Terugkeren naar België vindt Vadis Odjidja Ofoe allerminst een vernedering. ‘Ik zocht een club waar ik zou kunnen spelen. Na vier jaar mocht dat wel.’ Gesprek met de nieuwe motor van Club.

Even voorbij het uur strompelde Vadis Odjidja Ofoe in Waregem naar de kant. Mbaye Leye had er op de counter net 2-0 van gemaakt en de Brugse middenvelder zat door zijn beste krachten heen. Hij wees naar de achterkant van zijn bil. Een verrekking? Een scheurtje? Een kramp, zo bleek achteraf. Niks ernstigs. De fans van blauw-zwart slaakten een luide oef, want in het eerste uur had de van Hamburg overgekomen middenvelder getoond dat hij alles in zijn mars heeft om op het middenveld de nieuwe patron van Club Brugge te worden. Samen met de al eerder weggezakte Marc-André Kruska had hij Brugge aangestuurd en getoond dat beiden – op termijn – de motors van het nieuwe Club konden worden. Een Club dat vooralsnog een gestegen technisch vermogen niet koppelt aan een verhoogd rendement. Zorgelijk, want de nederlaag in Waregem was de zesde in zeven wedstrijden. De motor draait nog lang niet warm. Maar er glooit een sprankel hoop aan de einder.

Het zijn drukke dagen voor Vadis Odjidja Ofoe. Niet superdruk, maar er moet toch een aantal dingen worden geregeld. Een nieuw huis, een andere wagen. De verhuis van Hamburg naar Brugge is nog niet helemaal geregeld, het is zijn vader die de laatste zaken moet afhandelen. Tot hij een woonst vindt in Brugge, logeert hij voorlopig nog in Gent, daar waar het twee decennia geleden allemaal begon.

Opgroeien in Gent

Vadis Odjidja Ofoe: “Ik ben er opgegroeid in een wijk die we El Paso noemen. Mijn moeder woonde op Malem, in de volksmond het eilandje. Allemaal sociale woningen bij mekaar. Toen ik klein was, woonde ik meestal bij haar. Bij mijn transfer naar Anderlecht zat ik eerst op internaat, tot mijn vader naar Brussel verhuisde. Sindsdien woon ik bij hem. Mijn ouders zijn gescheiden toen ik drie was. Of ik dat jammer vind? Zoals elke jongere had ik liever gezien dat ze samenbleven, maar gelukkig kunnen ze goed overweg met elkaar.”

Je vader is Ghanees. Hoe kwam die in België terecht?

“Hij studeerde in Ghana, voor dokter.”

Papa Henri pikt in: “Praat daar maar niet te veel over. Hou het interview over jezelf.”

U was vroeger ook voetballer?

Henri: “Ja, maar niet tot op het niveau dat mijn zoon nu bereikte.”

Vadis: “Toen ik vijf was en me bij Gent aansloot, gingen we de dag na de wedstrijd altijd samen trainen op zaken die ik niet goed deed. Vanaf de kant zie je het altijd makkelijker.”

Hoe was dat, opgroeien in Gent?

“De naam El Paso klinkt Spaans, maar veel Spanjaarden woonden er niet. Eerder Turken en Marokkanen. Wij voetbalden veel op straat, overal waar er toernooitjes waren. Toen ik wat ouder werd, kreeg ik een vaste groep vrienden. Die jongens spelen nu nog samen, in zaal.”

Wat was de inzet van een wedstrijdje?

“Als je jong bent, heb je niet veel geld. Voor de wedstrijd begon, kreeg je bij de tegenstander een speler toegewezen. Na de wedstrijd ging je wat eten, een hamburger of een pita, en de verliezer betaalde het eten van de tegenstander. Dus kwam het eropaan, bij verlies, om zo snel mogelijk naar huis te lopen.”

Verliep dat soort wedstrijdjes fair?

“Als je verloor, ging je misschien wel iets harder door op iemand. Maar grosso modo bleef het fair, eventuele gevechtjes werden snel bijgelegd. Voetbal bleef het belangrijkste. Het was wel goed voor je techniek. Als iemand een trucje had geleerd, wilde iedereen dat kunnen. Ook fysiek was het heel goed. We begonnen ’s morgens en soms liet je de telefoon thuis liggen, zodat je tot ’s avonds kon wegblijven.”

Kortom: een gelukkige jeugd.

“Ja. Toen ik op internaat zat in Anderlecht en alleen in het weekend naar huis kon, besefte ik dat ik de vrienden miste. Op zaterdag hadden we wedstrijd, eigenlijk had ik alleen op zondag wat tijd.”

Brusselse jaren

Waarom koos je al op je tiende voor Anderlecht?

“Omdat we met Gent te veel verloren. Op een dag was het weer eens zover. Zoals iedereen trok ik na de wedstrijd naar de kantine. Mijn vader zag aan mijn gezicht dat er wat scheelde. Ik ging zitten mokken naast een vuilnisbak. Ik had er geen zin meer in. Oké, zei mijn pa, we zien wat we kunnen doen. Een tijdje voordien was Anderlecht komen polsen, maar we hadden neen gezegd. Uiteindelijk ben ik samen met mijn beste vriend toch naar Brussel vertrokken.

“In het begin reed ik op en af. Ik kon niet direct op internaat, omdat ik te jong was. Twee jaar later kon dat wel. Maar leven op internaat vond ik moeilijk. Je werd er voortdurend op de feiten gewezen door opvoeders en alle vrijheid was weg. Ik moest na school direct naar de training en van de training direct terug naar het internaat, waar je om tien uur naar bed vloog. Niet tof. Na vier jaar verhuisde mijn vader naar Brussel en kon ik bij hem terecht.

“De school – richting humane wetenschappen – heb ik afgemaakt, met moeite. De laatste twee jaar had ik geen zin meer. Ik trainde met de A-kern, ging niet naar school en moest alles op mijn eentje leren. Het resultaat met Kerstmis: vijf onvoldoendes. Toen dacht ik: je kan beter stoppen. Mijn pa vond dat ik verder moest doen. Met de hulp van een studiebegeleider ben ik erdoor gekomen. Bij deze bedank ik Peter Smeets voor zijn steun.”

Was je een moeilijke jongen om te begeleiden?

Vadis: “Ja. Geen kwaaie, maar ik durfde kattenkwaad uithalen. En ik was ook koppig. Een puber.”

Henri: “Als je wat zei, werd hij direct boos. Maar twee uur later had hij wat nagedacht en ging hij mee in je redenering.”

Wanneer wist je: ik wil profvoetballer worden?

“Als je jong bent, wil iedereen dat toch! Je kijkt op tv naar de wereldbeker, ziet Zidane en Ronaldo, en denkt: misschien kan ik dat ook. En naarmate de tijd vordert, zie je dat je goed bent, en probeer je beter te worden. Met de hulp van papa.”

Ga je dan op je voeding letten of aan kracht werken?

Vadis: “( lacht) Toen we op Anderlecht krachttraining hadden, stak ik me altijd weg. Ik ben sowieso vrij sterk.”

Henri: “Daarom speelde hij altijd een jaar of twee jaar hoger dan zijn leeftijd.”

Ben je tevreden over je opleiding?

“Ja. Toen ik vijftien was, trainde ik soms met de eerste ploeg. En vanaf zestien alle dagen. Dan voetbalde ik bij de U19, allemaal met en tegen grote venten. Zo word je ook krachtiger. Vaak doe je daar zelfs meer fysiek op dan in de fitness. In Duitsland heb ik wel gepowerd.

“De overgang naar de A-kern verliep vrij goed, vond ik. Alles ging goed, behalve het spelen. Als je vier jaar op de bank zit, raak je dat beu. Twintig keer net uit de kern vallen en naar de tribune vliegen, dan heb je daar alle plaatsjes gezien. Dat was het enige minpunt.

“Ik wijs niemand met de vinger, ik begrijp dat de ploeg moet winnen, daar draait het op het hoogste niveau om. Als je laatste staat, begrijp ik dat geen enkele speler onder de 25 meedoet. Maar bovenin … Als het tien minuten voor tijd 4-0 is, gooi er dan twee jonge jongens in. Iemand van 27, die heeft geen trek meer in die laatste paar minuten, maar voor een jonge speler is dat een tweede Sinterklaas op een jaar. En zo zijn er genoeg kansen geweest om me te brengen.”

Hij had te weinig geduld, vinden ze in Brussel. Een terechte opmerking?

Vadis: “Helemaal niet. Ik heb juist véél geduld gehad. Hoeveel keer ben ik niet op de bank gebleven? Hoeveel keer ben ik niet naar de tribune gevlogen? Nooit heb ik één woord gezegd of wat laten blijken. Ik heb van Andy Vercauteren ( zoon van Frank, nvdr) mediatraining gekregen hé. Ja, misschien ging ik na een tijd wat minder geconcentreerd werken of kwam ik een keer te laat, maar dat overkomt iedereen. Ik heb nooit uitgeschreeuwd dat ik moest spelen.”

Henri: “Als je in een donkere kamer zit en je ziet onder de deur een streepje licht maar niemand doet de deur voor je open, ga je na een tijd zelf op zoek naar een manier om die te openen. Op een bepaald moment moet je denken aan je verdere leven.”

Vadis: “Te horen krijgen dat je in de tribune zit, gebeurt pas vlak voor de wedstrijd, na de opwarming. Dan ben je al een hele dag bezig met de match, want Anderlecht verzamelt vroeg. Na een tijdje denk je: zeg, verdorie, ik had vandaag evengoed iets met de vrienden kunnen doen.”

Henri: “Sommige mensen zeggen me: Vadis heeft juist een sterke mentaliteit, dat hij dat jaren kon verdragen! Zoiets zou ik wel eens willen horen uit de mond van iemand in Anderlecht.”

Wie draagt daar de verantwoordelijkheid voor?

“Ik moet niemand aanwijzen als schuldige. Nog andere jongens hebben geen kans gekregen. Niet bij één trainer, maar bij tien. Mij lijkt het een Belgisch probleem. Bij de reserven speelde ik vaak met Sven Kums. Uiteindelijk heeft die via een andere weg naam gemaakt, maar ik denk dat niemand nu kan beweren dat hij, als hij nu in het shirt van Anderlecht zou spelen, het niet goed zou doen. Maar als je geen kans krijgt, kan je dat niet tonen.”

Maakte het feit dat je pa ook een job bij de club had, de keuze voor een vertrek moeilijker?

“Dat was niet echt iets wat me dwarszat. Ik wist dat hij zou stoppen als ik vertrok. Het was moeilijk om zoiets te beslissen, omdat ik er al zo lang was. Maar uiteindelijk gaf de wens om te voetballen de doorslag. Ook al wist ik dat het in Hamburg moeilijk zou zijn om te slagen.”

Duitse deceptie

“Duitsland was helemaal anders. In Duitsland kijkt niemand naar je, zeker niet als de ploeg wint.

“Ik heb er in één jaar twee trainers gehad. Van Huub Stevens wist ik dat er een kans was dat hij zou vertrekken omwille van de ziekte van zijn vrouw. Toen kwam er een nieuwe trainer ( Martin Jol, nvdr), die zijn aankopen deed. Ik was er ook niet bij in de voorbereiding, koos bewust voor de Spelen. En eens je die keuze maakt, moet je niet bang zijn voor de gevolgen.

“Toch vond ik de periode bij Hamburg zeer leerrijk, al is het niet helemaal verlopen zoals ik wenste.”

Je wordt niet graag met Vincent Kompany vergeleken, maar door in zijn spoor te blijven, werd het haast onvermijdelijk.

“Het is niet dat ik niet graag met hem word vergeleken, maar hij is een totaal ander iemand. De gelijkenis ligt in de huidskleur en de positie, maar daar houdt het op.”

Denk je? Dezelfde coole benadering, alles voetballend oplossen …

“Dat misschien ook, maar 90 procent van de spelers van Anderlecht heeft die kenmerken.”

Is het een compliment of een last?

“Beide. Hij is Gouden Schoen, dus …”

Gouden Schoen Witsel is ook een halfbloed. Welk voordeel heeft dat volgens jou?

“Afrikanen zijn in het algemeen iets sterker dan Europeanen of Belgen. Als je hier je hele leven bent geweest, ben je vrij technisch. Met andere woorden: een goeie mix. We zijn niet supersnel, maar wel snel van uitvoering. En van denken. En toch hebben we die Afrikaanse cool, met een uurwerk dat soms verkeerd loopt.”

Hoe sterk ben je tactisch? Je moet goed geleid worden.

“Niet mee eens. Als ik de volledige vrijheid krijg, zal ik wel eens dingen doen die ik niet moet doen, maar als een trainer mijn positie aflijnt, trek ik mijn plan.”

Maar je mag hem niet beperken tot het defensieve, horen we. Want dan wordt hij nukkig.

“Op Anderlecht hebben ze me bij de reserven ooit in de verdediging gezet. Bijna een heel seizoen. Dat wilde ik niet. Dus liep ik elke keer mee naar voren, om ze dat duidelijk te maken. Ik denk dat je in het voetbal een beetje eigenzinnig moet zijn. Als je alles altijd zomaar aanneemt zonder vragen te stellen, krijg je snel de naam geen karakter te hebben. Maar als je te veel je mond opendoet, ben je arrogant. Tactiek? Als je vijf weken in hetzelfde systeem voetbalt, is het volgens mij beter eens geen bespreking te houden dan weer hetzelfde te vertellen. Video vind ik wel het fijne gedeelte van de bespreking. Iets zien helpt. Als ze het alleen zeggen, geloof je het meestal toch niet. En denk je: foert.”

Keuze voor Club

Waarom koos je voor Club Brugge?

“Er waren teams uit Nederland geïnteresseerd, maar als Twente al Tioté en Maaroufi heeft voor mijn positie en die spelen niet, dan zou het dom zijn om daarvoor te kiezen. Ik sprak ook met Standard, maar op een bepaald moment ging dat niet meer zo goed. In Engeland heb ik even getraind bij West Brom, maar daar zei de trainer ook al dat ik eerst een paar weken goed moest trainen voor ik eventueel in het team zou komen. Voor mij was spelen – ik voetbal nu al bijna vier jaar niet meer – heel belangrijk. Dus leek de keuze voor Club Brugge, dat middenvelders zocht, een hele logische. En bovendien: is terugkeren naar België zo erg? Ik vind het niet vernederend.”

Heb je Anderlecht gepolst?

“Er zijn mensen die een terugkeer hebben willen regelen, maar ikzelf ben niet bij Herman Van Holsbeeck geweest om hem te smeken me asjeblieft terug te nemen. Dat stond in de krant, maar het klopt niet. Ik denk dat ik te fier ben of te veel ego heb om dat te doen. Ik heb sinds mijn vertrek nog met niemand van Anderlecht gesproken.

“Als Anderlecht geen jongeren gaat opstellen, zullen ze nooit de grote winnaar zijn. Maar wie dan wel de grote winnaar is, zullen we maar aan het einde van mijn carrière kunnen zeggen.” S

door peter t’kint – beelden: reporters

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content