Beter geen letsel dan een oud:

Werner Helsen en Michel D’Hooghe, respectievelijk lid en voorzitter van

de medische cel van de FIFA over het voorkómen ervan. Dossier blessures

in het voetbal, deel vier.

Vorig seizoen kwamen er 671 aangiften van ongeval van contractspelers – vooral voetballers uit de eerste en de tweede klasse dus – op het departement van het federaal solidariteitsfonds van de voetbalbond binnen. Dat is iets meer dan het jaarlijkse gemiddelde van 600. Maar alle leeftijden en reeksen in acht genomen, zijn het er algauw 33.000 die per jaar op de Belgische bond belanden, zowat 150 à 200 per dag in volle seizoen. Het provinciale voetbal heeft daarin wegens meer wedstrijden het grootste aandeel.

De knie is in het algemeen met 30 % het meest geteisterde lichaamsonderdeel, gevolgd door de enkel (16 %), de dij (15 %), de kuit (8 %), de rug (6 %), de voet (4 %), de meniscus (4 %) en schouder, bekken, rug, schedel, pols, tanden, voorarmen, handen, neus, nek, hersenen en andere (elk 1 à 2 %).

Daarmee sluit de Belgische competitie aan bij de recentere en meer gedetailleerde vaststellingen die in de Nederlandse competitie werden gedaan na een onderzoek door TNO in opdracht van de Nederlandse voetbalbond (zie kaders). De resultaten daarvan werden in mei vorig jaar gepubliceerd in het rapport Blessures in het Betaald Voetbal 2007.

“Men zegt met het oog op blessures wel eens dat voetbal een gevaarlijke sport is, maar dat is niet waar”, zegt Christian Theus, die de verantwoordelijke is van hogergenoemd departement. “Het volstaat het aantal speelminuten te bekijken in wedstrijden en op trainingen. Wel zien we meer en meer jonge spelers die hun ligamenten scheuren. Dat was vroeger niet het geval. Die jongens moeten dan wachten tot het einde van hun groeispurt om zich te laten opereren, want dokters willen de ligamenten niet opereren voor ze 18 zijn.”

Amateurvoetbal

Een gevaarlijke sport of niet, blessures zullen er in het voetbal altijd zijn. “Maar aan spier- en peesblessures en aan blessures als gevolg van gebrekkige lichaamscontrole kunnen we preventief wel iets doen”, zegt professor Werner Helsen, die aan de Leuvense universiteit afdelingshoofd is van de dienst bewegingscontrole en neuroplasticiteit.

“Ik heb voor een doorsneecompetitieweekend – niet op wetenschappelijke basis, maar gewoon op basis van wat in de kranten stond – eens op een rijtje gezet hoeveel spelers omwille van een blessure niet voor een selectie in aanmerking kwamen: dat waren er zestig. Als je dat vergelijkt met professionele muzikanten of pakweg balletdansers, dan ligt dat percentage veel hoger dan wat men eigenlijk mag verwachten.

“De FIFA heeft wereldwijd 200 miljoen spelers en we weten dat die gemiddeld één blessure per jaar hebben, gerekend aan een gemiddelde kost van 150 euro per blessure. Als we dat met 30 procent kunnen beperken, staat dat gelijk met 10 miljard euro per jaar. Vandaar ook dat we met blessurepreventie begonnen zijn in het amateurvoetbal, want van die 200 miljoen spelers zijn er uiteindelijk maar 250.000 profs.”

Uiteraard zijn er nog meer kosten aan een geblesseerde speler, zoals de transferprijs bijvoorbeeld. “Afhankelijk van het totale bedrag kan elke week onbeschikbaarheid 20.000 euro bedragen. Voor een topspeler uit onze competitie met een jaarsalaris van 600.000 euro bijvoorbeeld betekent dit ook weer 15.000 euro per week. Dat is een belangrijk signaal naar bestuursleden om daarbij stil te staan.”

The Eleven (Plus)

Werner Helsen begon een jaar of tien geleden met de begeleiding van de Europese topscheidsrechters en kwam zo in contact met de FIFA en het FMARC, het Medical Assessment and Research Centre van de wereldvoetbalorganisatie. Binnen het FMARC ontstond het idee om multidisciplinair werk te maken van blessurepreventie in het voetbal.

Naar aanleiding daarvan werd The Eleven in het leven geroepen, tien eenvoudige blessurepreventie-oefeningen die gemakkelijk geïntegreerd kunnen worden in de opwarming. (Trouwens, nummer elf is fair play.) “Want we mogen niet vergeten dat er ook redelijk wat blessures ontstaan door contacten. Zo werd de laatste jaren de elleboogstoot opgemerkt. Hiertegen kan niet streng genoeg geoordeeld worden.”

Scheidsrechters zijn ook vatbaar voor blessures en dus voorstander van preventie. “Scheidsrechters lopen tot meer dan een kilometer achterwaarts per wedstrijd, met als gevolg dat er heel veel belasting op hun achillespees komt. Problemen met achillespezen zijn verschrikkelijk, omdat je in een pees weinig doorbloeding hebt, met als gevolg dat medicatie niet altijd even doeltreffend is. Dus werken we elke training opnieuw aan blessurepreventie voor de achillespees. Vaak heeft het te maken met een onvoldoende krachtontwikkeling in de kuit. Als die niet voldoende is, komt alle spanning op de pees.”

Voor het vrouwenvoetbal zijn er The Eleven Plus, “omdat we daar de laatste jaren een heel specifiek probleem hebben gezien, namelijk blessures aan de voorste kruisband. De belangrijkste oorzaak wordt teruggebracht naar een gebrekkige bewegingscontrole.”

En wie bewegingscontrole zegt, zegt proprioceptie. Proprioceptie heeft te maken met de informatie die je lichaam je geeft om een idee te krijgen over de stand van je lichaam. Wie op één been gaat staan, corrigeert voortdurend zijn evenwicht. Het volstaat op één been de ogen te sluiten om dat in verhevigde mate te voelen. Die interactie tussen hersenen en lichaam heet proprioceptie. Een speler die onvoldoende proprioceptie heeft, slaat bijvoorbeeld makkelijker zijn enkel om en blesseert zich.

“Proprioceptie is één van de sleutelinterventies waar je echt op moet werken”, zegt Helsen, “naast de controle van je bekkenbodem, buik- en rugspieren, de beweeglijkheid en coördinatie en veelsprongen.”

Uit evenwicht

Om een idee te krijgen van mogelijke toekomstige blessures en om door training preventief te kunnen corrigeren, ontwikkelde Helsen met Jan Van Winckel, nu assistent-trainer bij Club Brugge, een aantal tests en algoritmes die bij Club Brugge en Oud-Heverlee Leuven worden gebruikt: deze tests en algoritmes worden dan automatisch geïnterpreteerd om prestaties en eventuele blessures te voorspellen.

“We weten dat wie het best in conditie is, het minst kans loopt om geblesseerd te raken. We weten ook dat leeftijd een impact heeft: hoe verder je boven de dertig zit, hoe groter de kans. Nog een belangrijke factor is een vroegere blessure, want 70 procent van alle blessures zijn ‘herblessures’. Dat getuigt natuurlijk ook van een niet volledige revalidatie. Vandaar dat we nu het één-éénprincipe hanteren: als iemand drie weken out is, dan krijgt die vanaf het moment dat hij in staat is de groepstrainingen mee te doen nog drie weken specifieke training in functie van zijn vroegere blessure. Er zijn wetenschappelijke publicaties die aantonen dat het hervallen in de blessure de eerste week of maand daardoor drastisch naar beneden wordt gehaald.”

“We beschikken over prestatietests om spelers fysiek en technisch te screenen én preventietests om te screenen op asymmetrieën of onevenwichten. Bijvoorbeeld: de quadriceps in verhouding tot de hamstrings of de buik in verhouding tot de rug. Heel veel van wat ze in de voetbalmond liesproblemen noemen, komen eigenlijk door onevenwichten in de buik- en ruspieren. Vroeger deden ze almaar sit-ups, maar nu zijn we erachter dat dat nefast is.

“Het probleem in voetbal is ook dat van al dat concentrisch trappen en al dat versnellen je quadriceps altijd relatief sterker wordt ten opzichte van je hamstrings. De hamstrings zorgen ervoor dat je been niet kan doorzwaaien als je versnelt, maar als de versnelling die door je quadriceps wordt gegenereerd zó hevig is dat je hamstrings niet sterk genoeg zijn om dat been tegen te houden, krijg je een typische verrekking of spierscheur. “De verhouding tussen buik- en rugspieren zou voor profspelers idealiter 75 procent moeten bedragen. Dat is de ideale verhouding om geen overbelastingletsels te krijgen. Voor de quadriceps en de hamstrings zou dat op 65 procent moeten liggen.

“Vanaf semiprofessioneel niveau zou een screening twee keer per seizoen wenselijk zijn: in juni en december/januari. Profspelers met duidelijke onevenwichten worden bij Club Brugge regelmatig getest om te zien of het onevenwicht door de preventietraining op de juiste manier wordt weggewerkt. Het is de individuele begeleiding die verandering moet brengen. Met alle spelers over dezelfde kam te scheren komen we absoluut niet meer verder.”

Meten is weten

Meten is weten, maar vaak wordt universiteiten verweten dat ze meten om te meten. “Wij willen aantonen dat we echt iets bijbrengen”, besluit Helsen. Het Topsportlabproject waarbinnen hij de voorbije twee jaar kon werken rond prestatietraining en blessurepreventie kwam er mede dankzij de steun van de Nationale Loterij.

“Misschien hebben wij – coaches en sportwetenschappers – te veel de nadruk gelegd op het verbeteren van prestaties en er te weinig aan gedacht dat spelers niet kunnen presteren als ze geblesseerd zijn. Beide moeten met elkaar geïntegreerd worden. Het zou ook een onderdeel moeten zijn van de jeugdopleiding, want de stop in de opleiding als iemand een halfjaar out is, is vaak opgelopen schade die je nadien moeilijk kunt compenseren.”

Op 9 maart vindt in Leuven over dit onderwerp een clinic plaats (www.topsportlab.com).

Medische preventie

Sinds 1988 is Michel D’Hooghe voorzitter van de medische commissie van de FIFA. Sindsdien werd hij geconfronteerd met de mondialisering van het voetbal. “Zich aanpassen aan jetlag, sporten op grote hoogte, zoals in Bolivia, in extreme omstandigheden, zoals op het WK in de Verenigde Staten. Recentelijk hebben we zelfs ook een studie gedaan over de invloed van de ramadan op de sport.”

Mede door die mondialisering werd in 1995 een wetenschappelijke afdeling aan de medische commissie toegevoegd: het FMARC, FIFA’s Medical Assessment and Research Centre.

“Daarin heb ik een aantal echte wetenschappers ( onder wie Werner Helsen, nvdr) verzameld”, zegt D’Hooghe. “Je kunt je afvragen: heeft dat al invloed gehad op het voetbal? Wel, já. De mogelijkheid van vochttoediening tijdens de wedstrijd bijvoorbeeld. Je moet de atleet de kans geven om negentig minuten vocht te krijgen. Dat is reglementair geregeld. Dan zijn er ook nog twee recentere zaken: de verplichte rode kaart voor de tackle langs achteren en de onmiddellijke rode kaart voor de elleboogstoot. En wat zie je? Op het WK van 2002 in Japan waren er veel elleboogstoten, maar op dat van 2006 in Duitsland weinig of geen meer.”

Maar de belangrijkste uitdaging blijft de médische preventie. “75 procent van de spelers heeft klachten tijdens de training of na een match en 25 procent is een restletsel van een vroegere blessure. Vandaar het adagium: de frequentste reden voor een nieuw letsel is een oud letsel.”

Ekstrand in Linköping

Aan de universiteit van het Zweedse Linköping voert professor Jan Ekstrand, ondervoorzitter van Michel D’Hooghe in de medische commissie van de UEFA, jaarlijks onderzoek naar de blessures bij veertien gerenommeerde Europese clubs. Namens België sturen Club Brugge en Anderlecht wekelijks hun blessurestatistieken naar hem door. De andere ploegen zijn Arsenal, Chelsea, Manchester United, Hamburg, Inter Milaan, Ajax, PSV, Benfica, Porto, Barcelona, Real Madrid en Shakhtar Donetsk.

“Wat zijn nu de letsels die we bij die veertien topclubs gevonden hebben?”, vraagt D’Hooghe retorisch. “Wel, het grootste aantal letsels zijn spierletsels van de dij. Daar is er een enorm preventieve rol weggelegd. 25 procent dijletsel, 18 procent knieletsels, 13 procent ter hoogte van de heup (de adductoren), 13 procent enkelletsels, 10 procent onderbeen en achillespeesletsels: dat is het blessuregamma op topniveau.”

Bij scheidsrechters doen zich specifieke letsels voor. “De scheidsrechter is de enige man op het veld die altijd met zijn ogen op de bal gericht moet zijn en dus veel meer achteruit moet lopen. Als een voetballer zeven procent letsels heeft aan de kuit of achillespees, is dat bij scheidsrechters zeventien procent.”

Maar er vallen nog conclusies te trekken: “Het risico op blessures ligt veertig procent hoger in Noord- dan in Zuid-Europa. Dat zal waarschijnlijk te maken hebben met de invloed van het klimaat, de velden, de andere trainingsintensiteit … Dat zijn we nog aan het uitzoeken. Ook zien we een duidelijke toename van overbelastingletsels, voorste kruisbandletsels en kraakbeenletsels. Voetballers krijgen nu een veel grotere belasting. Indertijd speelde je 34 matchen, nu zie je sommige jongens in de Champions League, bij de olympische ploeg en de nationale ploeg spelen. Er zijn er die aan tachtig matchen per jaar komen. Bovendien is de snelheid van uitvoering ook veel hoger geworden.

“En er is ook een duidelijke toename van de letsels bij de eerstvolgende prestatie bij het clubelftal na een match met de nationale ploeg. Ongeveer één derde. Ik heb er met Michel Platini over gesproken en het was ook voor hem duidelijk waarom: jetlag, reizen en wat minder verzorging na de match. Maar ik heb het nu over voetbal wereldwijd. René Vandereycken moet zich niet geviseerd voelen, want ik weet dat hij daar bij onze nationale ploeg aandacht voor heeft.”

Behalve een financiële kost, voorkomt blessurepreventie ook een sportieve prijs. “Ekstrand beweert dat blessures parameter nummer een zijn als hij enquêtes doet bij ploegen die normaal altijd in de top van de rangschikking spelen, maar opeens tiende eindigen. Dus een trainer heeft er belang bij zijn trainingen te doseren en er aandacht aan te schenken. Naast de spelers zelf – die zich goed moeten verzorgen – én de scheidsrechters. Want we zien dat we een derde van de blessures zouden kunnen uitschakelen als er geen fouten meer gemaakt worden op het veld. Maar heel veel letsels vandaag zijn wel geen contactletsels meer. Wat de knie betreft zijn zelfs 71 procent van de letsels geen contactletsels. Recentelijk wordt er veel belang gehecht aan hoofd en nekletsels als gevolg van elleboogstoten met vaak dramatische gevolgen zoals fracturen en hersentrauma’s.”

“Waar we qua blessurepreventie ook veel aandacht voor hebben is de cardiologie”, gaat Michel D’Hooghe verder. “We doen preventief onderzoek gericht op de hartritmestoornissen voor alle internationale toernooien omdat daar toch een voorbeeldfunctie speelt. Op die manier kunnen we ongeveer negentig procent van de risicopatiënten opsporen. In de aanloop naar het vorige wereldkampioenschap hebben we zo iemand uitgesloten. In oktober organiseer ik twee medische werelddagen van de FIFA, waar veel nadruk gelegd zal worden op dat preventief onderzoek.”

Kan hij spelen?

Inzake blessurepreventie is het einde nog niet in zicht, maar er is al een lange weg afgelegd.

“Toen ik in 1972 als clubarts begon bij Club Brugge, was er maar één medische vraag: kan hij zondag spelen?”, herinnert Michel D’Hooghe zich. “Ik werd daar dan ook op geëvalueerd: kon het, dan was ik een goeie dokter, kon het niet, dan was ik een slechte dokter. Sportgeneeskunde stond toen gelijk met de behandeling van blessures. Er was geen sprake van farmacologische ondersteuning, informatie, preventie, revalidatieschema’s of dieet. Stilaan is er toch een evolutie gekomen: van de geïsoleerde clubdokter zijn we naar een medisch team gegroeid met aandacht voor locomotorische, fysiologische, psychologische en farmacologische problemen. Wat wel al bestond van voor mijn tijd, is de scheenbeenbeschermer. Het verplichten daarvan heeft het voetbal enorm veel deugd gedaan.” S

Volgende week: blessurepreventie bij onze (top)clubs

door raoul de groote

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content