Op Schiervelde blikt Stefaan Tanghe (36) terug op zijn leermeesters en inspiratiebronnen. ‘Zonder Boudewijn Braem was ik waarschijnlijk nooit prof geworden.’

Boudewijn Braem

Boudewijn Braem was een boegbeeld bij KV Kortrijk. Hij was er speler, trainer en redde de club in 2001 van het faillissement. Toen ik de jeugdreeksen van Kortrijk doorliep, was hij jeugdcoördinator. Hij stond vaak langs de kant de trainingen van de jeugdteams te volgen en gaf soms zelf ook een training. Met de preminiemen had ik als zesjarige de beker van België gewonnen. Vanaf toen is hij mij heel mijn jeugd lang blijven volgen en tot en met de kadetten ging alles goed: ik was altijd een van de betere spelers en zelfs aanvoerder. Ik stak er echt met kop en schouders boven uit, en dat was Boudewijn Braem niet ontgaan. Maar toen ik vijftien was en bij de scholieren zat, scheelde er iets met mijn groei. Ik bleef heel tenger en klein en moest bijna wekelijks tegen jongens spelen die twee jaar ouder en een pak groter waren. Ik kon het verschil niet meer maken. Toen heeft Braem ingegrepen. Onder zijn begeleiding ben ik met krachttraining begonnen. Ik moest voortaan trainen met een verzwaard jasje van vijf kilo om het lijf om zo meer spieren, meer body te kweken. Hij wou me zelfs meenemen naar het ziekenhuis voor een groeihormonenkuur, zoals Lionel Messi gekregen heeft, maar mijn ouders gingen niet akkoord. Handleestests hadden uitgewezen dat ik maar 1,65 meter groot zou worden. Gelukkig zaten de dokters er tien centimeter naast, ik ben nu 1,75 meter ( lacht).

“Op mijn zeventiende, toen ik bij de juniores van Kortrijk speelde, was Braem trainer van het eerste elftal. Heel wat grote namen voetbalden in die tijd bij KVK: Gerard Plessers, Piet Timmerman, Philippe Desmet, Patrick Goots, … Die zaterdagavond moesten ze Anderlecht partij geven en Timmerman was onzeker. Om vijf uur in de namiddag kreeg ik plots telefoon. Het was Bo Braem: ‘Waar ben je, Stefaan?’ Ik had net met vrienden de derby Wevelgem-Gullegem in eerste provinciale bijgewoond en een paar pintjes gedronken in een café in de buurt. ‘Ik kom je oppikken binnen een kwartier, je zit straks op de bank bij de eerste ploeg. Je hebt toch niet gedronken?’ ‘Neen,’ antwoordde ik, ‘een warme chocomelk’ ( lacht). Uiteindelijk kon Timmerman wel spelen, maar daar zat ik ineens: anderhalve meter groot, naast de grote jongens, stil in de hoek, op een paar meter van het grote Anderlecht met Gudjohnsen, Degryse en Nilis. We verloren met 6-1 of 7-1, maar dat zal me mijn hele leven bijblijven. Van de patattenveldjes op zondagmorgen plots tegen Anderlecht. Toen ik dat geproefd had, wilde ik niks nog liever. Voordien had ik nooit gedacht dat ik profvoetballer kon worden. Ik was al blij dat ik de tweede klasse aankon. Zonder Braem was ik waarschijnlijk nooit prof geworden. Ik was dan ook zeer aangedaan toen hij in 2005 op 54-jarige leeftijd plots overleed ( aan een hartaanval in het Guldensporenstadion, nvdr).”

Hugo Broos

“Na twee goede seizoenen bij Kortrijk verkaste ik naar Moeskroen. Die club had dat seizoen als nieuwkomer in de eerste klasse Europees voetbal behaald met een verrassende derde plaats. Toen ik tekende, zat de club echter nog zonder trainer. Georges Leekens was nog voor het einde van het vorige seizoen immers aangesteld als nationaal bondscoach. Hugo Broos werd de nieuwe hoofdcoach en maakte me onmiddellijk duidelijk dat ik moest wachten tot na de heenronde. Ik kwam uit de tweede klasse en hij kende me niet. Ik zat altijd op de bank en kreeg af en toe een invalbeurt. Zo mocht ik eens meespelen in de UEFA Cup ( tegen Apollon Limassol en FC Metz, nvdr), maar ik was nooit vaste waarde. Broos had voor mijn positie de Kroaat Tonci Martic aangetrokken. Pas na de winterstop kreeg ik een basisplaats, scoorde ik meteen tegen Standard en vanaf dat moment ben ik drie jaar lang niet meer uit de ploeg geweest.

“Misschien was het een geluk bij een ongeluk dat Broos me niet direct voor de leeuwen heeft geworpen. Ik ging van de tweede naar de eerste klasse, was plots prof en dat maakt een wereld van verschil. De omschakeling naar een profbestaan is niet eenvoudig en ik had nog veel te leren. In tweede werkte ik ook nog naast het voetbal en met twee trainingen per dag werd het opeens zowel tactisch als fysiek stukken zwaarder. Broos is een toptrainer en heeft me op die manier geprikkeld. Ik denk dat het in mijn voordeel heeft gespeeld dat hij gewacht heeft tot ik er echt klaar voor was. Anders speel je misschien drie matige wedstrijden, zegt iedereen meteen dat je niet goed genoeg bent en kan je je profcarrière vergeten. Ik kon dat aanvankelijk zeer moeilijk accepteren, maar achteraf gezien heeft Broos wel gelijk gehad.”

David di Tommaso

“Van Moeskroen ging het naar FC Utrecht in de Nederlandse Eredivisie. Met een transfersom van één miljoen euro was ik de duurste aankoop ooit voor Utrecht op dat moment. Ik was 28 en op mijn top als voetballer, maar ben daar fysiek en mentaal nog sterker geworden. Vooral duelkracht en communiceren met de ploegmaats waren zaken waar coach Frans Adelaar en zijn assistent Foeke Booy op hamerden. De eerste maanden liep het iets minder en voelde ik onmiddellijk dat de druk bij Utrecht veel groter was dan in België. Als je er twee, drie matchen verloor, stonden de supporters te jouwen voor de ploegbus.

“Adelaar en later Booy waren vooral tactisch heel sterk. Met een goede organisatie en aanvallend voetbal haalden we op zes jaar tijd evenveel keer Europees voetbal, wonnen we twee keer de beker en één keer de Johan Cruijff Schaal (de Nederlandse supercup, nvdr). Ik scoorde ieder seizoen een tiental doelpunten. Het waren de topjaren van mijn carrière. Een paar jaar jonger en ik had misschien de absolute top in Nederland aangekund, maar Utrecht zat daar net onder. Ik kon ook naar Club Brugge en Anderlecht. Met die clubs had ik misschien kampioenstitels gewonnen en de Champions League kunnen spelen, want bij Utrecht zat dat er niet in. Ik had in België misschien ook wel meer caps kunnen halen voor de Rode Duivels, maar ik heb nergens spijt van.

“In Nederland heb ik zeer mooie successen behaald, maar het overlijden van David di Tommaso ( na een hartaanval op 29 november 2005, nvdr), mijn Franse ploegmakker bij Utrecht, leerde me dat voetbal lang niet alles is. David was een van mijn beste vrienden bij de club. We deelden op stage dezelfde kamer en ik was een van de weinigen die met hem Frans kon praten. Ook onze echtgenotes konden het goed met elkaar vinden. In mijn huis hangt nu nog steeds een foto van Dito om me iedere ochtend aan zijn glimlach te herinneren.” S

door nicolas bogaert – beeld: jonas hamers (reporters)

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content