René Desaeyere, dertig jaar trainer, stopt aan enkele haltes in zijn leven. ‘Ik heb altijd geprobeerd mijn ding te doen. ‘

René Desaeyere (66) heeft meer dan twee uur gepraat. Vorig seizoen hield hij Eendracht Aalst in tweede klasse, maar een verlengd verblijf zat er niet in. Dertig jaar trainer, 22 clubs, met enkele opvallende transfers. Naar Zuid-Korea bijvoorbeeld, waar de Antwerpenaar onder de indruk was van de ijzeren discipline. “We sliepen allemaal samen in een kazerne. Het seizoen voor mijn komst waren er spelers die de hele tijd niet buiten de kazerne geweest waren. Onvoorstelbaar hoor. Elke morgen met de bus naar het trainingscentrum, waar ze netjes op een rij naar het oefenveld sloften. Precies fabrieksarbeiders of mijnwerkers. (lacht) En aan tafel waren het wilden die hun eten zo snel mogelijk naar binnen slokten. Dat had te maken met hun verleden, toen ze het eten nog uit een grote kom moesten scheppen. Hoe sneller je was, hoe meer je kon eten. Maar als buitenlander moet je voor hun gerechten – hond of levende wormen – openstaan.”

De ruïne van Sart Tilman

Dertig jaar geleden, op zijn 36e, verkaste de middenvelder van Berchem naar Dessel Sport, waar hij speler-trainer werd. “Ik had met Berchem in tweede klasse nog zo goed als alle matchen gespeeld. Speler-trainer leek mij de ideale combinatie, omdat ik als speler altijd probeerde te coachen. Ik moest Berchem in tweede proberen te houden, dan kon ik zeker blijven, maar op het einde van de rit werden we kampioen. (lacht) Eerste klasse met Berchem, moeilijke opdracht, zeker toen onze spits Patrick De Ruyter – de enige die een doelpunt kon maken – zijn arm brak. Gedegradeerd, ja.

“Ik kon in Berchem blijven, maar Standard was mij al een tijdje aan het volgen. Standard, hé! (blaast) Twee jaar ervoor was ik nog speler-trainer van Dessel, plots kon ik naar een Belgische topclub. Een week voor de start van de trainingen ging ik een kijkje nemen op het trainingscentrum in Sart Tilman. Een ruïne! De kleedkamers waren vuil en smerig, er was geen relaxruimte… Ik had ook snel door dat ik met overbetaalde ‘profs’ – zet dat maar tussen aanhalingstekens – te maken had. Er was één uitzondering: Guy Hellers, een jongen die echt voor het voetbal leefde.

“Er was sprake dat Milan Mandaric de club zou overnemen, maar hij sprak geen woord Frans. En omdat de twee clubleiders – André Duchêne en Jean Wauters – geen Engels begrepen, was ik hun tolk. Ik zat er gebeiteld, dacht ik, maar alles liep verkeerd. In de kranten werd Mandaric le sauveur genoemd, Standard had hem echt nodig. En in het weekend dat zijn komst aangekondigd werd, verloren we met 0-3 van Cercle, waarna hij naar de kleedkamer kwam en zei dat ik ontslagen was. Diezelfde nacht nog stelde hij Milorad Pavi aan. Heel vreemd, want op dat moment had Mandaric geen enkele officiële functie op Standard, maar ik lag wel buiten.

“Tot ik op maandag naar de club ging voor een gesprek met Wauters en Duchêne, die me vertelden dat ik een ontslagbrief voor… twee dagen kreeg, want op woensdag zouden ze tégen Mandaric stemmen. Dat kon ik niet aanvaarden, ook al omdat mijn ontslag al op televisie aangekondigd was. Ik kón dat niet meespelen, anders ben je een voetveeg. Ben ik te vroeg of op te jonge leeftijd – 39 jaar – naar Standard vertrokken? Misschien, maar die vijf maanden waren wel… interessant. En de trainers die na mij gekomen zijn – meer dan twintig – hebben tot aan de titel van 2008 ook niets gewonnen. Of toch, een beker in 1993 onder Arie Haan. Per ongeluk…

“Ook het afscheid in Beveren was vreemd. We hadden een jonge groep – Tony Herreman, Stephan Van der Heyden, Eric Viscaal… – maar redden ons probleemloos. De club wilde mijn contract verlengen, maar ik zei dat ze eerst met de spelers moesten onderhandelen. En toen alle spelerscontracten rond waren, werd ik door iemand van het bestuur gebeld. Een man die je tijdens het jaar nooit zag of hoorde, maar in elke transferperiode boven water kwam. Mijn contract zou niet verlengd worden.

“Pas toen ik in 1995 naar Beveren terugging, heb ik geweten wat er zes jaar voordien gebeurd was. Tijdens die onderhandelingen vroeg iemand van het bestuur: ‘Waarom ben jij in 1989 eigenlijk vertrokken?’ Ik viel bijna van mijn stoel. Blijkbaar had dat ene bestuurslid, dat ondertussen al weg was, aan de anderen gezegd dat ik wegens privéredenen mijn contract niet wilde verlengen. En dat ze vooral niets mochten vragen aan mij, waardoor ik dus dacht dat iedereen achter mijn niet-contractverlenging stond. Ongelofelijk, hé?”

De truc van Frank Raes

“Mijn passage bij Racing Genk, het tweede jaar na de fusie, wordt meestal vergeten. Logisch, want uiteindelijk is het bij een voorbereiding en een halve wedstrijd gebleven. (lacht) Twee dagen voor de start van de competitie werd ik gebeld door Jos Verhaegen, samen met René Snelders de sterke man bij Germinal Ekeren. Ze hadden hun eerste drie oefenwedstrijden onder Albert Bers verloren, hij vroeg aan de telefoon of ik wilde overnemen. ‘Jos, dat kan niet, want zaterdag begint de competitie.’ Maar omdat we dicht bij elkaar woonden en ik bij Antwerp nog met EddySnelders samengespeeld had, ben ik toch naar zijn huis gereden. Jos heeft heel de nacht op mij ingepraat, rond vier uur ’s nachts hapte ik toe. Ik belde meteen de manager van Genk uit bed. ‘Ik wist het, ik wist het!’, riep hij aan de telefoon, maar hij had er begrip voor dat ik een eersteklasser wilde trainen. We spraken af dat ik nog de openingswedstrijd in Diest zou coachen, maar aan de rust vielen de lichten uit. Niet te geloven.

“Terwijl ik door FrankRaes geïnterviewd werd, zou de manager het bestuur inlichten. Frank had ‘iets’ door en vroeg wat er scheelde. ‘Bel me morgen op, ik heb nieuws.’ Maar hij ging naar de receptie en zei tegen iemand van het bestuur: ‘Straf hé, van René?’ En hij kreeg meteen het hele verhaal. (lacht) Toen we terug in Genk waren en op de beelden wachtten, heb ik de spelers ingelicht. Gelukkig maar, want een paar minuten erna vertelden ze op televisie dat ik naar Ekeren zou vertrekken.

“Germinal… (blaast) Het eerste wat me opviel, was dat Eddy Snelders totaal niet in vorm was en door het publiek uitgefloten werd. ‘Komaan Eddy, we gaan ’s morgens naar het Park van Brasschaat aan je conditie werken.’ Maar toen ik hem aan de rust eens wisselde, zat het spel op de wagen. Op weg naar de perszaal werd ik door René, zijn vader, tegengehouden. ‘Jij wil me belachelijk maken’, schreeuwde hij. Ik stelde voor om daar na de persconferentie op een rustige manier over te praten, tot hij me een duw gaf en ik tegen de metalen platen van de tribune viel. De dag erna heeft hij zich tijdens een vergadering met Jos, Eddy en zijn broer Albert verontschuldigd, maar de kiemen voor een conflict waren gezaaid.

“Kort na Nieuwjaar liep het niet zo goed, waarna ik aan Jos voorstelde om de spelers bijeen te zetten voor een groepsgesprek. Of er eventueel iets moest veranderen? Ik zou ’s avonds naar Jos terugbellen, maar tot mijn grote verbazing zag ik hem plots langs een klein deurtje binnenkomen. Hij wilde mee luisteren, de spelers wachtten op een reactie. ‘Jos, ik denk niet dat het een goed idee is om hier bij te zijn…’

“Toen ik hem erna aan de lijn had, zei hij dat ik gelijk had, maar nog diezelfde avond liet hij Urbain Haesaert tekenen. Onder druk van René Snelders – dat heeft Jos me jaren erna bevestigd -, terwijl zijn zoon ook dankzij mij nog een mooie carrière gemaakt heeft en met Lierse nog kampioen is geworden. Ik heb het seizoen nog uitgedaan. Probleemloos gered en zelfs nog de finale van de beker van België gespeeld (2-0 verloren van Club Luik, nvdr).

“Had ik moeten zwijgen? Jaren erna zei Eddy Wauters, voorzitter van Antwerp, van wel. ‘Je had tegen Jos moeten zeggen: kom erbij, zet je.’ Had ik mijn mond moeten houden, dan kon ik er misschien twee of drie jaar gebleven zijn, maar door principieel te zijn kom je aan meer dan twintig ploegen, hé?”

De duurste gratis trainer ooit

“Volgende halte: KV Kortrijk. (zucht) Een paar maanden om zo snel mogelijk te vergeten. Karaktertjes hoor. Gerard Plessers, HendrieKrüzen, PeterEikelboom… Uitgebluste voetballers die na de training meteen de kroeg indoken. Het klikte gewoon niet, slechte mentaliteit.

“Na een erg mooi intermezzo bij Zwarte Leeuw kwam Beerschot, waarmee ik het seizoen ervoor ook al gepraat had. We hadden zelfs een contract getekend, maar terwijl de voorzitter van het sportcomité – Paul Nagels -mij aan de pers voorstelde, kwam de ondervoorzitter binnen. ‘Desaeyere wordt hier geen trainer, Barry Hughes wordt coach.’ En hij liep meteen weer weg. (schudt het hoofd) Paul kon niets meer doen, want Hughes kwam gratis omdat hij een aantal sponsors zou meebrengen. Later is gebleken dat ze nog nooit een duurdere trainer hadden, want ze waren verplicht om de uitrustingen voor de jeugd bij die sponsors te kopen. Miljoenen franken gekost. (schatert)

“Ik had een verbrekingsvergoeding kunnen vragen, maar dat doe je niet tegenover een club waar je opgeleid bent. Plus: Paul zei dat ik later wel trainer van Beerschot zou worden en ik had niet het gevoel dat hij zijn woord zou breken. Hughes had het vrij goed gedaan, maar het jaar erna zat ik toch in Beerschot op de bank. Drie goede seizoenen, telkens in de eindronde gesneuveld. Over die eindrondes alleen al zou ik een boek kunnen schrijven… (zucht) Onwaarschijnlijk. Op een bepaald moment stonden we aan de winterstop tien punten voor en toch… Ik moet er geen tekening bij maken, zeker?”

“Na Beerschot heb ik nog eventjes in Beveren gewerkt en vertrok toen, totaal onverwacht, naar Ilhwa Chunma, een ploeg in… Zuid-Korea. Het beste wat mij ooit overkomen is. De taal was een probleem. Op het veld kan je nog met gebarentaal veel duidelijk maken, maar het was heel moeilijk om spelers via een tolk in het hart te raken, terwijl je dat juist wel moest kunnen met gasten die bijvoorbeeld op de bank zitten.

“In een van onze oefenwedstrijden, tegen een universiteitsploegje met jongens van negentien jaar, zat de coach de hele wedstrijd te roepen en te tieren. Toen we scoorden, werd de speler die een fout gemaakt had meteen gewisseld. Hij ging stokstijf voor zijn trainer staan, die hem twee klappen tegen het hoofd en een ferme trap tegen zijn been gaf. Jempi Stijnen, een van mijn assistenten, wilde tussenkomen, maar we hebben hem gelukkig kunnen tegenhouden. Na de match zei onze kapitein dat lijfstraffen daar nog de normaalste zaak van de wereld waren. ‘Wie een fout maakt, vindt het vanzelfsprekend dat hij fysiek gestraft wordt. ‘

“Ik was goed voorbereid en had gelezen dat directeurs van firma’s de gewoonte hadden om met het personeel op stap te gaan en ze dan vol kapten met whisky, zodat de tongen loskwamen en ze daardoor heel goed wisten wat er bij de werknemers leefde. Ik gaf mijn kapitein de opdracht om zo’n avond te organiseren, zónder mijn hulptrainers, want dat waren de spionnen van de voorzitter. Schitterend, na een uur hing heel de spelersgroep rond mijn nek. Tot er de dag erna foto’s in de krant stonden en ik bijna buiten lag. (schatert) Gelukkig kon ik aan de voorzitter uitleggen dat de grote firma’s zulke avonden geregeld organiseerden.

“Het waren twee schitterende seizoenen, waarin we zelfs de finale van de Aziatische Champions League bereikten.”

Vervangen door een taxichauffeur

“Denderleeuw, na anderhalf jaar zonder ploeg, was goed. Ik zou er blijven, tot ik door Eddy Wauters gebeld werd. Antwerp was aan het onderhandelen met Chinese investeerders, die er een Nederlandse trainer – Jo Bonfrère – zouden plaatsen, maar hij geloofde niet in de goede afloop. ‘Ik zit in de problemen. Binnen tien dagen beginnen de trainingen, ik heb ‘nen trainer’ nodig.’ Ik zat bij mijn dochter, die in de Verenigde Staten woont, maar keerde toch vroeger naar België terug. ‘Wil je me helpen, René?’ Ik had er zeven jaar gespeeld, dus… Hij zou binnen de week beslissen, maar ik hoorde niets meer. Tot hij de dag voor de eerste training zei dat ik mijn contract mocht komen tekenen.

“Geen succes, neen. Het deed me denken aan mijn periode bij Standard: er was niets in orde. Ik was nooit thuis, zat altijd op de club om van alles te regelen. Na acht competitiematchen stond ik op straat. Verloren van onder anderen Standard, Anderlecht en Club Brugge, maar ik had het gevoel dat we ons zouden redden. Ik kan nog begrijpen dat ze een coach buitengooien, maar dan moet je niet afkomen met een vervanger die geen ervaring had. Doj Perazic, taxichauffeur in Antwerpen. Toen heb ik meteen gezegd: ‘Antwerp gaat eruit en komt nooit meer terug.’ Al tien seizoenen in tweede klasse, hé…

“Via een vriend, Robert Procureur, vertrok ik naar… Thailand. Robert was er een paar jaar ervoor met Jean-Marc Guillou een voetbalacademie begonnen en had er ook een club, Muangthong United, waarmee hij in twee seizoenen van derde klasse naar de Thai Premier League promoveerde. En, het jaar voor ik er was, meteen de titel gepakt!

“Schitterend seizoen. Los kampioen geworden, supercup gewonnen en de halve finale van de AFC Cup – de Aziatische tegenhanger van de Europa League – gespeeld. Maar geen nieuw contract gekregen. (lacht) Je kunt soms ook té goed werken. De voorzitter, die tijdens de matchen met zijn zoon in de dug-out zat, had de gewoonte om zijn trainers geregeld tot de orde te roepen, maar dat seizoen was daar geen enkele aanleiding toe en was hij zijn speeltje kwijt. Ik ben er vorig jaar, na omzwervingen bij drie andere clubs in Thailand, wel nog even terug geweest, maar toen strandden we op drie punten van de kampioen.

“En dan naar Aalst, een stad waar ik wel ‘iets’ mee heb. Toen ik bij RWDM speelde, gingen we na de match altijd op stap in Antwerpen of Aalst, waar Maurice Martens – een kameraad – woonde. We gingen geregeld naar ‘den Eendracht’ kijken, een club waarvan ik nog altijd denk dat er iets meer dan tweede klasse mogelijk is.

“Dertig jaar trainer… (blaast) Voorbijgevlogen, hé. Ik heb altijd geprobeerd mijn ding te doen, deed nooit een knieval om aan een job te geraken. Het financiële was nooit doorslaggevend, ook niet als speler. Want als geld je enige motivatie is, dan hou je het nooit vol. En zeker geen dertig jaar.”

DOOR CHRIS TETAERT – BEELD: BELGAIMAGE/JONAS HAMERS

“Mijn passage bij Racing Genk wordt meestal vergeten. Logisch, want uiteindelijk is het bij een voorbereiding en een halve wedstrijd gebleven.”

“De Zuid-Koreaan die een fout gemaakt had, ging stokstijf voor zijn trainer staan, die hem twee klappen tegen het hoofd en een ferme trap tegen zijn been gaf.”

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content