Jackson Avelino Coelho is het nieuwe troetelkind van de Westerlosupporters. Een Braziliaan met een droom : ‘Om het nationale elftal te halen zou ik alles doen.’

Kort na de winterstop vorig seizoen verhuisde hij van de Kuip naar het ’t Kuipje. Op huurbasis, want Jackson Avelino, kortweg Jaja, Coelho (19) ligt nog onder contract bij Feyenoord. De Rotterdammers opteerden ervoor om hun ongeslepen diamant te laten rijpen in het immer rustige Westerlo. Een beslissing die loont, want Coelho is inmiddels in uitstekende doen. Wegens aanpassingsproblemen en een verrekking zette hij zich aanvankelijk slechts moeizaam door, maar bij het begin van dit seizoen lijkt de Braziliaan een heuse metamorfose te hebben ondergaan.

Tegen Cercle Brugge liftte Coelho de bal met een uitmuntend lobje over doelman Francky Vandendriessche en ook tegen RC Genk zag de aanvaller een prima wedstrijd met een dito doelpunt bekroond. De spits, die zaterdag tegen Brussels twee keer scoorde speelt sterker dan ooit. Alleen communicatie blijft een heikel punt : voorlopig spreekt Coelho louter Portugees. Tijdens het interview worden we dan ook vergezeld door zijn broer EisenhowerJunior en tolk David Paas, die een aardig mondje Portugees overhield aan zijn periode bij Vitória Guimarães. Of de taalbarrière misschien een probleem vormt bij het samenspel met zijn spitsbroeder Peter Utaka ? “Neen hoor, die is optimaal. We maken samen heel wat lol. Aan tafel zitten we vaak naast elkaar en Bob( Bobsam Elejiko nvdr) spreekt een beetje Spaans, hij vertaalt af en toe een woord.”

De cafetaria van Westerlo heeft, net na het middagmaal, tussen de twee trainingen van die dag in, iets weg van een gezellige volkskroeg : tegen een achtergrond van een groepje luidruchtige kaarters, met onder meer Jef Delen en Chris Janssens, doet Coelho zijn verhaal.

Zijn roots liggen in het stadje Ipatinga, ten noordoosten van de grootstad Belo Horizonte, in de staat Minais Gerais, een van de 26 Braziliaanse deelstaten. Een industriestad, ter grote van pakweg Antwerpen. Aan de oevers van de plaatselijke Piracicaba trapte Coelho zijn eerste balletjes. In tegenstelling tot veel Braziliaanse voetballers die hun geluk in Europa besluiten te beproeven, komt Coelho uit een gegoed milieu. Vader Eisenhower is elektricien en reist voor zijn job door heel het land, moeder Maria verzorgt het huishouden.

Coelho : “Voetbal heeft me altijd gepassioneerd. Ik kreeg de microbe van thuis mee, vader voetbalde ook. Niet professioneel, nee, maar geloof me : hij was een crack. Toen ik zeven was, ging ik voor het eerst in clubverband spelen, bij Recanto Ideal Clube. Rond die tijd begonnen mijn vrienden me ook Jaja te noemen. Of het een speciale betekenis heeft ? Niet echt, het slaat op Jackson, ik vond het gewoon leuk klinken.

“Vroeger gingen Braziliaanse scouts vaak kijken naar jongens uit de sloppenwijken die op straat voetballen. Het gebeurt nog, maar minder. Ik ben op eigen initiatief in clubverband gaan voetballen, hoewel ik toch ook veel op straat gevoetbald heb. In mijn jeugd was ik van ’s morgens tot ’s avonds met de bal bezig. Denilson, van Betis Sevilla, was mijn grote idool. Na Recanto speelde ik nog voor verscheidene teams in eigen land. De laatste, voor ik via Feyenoord in Westerlo belandde, was América Futebol Clube. Ik speelde er vanaf mijn vijftiende. América is een club uit de tweede nationale competitie – in Brazilië bestaan er ook tal van regionale competities, georganiseerd per provincie. Bij elke thuiswedstrijd kan América rekenen op een achterban van om en bij de tien à vijftienduizend toeschouwers.”

Ook bij zijn Braziliaanse ploeg speelde hij als prof. “Naar Braziliaanse normen had ik een goed loon, enfin relatief gezien natuurlijk. De levensstandaard ligt in Brazilië een stuk lager. ( Aarzelend.) Ik verdiende er in ieder geval voldoende om van te leven. Mijn ouders willen me alle kansen geven, want wie het wil maken in het voetbalwereldje, moet naar Europa. De Braziliaanse spelersmarkt is gewoon te groot om je in de kijker te spelen, tenzij je heel erg goed bent. Het was niet zo dat ik me halsoverkop in een avontuur stortte. Ik heb bij veel mensen informatie ingewonnen.”

De drempel om in Europa te komen voetballen was wel hoog, zegt Coelho. “Ik was nog nooit buiten Brazilië geweest. Alles wat je voorheen als evident beschouwde, is plots abnormaal. Vandaar dat mijn broer meekwam naar Westerlo, we wonen op een appartementje vlakbij het stadion. Eigenlijk is het een ideale situatie : mijn broer doet zowat alles, ik kan me volledig op het voetbal focussen. Plus : je bent nooit echt alleen. Ik mis de rest van mijn familie, maar we telefoneren erg veel en mijn ouders zakken geregeld af naar België. Er is geen druk van thuis uit, zoals je bij veel andere spelers ziet. Het is niet zo dat ik moet slagen om voor mijn familie te zorgen, ik kom uit een stabiel gezin.”

Ook de beleving ervaart hij anders in Europa. “In Brazilië staan we op en gaan we slapen met voetbal. De mensen zijn er constant mee bezig. In de hele provincie Minais Gerais staat alles in het teken van het spelletje. ( Mijmerend.) Brazilianen zijn sociale wezens, we hebben erg veel behoefte aan contact. Dat was toch een schok toen ik hier arriveerde. En dan zwijg ik nog over het temperatuurverschil of het verkeer. Thuis leven we op straat, om de haverklap valt er iemand bij je binnen.”

Naar zijn persoonlijke sportieve aspiraties laat Coelho voorlopig raden. “De verschillen tussen het Braziliaanse en het Belgische voetbal zijn immens. Het niveau in de Braziliaanse tweede afdeling komt min of meer overeen met wat ik hier bij Westerlo ervaar. Tot zover de gelijkenissen. De Braziliaanse ploegen passen een heel andere tactiek toe. Vijf spelers verdedigen, de rest denkt louter offensief. Bijna geen enkele trainer stuurt zijn ploeg met defensieve richtlijnen de wei in. Het doel is simpel : meer doelpunten maken dan de tegenstander. Hier draait een wedstrijd vaak uit op een tactisch steekspel, organisatie en resultaatvoetbal zijn de codewoorden. Wat ik verkies ? Het sambavoetbal heeft zijn charme, spelplezier staat centraal, maar ik ben hier ook gelukkig. Wees gerust : ik ben een stevige boy, met het fysieke aspect heb ik weinig moeite.”

Ambieert hij misschien de titel van topschutter dit seizoen ? “Veel spitsen zijn individualistisch ingesteld. Ik niet : als een ander scoort, ben ik even blij. Neen, topschutter worden is geenszins mijn ambitie. Ik heb ook geen carrièreplanning of zoiets. De ingecalculeerde inloopperiode ligt achter de rug, ik moet me nu bewijzen en dat lukt aardig, toch ? Het moeilijkste wordt bevestigen, want jonge spelers maken vaak een dipje door later op het seizoen. Natuurlijk heb ik dromen. Om het nationale elftal te halen zou ik alles doen. Maar, tranqüilamente, rustig. Ik heb tijd nodig.”

door Bert Boonen

‘Het sambavoetbal heeft zijn charme, maar wees gerust : met het fysieke aspect heb ik weinig moeite.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content