Momo Dahmane speurde in het buitenland naar een nieuwe club, toen plots Club Brugge belde. Op zijn 26ste krijgt hij onverwacht een nieuwe kans om zich te tonen bij een topclub.

Net als we de parking van het Jan Breydelstadion opdraaien, start de radio de eerste tonen van ‘Geraldine’, een song van Glasvegas. Het accent van de boys uit Glasgow is niet altijd even duidelijk, maar uit de woorden van James Allan valt toch op te maken dat ‘Geraldine’ een social worker is, die zich ontfermt over degenen die aan de zelfkant van de maatschappij leven.

Dat was een tijdje de job van Mohamed Dahmane, die even verderop ballen tegen het net pompt. Drie keer scoort hij in een onderling partijtje. Dahmane is nu voltijds spits, maar in een vorig leven voedde hij in dienst van de Noord-Franse gemeente Maubeuge jongeren op. Social worker heet daar éducateur, opvoeder.

Een uur na de training schuift hij aan voor een gesprek. Heel rustig en ontspannen, blij met de goeie werk- en leefomstandigheden in Brugge. Zijn contract bij Club noemt hij zelf een “onverwachte kans”. De vraag kwam helemaal op het einde van de transferperiode. Op donderdag 29 januari kreeg hij een telefoontje van zijn makelaar, Eric Depireux. Of Club Brugge hem interesseerde? En of! ’s Anderendaags gaf Bergen hem de toestemming om te praten. “En hier ben ik!”

Genk

Het verhaal is bekend, maar al na drie minuten welt het op uit zijn mond: het ligt hem nog steeds zwaar op de maag dat hij bij Genk geen kans kreeg om zich als aanvaller te tonen. Dahmane: “Op mijn eerste dag in Genk had ik een gesprek met Hugo Broos, net terug uit vakantie. Hij zei meteen, heel duidelijk: ‘Voor mij ben je geen spits, maar een middenvelder en ik verwacht dat je op de plaats van ThomasChatelle gaat spelen tot hij terug is uit blessure.’ Gros problème, want toen ik met Harry Lemmens en Willy Reynders praatte, ging het daar helemaal niet over, maar over de positie van Kevin Vandenbergh.”

Lievemoederen hielp niet. Dahmane: “Iedereen zegt, en het klopt ook, dat ik veel problemen met Broos had. Maar één ding bewonder ik toch bij hem. Dat hij eerlijk is en rechtuit. Zo ben ik ook, ik kán niks voor mezelf houden. Wat ik denk, weet iedereen direct. Broos was ook zo.”

Die overtuigen dat hij wél een spits was, lukte hem niet. “Toen ik me daar niet bij neer kon leggen, heeft hij me met de reserven laten spelen. Bij de A-ploeg bleef het beperkt tot korte invalbeurten, linksmidden, rechtsmidden, linksachter zelfs. Ik begreep er niks meer van.”

Genk verlaten in de omstandigheden die iedereen kent (na zes maanden en grote ruzie omdat hij niet naar Brussels maar naar Bergen wilde), hij zag het als: nu is het voor mij gedaan aan de Belgische top.

Dahmane: “Het probleem met Broos zou nawerken in mijn nadeel, besefte ik. Broos is een naam in België, een groot trainer, met een groot palmares. Problemen met hem, problemen met een topclub, problemen bij mijn eerste keer in Vlaanderen, te veel ineens. Gelukkig ben ik bij Bergen op Albert Cartier gebotst, iemand die mijn moreel opkrikte en mij in staat stelde mijn petite carrière weer op de rails te krijgen.”

Brugge, Beerschot, Gent, Nice en Sochaux waren de opties deze winter. Dahmane: “Gent heb ik nog overwogen, omdat ik goeie relaties heb met Michel Preud’homme, maar uiteindelijk zit ik hier. Ik heb een stap teruggezet, maar ik spring nu weer hoger, want Brugge is tien keer beter dan Genk.”

Hautmont

Een sterk karakter, noemt hij zichzelf, iemand die niet behandeld wil worden “als een slaaf”. Ze moeten hem niet zeggen dat hij deze of gene schoenen moet poetsen, of dat hij moet zwijgen en links moet lopen, of rechts, en doen wat een ander zegt. “Daarvoor heb ik in mijn jeugd veel te veel afgezien. Ik wil mezelf kunnen blijven.”

Zijn jeugd, dat was in Hautmont, Noord-Frankrijk, waar het leven weinig kleur had. Dahmane: “Er wordt veel gesproken over bidonvilles of favela’s in Zuid-Amerika en elders, maar in het noorden van Frankrijk vind je ze ook. Ik kom echt uit le basde la France. Negen kinderen en twee volwassenen in een kleine ruimte. Ik ben de op één na jongste. Een broer is overleden. Vier mensen in één kamer, anders kon niet. Als je klein bent, zit je daar niet mee, maar in de puberteit begint dat te spelen. Dan kom je bij vriendjes die een kamer voor zichzelf hebben, met wat luxe. Computer, spelconsole, eigen schoenen, terwijl jij gekleed loopt in kleren die de buren gaven.”

Rond zijn zestiende zocht hij naar manieren om geld te verdienen. “Ik wilde jongeren begeleiden. Eerst tijdens de zomermaanden, om wat bij te verdienen. Jongens van zes, zeven jaar, samen sporten en spelletjes doen.” Voetbal was bijzaak.

Na twee jaar Lens, dat de poort naar een profcontract gesloten hield, keerde hij naar dat werk terug. Hij haalde zijn baccalauréat, een getuigschrift middelbaar onderwijs, en volgde twee jaar universiteit. Daarna ging hij werken. Dahmane: “Ik voetbalde in Maubeuge en werkte voor de stad als opvoeder. Ik verdiende 900 euro per maand en was gelukkig. Mijn vriendinnetje verdiende ongeveer evenveel, we konden leuk leven.”

Was het moeilijk om jongeren die in de grijze economie – drugs – veel meer verdienden, te overtuigen om zich in een normaal arbeidsproces te integreren? Dahmane: “Exact. Ik werkte met jongeren van dertien, veertien, die niet meer naar school gingen. Jongeren die nog bij hun ouders woonden en drugs verkochten. Zij verdienden daarmee in één week meer dan de 900 euro die ze in het normale leven per maand kregen. Overtuig die maar.”

Daar hoort een kleine anekdote bij. Toen hij als prof bij Bergen speelde en op een dag zat te eten in een frituur in de stad, zag hij plots een jongen binnenkomen. Hij herkende hem, maar kon hem niet thuisbrengen. De jongen wist wél direct met wie hij te doen had. Dahmane: “Hij vertelde dat ik zijn opvoeder was toen hij veertien was. Weet je hoe hij wist dat ik bij Bergen speelde? Op een dag zat hij in de gevangenis naar de RTBf te kijken en plots zag hij me.”

Heel herkenbaar, ook voor hem, op je veertiende in het politiekantoor zitten, in onderbroek. Omdat je in de trappenhal rondhing. Verkeerde plaats, verkeerd moment. Dahmane: “In Frankrijk hebben ze me nooit gezien als een Fransman, voor hen ben ik dat andere paspoort. Dahmane, het klinkt al op school anders dan Dupont en ik voel dat nog. Als ik naar huis terugkeer en de politie houdt me tegen, zal de controle veel strikter zijn dan bij iemand anders. De burgemeester van ons stadje is lid van de partij van Nicolas Szakozy. Vrij streng, zeg maar racistisch.”

Uit zo’n leven zijn twee uitwegen, zegt hij: je wordt delinquent, een vijand van de maatschappij, of je zegt: ik ga bewijzen dat ik ook kan functioneren binnen die maatschappij.

Bergen

Zij die eruit raken, zijn sterke karakters met sterk ontwikkelde sociale vaardigheden, maar ook een groot individualisme. De zorg voor het ik, dat wil overleven.

Dahmane: “Exact. Ik heb het deze week nog aan een andere journalist proberen uit te leggen. Hij vond dat ik Bergen in de steek had gelaten. Ik had te weinig respect getoond voor een ploeg die me een jaar geleden van de straat had geraapt en die nu tegen de degradatie vocht. Supporters teleurgesteld ook. Op zich klopt dat, maar ik stel de supporters hierbij de volgende vraag. Ze wonen in een klein dorpje, in penibele omstandigheden. Op een dag komt een promotor met een villa, in een ander dorp. Wie slaat dat aanbod af? Dat is geen egoïsme maar ingaan op de mogelijkheden die een leven biedt. Voor mij was het de laatste kans, dacht ik.”

Bergen was ‘zijn’ club, al botste hij er met quasi alle trainers. Hoe komt dat toch? Dahmane: “De problemen kwamen er vaak op momenten dat het niet goed ging met de ploeg. Er is één ding dat ik nooit accepteer: onrechtvaardigheid. Tijdens een seizoen breng je haast meer tijd door met de ploeg dan met je familie. Dus moet zo’n groep zijn zoals een familie en dan snap ik niet dat trainers zo’n groep zelf uiteen spelen door jongens te bevoordelen.

“Ik weet dat ik soms een vervelende speler ben voor een trainer. Ik ben koppig en zeg wat ik denk. Veel spelers knikken als de trainer wat zegt en gaan nadien te keer achter zijn rug. Dat verafschuw ik. Hoe begint onrust in een groep? Doordat een trainer iemand iets zegt en die gaat daar niet mee akkoord. Waarop hij die onvrede tegenover zijn vrienden uit en er een kleine clan ontstaat. De trainer weet niet dat er een probleem is, en hop, het spel zit op de wagen. Groepsgeest kapot. Dat is het probleem van Bergen dit seizoen: veel clans, veel onvrede, te weinig duidelijkheid.”

Brugge

Is er een verschil tussen Vlaanderen en Wallonië? Dahmane: “Een ontzettend groot. De wil tot slagen is hier groter. In Wallonië is voetbal een beetje vakantie: warme sfeer, hartelijke mensen, arbeiders uit de fabriek die graag feesten en het voetbal zien als ontspanning. De clubs zijn er ook zo: familiaal, open deur, iedereen binnen en buiten. Op tijd komen is minder belangrijk, de discipline losser. De light-versie van het profbestaan. Hier merk ik veel meer discipline, respect, afspraken … Misschien dat er daarom meer moeilijke gevallen aan de andere kant van de taalgrens spelen. Veel meer mensen uit achtergestelde buurten. Ik weet niet of de casting hier anders gebeurt, maar het valt op. Hoeveel spelers in een Vlaamse club hebben een achtergrond als de mijne?”

Hij noemt Vlamingen Vikings. Dahmane: “Als we tegen een Vlaamse ploeg speelden, zei ik voor de match altijd: jongens, vandaag staan we tegenover de Vikings. Het zal solide zijn.”

Nochtans, dat was het Bergen van Cartier ook. Zo bleven ze vorig seizoen in de eerste klasse, knokkend. Dahmane: “Zo waren we helemaal niet, hij heeft ons in die richting gevormd. Op een dag dreef hij ons allemaal bij mekaar in de douches, vlak voor de match. De hele kern, dicht op mekaar. En hij begon ons in het gezicht te slaan, met zijn vlakke hand. ‘Sla mekaar!’, riep hij, ‘Word wakker, want straks gaan we wakker moeten zijn!’ En we waren wakker, die dag wonnen we.”

In Vlaanderen ligt de macht, zegt hij. In Vlaanderen is er geld. Dahmane: “Nog toen ik naar Genk reed, viel het me op, langs de snelweg. Je komt heel andere huizen tegen. De steden zijn heel anders. Veel mooier, veel chiquer.”

Genk (bis)

Sjiek is hij zelf ook. Modieus petje van DG, mooie wagen op de parking, mooie kleren, op zoek naar een woonst in de stad waarvan hij al zoveel fraais hoorde vertellen. Gaat hij bij zijn derde kans aan de top de zaken anders aanpakken?

Dahmane: “Club Brugge gaat zich in elk geval niet aan mij aanpassen. Ik moet dat doen, aan de club, de cultuur, de taal. Mijn eerste les Nederlands ligt al achter mij. Maar veranderen … Ik denk niet dat ik daar zin in heb. Mijn heden is gevormd door mijn verleden. Het enige wat ik wil, is de bladzijde van dat Genkse avontuur omslaan. Ik leef nu honderd procent voor een club die me de hand reikte op een moment dat ik het niet meer verwachtte. Vroeger dacht ik dat Mathijssen zo’n grijs ventje was, een beetje méchant, slecht zelfs, maar nu ik hem beter leer kennen, is het een warme man, iemand die tot het uiterste wil gaan om zijn groep te verdedigen. Hij doet me denken aan Cartier.”

Weet hij wie de tegenstander is bij zijn debuut voor zijn thuispubliek, komend weekend? “Genk. ( grijnzend) Ik heb al een groot kruis getrokken!” S

door peter t’kint – beelden: reporters

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content