoerder, en samen met Thomas regel ik de boetekas.”

En je eist de strafschoppen op : daar spreekt ook leiderschap uit.

“Ik trapte er al drie binnen : ik vind niet dat iemand nu het recht heeft om die bal van mij op te eisen. Als je niet mist, waarom het dan aan een ander laten ? En waarom zou een verdediger geen strafschop of vrije trap kunnen nemen ? Mensen denken altijd dat zoiets alleen voor aanvallers en middenvelders is.”

Terwijl jij naar verluidt de verdediger met de meest fabelachtige techniek van België bent, vergelijkbaar met wat balgoochelaars soms tijdens de rust van een wedstrijd laten zien ter vermaak van het publiek.

(lacht) Ik hou me thuis nogal bezig met trucjes. Puur uit plezier. Natuurlijk is het niet altijd toepasselijk in de wedstrijd : je ziet wel eens van die balgoochelaars die wanneer je hen in een wedstrijd zou steken, geen bal meer raken. Maar volgens mij maakt het wel je balbeheersing in de wedstrijd beter. Het nemen van strafschoppen heeft natuurlijk ook te maken met koelbloedigheid. Iedereen kan een strafschop nemen, maar het moeilijke is om het te doen in een wedstrijdsituatie.”

Wat een jeannette !

Is gebrek aan snelheid niet je manco ?

“Ik ben niet traag, maar zeker ook niet snel. Ik ken mijn zwakke punten en ik probeer ze op te vangen met mijn sterke, zoals mijn positiespel. Daarmee maak ik veel goed, tenzij in een eentegeneensituatie tegen spelers als Ronaldinho of Cristiano Ronaldo, tegen wie ik trouwens eens heb gespeeld toen hij nog bij Sporting Lissabon zat. Een oefenmatch met Club Brugge, een maand voor hij naar Manchester United is vertrokken. Hij had van die mèchekes, ik dacht nog : wat een jeannette is dat ! Ja, hállo ! Ik heb niet veel tijd nodig gehad om hem te leren kennen (lacht). Maar in de Belgische competitie ben ik nog niet in de problemen gekomen.”

Bij de nationale ploeg is de rechtsachter nog braakliggend terrein.

“Ik ben er onder Aimé Anthuenis één keer bij geweest, tegen Servië. Ik deed goed mee, dus dat vroeg om méér, maar tot nog toe is het er niet van gekomen. Misschien ziet meneer Vandereycken gewoon meer in Vanden Borre en Hoefkens. Dat is zijn goed recht.”

Voel jij je over het hoofd gezien ?

“Eigenlijk wel, ja. Ik zat niet eens in de voorselectie en hoeveel man zit daar niet in ? Als je dus niet bij de vijftig of zestig beste voetballers van het land behoort, geeft dat een wrang gevoel. Tenslotte sta je toch eerste met Genk en doe je het zelf goed. Ik weet niet wat hij nog meer verlangt van mij. Hij zit hier alleszins vaak genoeg in de tribune, daar kan het niet aan liggen (lacht).”

Hoe erg ben je al verlimburgd ?

“Niet. Ze lachen nog altijd met mijn dialect, maar ik amuseer me. Kijk, ik kom van Club Brugge. Dan denk je : topclub. Maar dan kom je hier en dan merk je : hier word je nóg beter begeleid. In Genk ben je echt als God in Frankrijk. De mensen in Limburg zijn ook enorm open.”

Jij bent hier een transfer, geen jeugdproduct. Dat scheelt.

“Dat is waar. Als je aangetrokken bent, ben je toch iets belangrijker voor een club dan als eigen jeugdproduct. Als nieuweling werd ik hier ook direct als basisspeler bekeken.”

Brugge liet je vrij gemakkelijk gaan vorig jaar. Verwonderde jou dat ?

“Ja. Het laatste seizoen speelde ik 24 van de 34 wedstrijden. En dan geven ze met Kerstmis Olivier De Cock, die een goede vriend van me is, maar die al dertig was en vaak geblesseerd, een nieuw contract van 4,5 jaar. Hoe komt Club Brugge dáárbij ? Ik had nog tien jaar kunnen blijven, maar ze lieten me gratis gaan. Wie weet, hebben ze er nu wel spijt van. Pas op, ik kón bijtekenen, voor drie jaar, maar als basisspeler dat seizoen ga je toch geen contract als tweede keus tekenen ? ‘Sorry,’ heb ik Marc(Degryse, nvdr) gezegd, ‘ik ben weg.’ Ze waren kwaad op mij, maar als ik iets in mijn kop heb, krijg je het er moeilijk uit. Ik ben hard geweest, ook voor mezelf, want mijn hart lag in Brugge : ik heb er tien jaar gespeeld. Dat ik daarna de hele tweede ronde in de ploeg ben blijven staan, was sterk van Sollied. Dat ik nu goed presteer in Genk, maakt me blij. Mocht dat niet zo zijn, zou ik het gelijk van Club Brugge bewijzen.”

Karel Geraerts maakte hetzelfde mee.

“Hij is voor een habbekrats vertrokken.”

Waarna ook hij helemaal opbloeide, de nationale ploeg haalde …

“… en ze hem terugwilden. Ik vind hem gewoon één van de beste voetballers van België. Karel zat bij Club wel in een iets andere situatie dan ik : hij werd gebarreerd door Timmy Simons.”

Lijken jij en Karel op elkaar ?

“Ja. Ik ken Karel al een jaar of acht : hij heeft nog vijf, zes maanden bij ons gewoond, voor we naar de A-kern gingen. We zijn allebei doorzetters. We hebben vrij veel talent, maar toch heb ik in de jeugd met gasten samengespeeld die tien keer meer talent hadden, maar van wie het verstand ergens anders stak. Karel en ik weten welk een mooi leven je kan hebben als voetballer als je er alles voor doet. Wij gingen vaak samen lopen, we beulden ons af om toch maar te bereiken wat we nu al hebben bereikt.”

Jullie trainden iedereen kapot, wordt gezegd, maar ook buiten het veld hadden jullie de reputatie à fond te gaan.

(ernstig) Waarom ook niet ? Als er gefeest mag worden, één keer in de twee maanden, dan smijten we ons ook. Je loopt een heel seizoen op de toppen van je tenen, dan moet je af en toe stoom kunnen aflaten ook. Daar zijn Karel en ik dan ook wel voor te vinden.”

Weg met paardenstaart

Je bijnaam hier is ‘de schele’. Westvlaams voor ?

“Als we kaarten, is het altijd kingen. Omdat ik niet tegen mijn verlies kan, steek ik het altijd op de schele kaarten – slechte kaarten dus. Zo is het begonnen.”

Wat is er van Lars geworden ?

(lacht) Dat is hier uitgestorven, maar heel mijn vriendenkring in Brugge noemt me nog altijd Lars.”

Wat verwijst naar je Scandinavische look van mooie, blonde Viking. Toch één verschilletje met Karel : die is een beetje minder flashy.

(lacht) Ik kom graag mooi voor de dag, ik steek dat niet weg. Als je af en toe in de picture komt, kom je beter verzorgd in de picture, vind ik.”

Waar is je paardenstaart gebleven ?

“Het probleem was dat hij soms loskwam. Dus speelde ik vorig jaar op Standard voor het eerst met een band in mijn haar. Ik had een lange periode van slechte wedstrijden achter de rug en uitgerekend toen speelde ik nog eens een góéde partij. Sindsdien heb ik hem niet meer uitgedaan. Het is ook steeds beter beginnen lopen nadien, misschien wel door die band.”

Loop je graag in de picture ?

“Als het op een positieve manier is, héél graag. De grens met arrogantie is dun, dat klopt, maar ik denk dat anderen mij gauw op mijn plaats zouden zetten. Anderzijds moet je bij een club als Genk ook op je strepen durven staan. Ik vind het ook niet erg als spelers een tikje arrogant overkomen, echt niet. Maar zelf ben ik het niet : ik ben veeleer ietsje te braaf.”

Ben je niet wat opportunistisch aangelegd ook : op kop lopen, maar alleen als het goed gaat ?

“Nee, zo zit ik echt niet in elkaar. Mocht het nu slecht beginnen gaan, wil ik me gerust op kop blijven zetten en zelfs een stuk van de verantwoordelijkheid in mijn eigen schoenen schuiven. Vorig jaar heb ik bewust een stapje achteruitgezet. Ik had vijf jaar Sollied meegemaakt en dan kom je hier in een heel ander systeem, met heel andere spelers terecht. Dat heeft een serieuze aanpassing gevraagd. En net toen ik er een beetje in begon te komen, viel ik uit met een zware liesblessure en moest ik geopereerd worden. Toen ik weer fit was, draaide de ploeg niet.”

Tot je komst naar Genk had je maar één trainer gekend.

“Ik was gebrainwasht(lacht). Ik vind Sollied een verschrikkelijk goede trainer, daar zal ik nooit van afwijken, maar door zijn vaste looplijnen is het moeilijk om na vijf jaar een switch te maken. Bij de rechts- en linksachter in Brugge lag de nadruk op het aanvallen : Sollied verwachtte dat we heel vaak meegingen en Gert (Verheyen, nvdr) wist dat hij ruimte moest maken. Hier in Genk telt eerst en vooral het verdedigen. In het begin trok ik als een kieken zonder kop naar voren, maar dat is deze ploeg niet gewoon. Bij Brugge liep Timmy alle gaten achter ons dicht. Genk heeft daar de spelers niet voor.”

Het heeft ook geen andere rechtsachter buiten jou.

“Nee, er zijn wel opties, maar geen échte rechtsachters. Maar stel dat er wel een concurrent was, zou mij dat niet méér prikkelen dan nu. Als er één altijd voluit gaat op training, ben ik het wel. Dat weten ze hier maar al te goed, denk ik.”

JAN HAUSPIE

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content