Of ze het nu wijzend, roepend, grimassend of ijsberend doen, week na week vuren onze trainers op eigen wijze hun spelers aan. Maar waar halen ze zelf de mosterd? Achttien trainers over wie hen inspireert. Ariël Jacobs komt als dertiende aan de beurt.

Ma en pa

“Ik ben thuis nog opgevoed met traditionele, klassieke waarden: respect, discipline, eenvoud. Onder respect versta ik alles en iedereen in zijn waarde laten. Discipline is je houden aan afspraken. Eenvoud is zijn en blijven wie je bent. Als adolescent was ik niet altijd tevreden met die waarden: toen ik, in tegenstelling tot mijn leeftijdsgenoten, op mijn achttiende geen auto kreeg, bijvoorbeeld. Pas later besef je of wat je hebt meegekregen goed was. Ik heb geprobeerd dezelfde waarden mee te geven aan mijn kinderen.

“Omdat voetbal de afspiegeling van de maatschappij is, wordt het moeilijk om die waarden in het voetbal te laten bovendrijven. Ik probeer dat wél te doen, wetende dat ik soms van een kale reis kan thuiskomen. Dan ben ik niet ontgoocheld: ik ga uit van de manier waarop ik dingen zie, maar dat is niet dé waarheid.

“Mijn ouders hebben me niet naar het voetbal geduwd, maar ook niet tegengewerkt. Mocht er ooit sprake geweest zijn van profvoetballer worden, zou ik wel tegenkanting gehad hebben. Toen was profvoetballer ook geen gerespecteerd beroep, het bood geen garanties. Nu begrijp ik jonge gasten wel die hun studies afbreken om voluit te gaan voor hun voetbaltalent.

“Ook als speler probeerde ik altijd in de eerste plaats ploegspeler te zijn. Ik ben jaren tegen wil en dank uitgespeeld in de spits omdat dat de ploeg beter uitkwam: ik had de kwaliteiten niet om een echte spits te zijn. Ik kon wel goals maken, maar was niet de snelste en had het liefst het spel voor mij. Maar als je makkelijk scoort, word je bijna in de rol van spits geduwd. Dat ik respect toonde, blijkt uit mijn kaartenlast. In mijn hele carrière kreeg ik niet meer dan vier of vijf keer geel. Toch was ik geen zachte speler, ik voetbalde altijd op de rand van het toelaatbare. Ook nu nog heb ik vaak begrip voor fouten van scheidsrechters.

“Waarom zou ik als trainer die waarden niet proberen hoog in het vaandel te dragen? Want ze hebben te maken met hoe je als mens in mekaar zit. Je bent eerst mens, dan pas voetballer of trainer. Als die eigenschappen me hinderen in het uitbouwen van een carrière als trainer, is dat maar zo. Ik ken veel mensen in het voetbal die zich anders opstellen om zich op te dringen, om iemand te prikkelen. Maar het voetbalwereldje is zo onvoorspelbaar, de parameters zijn niet controleerbaar waardoor je riskeert dat een bepaalde houding later als een boemerang terug in je gezicht vliegt.

“Ik probeer als trainer respect op te brengen voor de eigenheid van alle spelers en er zo het maximale uit te halen. Opgelegde discipline is moeilijk, omdat de maatschappij niet meer accepteert dat iemand zegt: zo is het en niet anders. Eenvoud? Ik probeer altijd mee te geven dat voetbal een heel eenvoudige sport is, die moeilijk gemaakt wordt door de mensen die ze bedrijven: trainers én spelers.”

Emiel Everaerts & Etienne Borré

“Bij de jeugd van Diegem werkte een leraar, Emiel Everaerts, die de kunst verstond om het aanleren van het voetbal heel gezellig te maken. Kortom: een leraar die niet liet voelen dat hij leraar was. Toen ik bij het eerste elftal kwam, stootte ik op Etienne Borré, een man die de kunst verstond om een jonge groep kort te houden en toch voldoende ruimte te geven. Met hem stegen we op zes jaar tijd vier reeksen, tot in de derde klasse. Wat me bijblijft, is niet zijn oefenstof, wel hoe hij de kwaliteiten die in een jonge en enthousiaste groep zaten, maximaal kon ontplooien. Er werd serieus gewerkt, maar er was vooral altijd veel plezier. In die mate dat ik al op mijn 22e zelf goesting kreeg om trainer te worden. Toen deed je dat gewoon als speler, uit vereenzelviging met je club.

“Later werden de primussen van de trainersschool aangesteld als assistent bij de nationale jeugdploegen. Eigenlijk rolde ik van de ene ervaring in de andere. Op mijn 31ste werd ik speler-trainer in de derde klasse. Een nuttige ervaring, maar dat zou ik nooit meer doen. Ofwel speelde je zelf goed en wist je niet wat elders op het veld gebeurde, of je was te veel bezig als trainer. Als je het maximale uit de training wilde halen, kon je zelf amper meetrainen. Dat ging ten koste van je eigen conditie. Dan moest je op je vrije dagen in je eentje gaan bijtrainen.”

Jean Gabin

“Mijn motto komt uit de mond van Jean Gabin (Franse oorlogsheld en acteur, nvdr): ‘Je sais qu’on ne sait jamais.’ Als jonge gast denk je dat je alles weet. Maar het voetbal is zo complex en onvoorspelbaar dat je het nooit weet, dat je altijd voor nieuwe situaties komt te staan.

“Wat ik, tot bijna in het absurde had, was leergierigheid. De discussies rond de cursussen met mensen uit het vak waren dikwijls nuttiger dan de lessen zelf. Anderzijds dacht ik wel eens, op terugweg na een meeting met een grote naam uit het wereldje: ‘Je hebt nu een grootheid gehoord over het vak, maar in feite heb je twee dagen verloren.’ Vaak ontdekte ik wél iets bij mensen zonder naam of reputatie. Bij Porto bijvoorbeeld werkte Bobby Robson met een Ier als physical trainer. Al zijn opwarmings- oefeningen en het fysieke gedeelte van de training gaf die man op ritmische muziek. Rond zijn veldje stonden vier enorme luidsprekers. Al wat hij gaf, paste perfect op het ritme van de muziek. Zijn uitleg? ‘Brazilianen en Portugezen leven met muziek, ik gebruik dat gewoon.’

“Soms pikte ik ook iets op van een naam. Ik heb Guy Thys nog meegemaakt. Wat me bij hem frappeerde, was hoe gewoon hij zich gedroeg, de rust die over hem hing en hoe hij de spelers in hun eigenheid liet.

“Ik ging ook in het buitenland kijken, zelfs toen ik met vakantie was. Ik had een enorme drive. Zoals iedere jonge trainer maakte ik aanvankelijk de fout om oefenstof te zoeken in de literatuur. Dan kom je uit bij oefeningen die je tof vindt omdat ze jou aanspreken. Terwijl ze bijna niets te maken hebben met een specifiek leerproces of beantwoorden aan wat je groep op dat moment nodig heeft. Een trainer moet spelers verbeteren op basis van fouten die hij zag in de laatste wedstrijden. Tegenwoordig ben ik niet meer specifiek bezig met oefeningen, met tactiek of fysieke voorbereiding, wel met de vierde pijler van mijn job: het mentale aspect. Een gebied dat in het Belgische voetbal nog vrij onontgonnen is.

“Op de vraag welke eigenschap in voetbal primeert, zeg ik: het doorzettingsvermogen om te bevestigen of beter te worden, het doorbijten als het pijn doet. Ervoor blijven gaan is niet altijd makkelijk met de toegenomen druk of concurrentie. De enige waarheid in het voetbal is die van gisteren en vandaag, hooguit van het afgelopen weekend. Maar die garandeert je morgen niets meer. Als je daar niet mee om kan, moet je eruit stappen.” S

door geert foutré

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content