Peter Van Petegem zette zijn zinnen op de olympische wegrit. ‘Wie een olympische medaille wint, krijgt erkenning voor het leven.’

Het is druk in de gerenoveerde vierkantshoeve van Peter Van Petegem. In de living ruimt een fotograaf zijn laatste spullen op, in de keuken wil een journalist van Angelique Van Petegem weten hoe haar derde zwangerschap verloopt. De kleine Axandre – twee en een half, barstensvol energie en twee druppels zijn vader – host van de ene ruimte naar de andere, onderwijl vrolijk babbelend en speelgoed met zich meeslepend. De man des huizes nestelt zich ondertussen in een makkelijke stoel. Het is drie uur ’s namiddags, maar ochtendmens Van Petegem heeft er al vijf uur training opzitten. Hij oogt bruingebrand, afgetraind, en, zoals altijd, uitermate ontspannen. Aanstaande zaterdag start hij als de absolute kopman van de Belgische wielerdelegatie voor de olympische wegrit in Athene. In januari van dit jaar verkende de Peet het parcours al en wat hij zag, beviel hem zeer.

Peter Van Petegem : “Er zit één echte helling in van anderhalve kilometer, daarna volgt een stuk vals plat en een gevaarlijke afdaling : redelijk steil, met korte bochten waar je telkens weer in de remmen moet. Dat maakt je plaats in het peloton heel belangrijk. Aan de achterkant van de Akropolis liggen wat kasseien, de aankomst is mooi vlak. Een goeie twee kilometer na de streep heb je nog een licht lopende weg van toch zeker een kilometer. De hellingen zijn niet heel zwaar, maar wel zwaar genoeg om het verschil te maken.”

Het WK-parcours in Hamilton vorig jaar heette ook zwaar en selectief te zijn, maar we kregen zowat het meest slaapverwekkende WK ooit te zien.

“Ik denk dat we een mooiere wedstrijd krijgen dan in Hamilton. Als je op je eentje traint op het parcours in Hamilton, dan is het eigenlijk veel zwaarder dan dat van Athene, maar door die brede wegen kon je je in Hamilton gewoon laten meezuigen in het peloton. Het maakte ook niet uit waar je je ophield : je hoefde niet echt te wringen om vooraan te komen. Als er in Athene gekoerst wordt en je zit achteraan, dan zal dat veel meer pijn doen, want op de hellingen is de weg veel smaller dan op de brede wegen ervoor. Een demarrage zal je nooit kunnen counteren als je halverwege het peloton zit. Het wordt dus nerveus wriemelen (lachje). En dat is beter voor mij. In Hamilton gingen we met honderdvijftig renners de laatste ronde in, nu zal het veel meer een afvallingskoers worden. Ik denk dan ook dat we op het einde vooral de klassieke renners zullen terugzien : Bettini, Rebellin, Freire, Astarloa.”

Wat is het grote verschil tussen zo’n olympische wegrit, waar je rondjes rijdt, en een klassieker ?

“In Parijs-Roubaix of Luik-Bastenaken-Luik begint de koers op 150 kilometer van de aankomst, op de kasseien of op de hellingen. Vanaf dan is het iedere keer een gevecht om vooraan te zitten op de gevaarlijke punten. Je moet vooraan rijden of het is gedaan. Als je rondjes rijdt, komt het er veel meer op aan het juiste moment af te wachten om mee te glippen in een ontsnapping. Wanneer je op de Spelen een ontsnapping krijgt, zullen dat waarschijnlijk ook de mannen zijn die de wedstrijd tot op het einde zullen dragen. Je treedt per land slechts met vijf renners aan, waardoor je moeilijk nog iets kan rechtzetten. Je moet heel attent zijn, het is nog nerveuzer dan een klassieker.”

Is dat voor iemand als jij, die zich gedurende een groot deel van de wedstrijd graag achteraan in het peloton ophoudt, geen moeilijke opdracht ?

“Ik zal iets meer vooraan moeten koersen, maar de olympische wegrit is 250 kilometer, dus ik verwacht niet dat de koers al na 50 kilometer in zijn plooi valt. Het komt erop aan zo lang mogelijk rustig te blijven. Zo denk ik op voorhand zelden aan de wedstrijd. Tijdens de koers zelf ben je veel bezig met het gevoel van je benen. Op elke helling evalueer je : word ik beter of slechter ? Dat onderscheidt de winnaars ook van de andere jongens : heel bewust met de stress kunnen omgaan. De meeste winnaars hebben een rustig kopje, terwijl de anderen vaak tilt slaan.”

Paolo Bettini is anders ook geen toonbeeld van rust. Hij slaagt er amper in om te eten tijdens de wedstrijd, zo zenuwachtig is hij.

“Op het WK in Hamilton gebeurde er de hele dag niks en was Bettini op het eind helemaal op van de stress. Bettini is een renner die de hele dag moet kunnen koersen. Ik ben een heel ander type : ik moet het van een paar momenten hebben. Dan ben ik misschien wel explosiever dan hij, maar Bettini is sowieso veel sterker.”

Hoezo ?

(Wijfelend.) Bwah, sterker… In mijn wedstrijden – Parijs-Roubaix, de Ronde van Vlaanderen – kan ik hem wel aan. Laat ons een helling van een kilometer op sprinten en dan ben ik misschien ook wel sneller, maar op kaskes van drie à vier kilometer is hij beter. Hij is ook veel jonger, hé.”

Het lijkt wel of je je oud begint te voelen. Onlangs zei je ook al in Humo dat je explosiviteit afneemt.

“In bepaalde streken wel, ja (lacht). Ik heb dat gezegd na Tirreno-Adriatico, waar er veel misging. Eerst en vooral met de ploeg – ik heb toen ook voor het eerst gezegd dat er versterking moest komen voor volgend jaar. Want ik kan de ploeg niet redden in Tirreno. Vroeger kon ik daar op bergjes van twee, drie kilometer wel eens meesprinten met Bartoli of Bettini, maar dat vermindert. Ik heb een zwaardere wedstrijd nodig om uit de verf te komen, wat normaal is als je 35 jaar wordt. Het is echter niet zo dat mijn explosiviteit plots weg is, integendeel : in Luik-Bastenaken-Luik demarreerde ik dit jaar op de Saint-Nicolas, iets wat veel mensen van mij nooit verwachtten.

“Op dat moment was mijn gevoel gewoon : ik wil niet meesprinten voor een plaats bij de eerste tien in een koers van 150 kilometer met plaatselijke ronden waar je drie, vier keer dezelfde helling op moet. Dan trek ik liever de sprint aan voor iemand die kan winnen. Nu arriveerden we daar en was het meteen : ‘ Allez Peter, gij hebt dat hier ooit nog gekunnen.’ In de afgelopen twee jaar kwam de druk altijd bij mij terecht.”

Begin dit jaar zei je nog dat je niet liever had.

“Dat wel, maar ik wil ook graag met de ploeg kunnen meestrijden. In bepaalde wedstrijden reed de volgwagen van Lotto helemaal achteraan omdat we niks presteerden in het klassement. Als Lotto in maart had beslist om ermee te stoppen, dan had er een aantal serieus in het haar gekrabd. Jongens die al jaren bij Lotto rijden en denken : ik doe mijn werk, ik blijf bij Lotto. In mijn eerste jaar bij Lotto stond de ploeg vierde op de UCI-ranglijst. In de afgelopen twee jaar presteerde een aantal jongens duidelijk minder.”

Volgens Marc Sergeant had een en ander te maken met de tweejarige contracten. Voor bepaalde renners werkt dat niet.

“Voor heel de ploeg niet. Het is beter dat je een aantal renners een contract van één jaar geeft. Want sommigen zakken dan mentaal volledig in elkaar en doen twee jaar niks. Voor mij was een eenjarig contract trouwens ook beter geweest (lacht). Had ik eind vorig jaar opnieuw kunnen onderhandelen… (Blaast.)

Toch koos je voor Lotto-Omega Pharma.

“Mijn lot ligt een beetje bij Lotto, ik heb hier een volledige ploeg rond mij. Ik had andere aanbiedingen, maar dat wilde ik financieel niet uitspelen. Het gaat vooral om de mensen die je rond je hebt. Ik wil echter niet langer de man zijn die de ploeg moet rechthouden. In het kader van de Pro Tour moeten er versterkingen komen.”

Hels kabaal. Zoontje Axandre holt met een plastic miniatuurgrasmaaier over de natuurstenen vloer en komt vlak voor zijn papa tot stilstand. “Zet een keer dat muziekske af”, zegt die, terwijl hij op een paar knoppen drukt. De grasmaaier laat een luid geloei horen. “Oops, da’s nog meer muziek. Je maakt te veel lawaai, papa moet nog eventjes spreken. Ga nog een beetje met je blokjes spelen.” “Is veel lawaai”, zegt Axandre en beent kordaat weg.

Terug naar Athene : de hitte zal er een serieuze rol opeisen.

“We fietsen midden in het centrum, tussen de hoge gebouwen, de drukte en de smog. Veel zal afhangen van de vochtigheidsgraad : als die hoog is, wordt het zwaar. Zelf zie ik niet echt op tegen de hitte, ik heb graag de zon. Het enige probleem is dat ik heel veel zweet (zelfs zittend en bij een temperatuur van 23 graden parelen de druppels op zijn voorhoofd, nvdr.), waardoor ik veel moet drinken, tien tot vijftien bidons van een halve liter. Je moet er ook op letten dat je ieder uur een beetje eet, want bij zulk warm weer heb je daar sowieso minder zin in. Het gevaar is ook dat je veel te veel drinkt en te weinig eet doordat je met een opgeblazen gevoel zit.”

“Volgwagens zijn trouwens niet toegelaten op de Spelen. Dat past in de olympische gedachte : deelnemen is belangrijker dan winnen. José De Cauwer moet volgen vanuit de boxen en ons via de oortjes instructies geven. Als je breuk hebt, dan is het gedaan. Ik denk wel dat er een neutrale wagen achter ons rijdt, maar reservefietsen zijn er niet. Daarom is het ook belangrijk dat Wim Vansevenant meegaat. Hij zal met dezelfde fiets en pedalen starten als ik, zodat hij zijn fiets eventueel aan mij kan afstaan.”

Hoeveel waarde hecht je aan een olympische medaille ?

“Ik denk dat het voor de wielersport heel belangrijk is dat er ook op olympisch niveau aandacht aan wordt besteed. Bij bepaalde verkiezingen, zoals Sportman van het Jaar, staat zo’n medaille toch boven de wereldtitel. Als wereldkampioen rijd je een heel jaar met die trui, dat heeft de grootste symboliek. Een olympische titel draait meer om de eer. Als je die binnenhaalt, word je je hele leven erkend als medaillewinnaar.”

Je was er vier jaar geleden al bij in Sydney. Wat vond je van de olympische sfeer ?

“Daar hebben wij bijzonder weinig van meegemaakt. We logeerden tien dagen lang op 130 km van het olympisch dorp. Van die hele Spelen heb ik dus niks gezien. Niks. Bij de verkenning van het parcours bezochten we kort het olympisch dorp en de nacht voor de wedstrijd hebben we er geslapen. Ik hoop dat we dit jaar wat meer van de Spelen kunnen zien. Als je zelf sport doet, is dat leuk. Ik ga vaak naar andere sporten kijken, vooral voetbal. Er wordt vaak gezegd dat voetballers een luxeleven hebben, maar als ik iemand als Zidane bezig zie op het EK, dan denk ik toch : godverdoeme… Eigenlijk heb ik voor iedereen bewondering die in zijn sport aan de top staat.”

Steekt het nooit dat je veel harder moet trainen dan een voetballer ?

“Zelden. Ik weet dat ik zes uur op een dag moet trainen en zij twee. Dat is gewoon zo en ik heb daar ook heel veel voldoening van. Soms beleef ik meer plezier aan een training dan aan een wedstrijd. In een goede training komen net als in een zware wedstrijd de beste mannen naar boven. Als ik thuiskom na een training van 200 kilometer waarin het tempo zo hoog lag dat ik de man naast me zag sterven, dan praat ik daar liever over dan over een rondeke waarin ik iedere dag 170 kilometer afmaal. Het hotelleven begint na zoveel jaren toch te vervelen, zeker als je in bepaalde hotels zit.”

Is het nog steeds zo erg gesteld met de accommodatie ?

“Het komt regelmatig voor dat het echt erg is. In de Ruta del Sol – toch een mooi rondeke – logeerden we vorig jaar eens in een internaat, met vier renners per kamer. We moesten eten in een refter. Droge spaghetti met olijfolie, want als je niet weet wat er in de saus zit, is de kans groot dat de hele ploeg de volgende dag met diarree kampt. In de Tour de France kan je overigens ook in de campagne zitten, hoor. Dat je amper je valies kan openen als je met twee op de kamer zit. Als het eten niet goed is, neem ik meestal wel het initiatief om biefstuk bij te bestellen of op restaurant te gaan. Ik vind dat dat mijn plicht is. Ik ben ook niet zo’n kopman die niks zegt tegen de jongeren. Er gaat veel jong talent verloren omdat die jongens niet aanvaard worden in de groep. Ik kom graag op voor die gasten bij de samenstelling van hun programma of hun contractbespreking. Dat trek ik mij dan allemaal aan (lacht).”

Axandre komt aandraven met een microfoon. Of papa een liedje wil zingen. “Zijn broer heeft een soort karaoke-installatie gekregen voor zijn goed rapport”, legt Van Petegem uit. “Allez, zing ne keer.” Axandre : “Gaat niet, het is pakot.” “Kapot”, corrigeert Van Petegem. “Mama kan ook goed zingen, vraag het een keer aan mama.”

Je komt blijkbaar graag op voor de rechten van renners. Bij de staking in de Ronde van België was je er als de kippen bij om Tom Boonen bij te treden.

(Snel.) De voornaamste reden voor die staking was die zware valpartij de dag ervoor. Ik wil niet beweren dat die alleen door de slechte weg veroorzaakt werd, de nervositeit in het peloton speelt ook mee. De plaatselijke rondes lagen heel gevaarlijk, dus krijgen alle renners van hun sportdirecteur de opdracht om vooraan te zitten en risico’s te vermijden. Gevolg : nog meer gewring en valpartijen.

“De dag nadien kregen we een etapke van 100 kilometer met vier, vijf plaatselijke ronden in Mechelen. Voor mij is dat kermis. Ik vind dat de Ronde van België meer respect en aandacht verdient, maar dan moet de organisatie ook durven zeggen : we rijden één plaatselijke ronde en niet de kermiskoers van Mechelen. In de Ronde van Duitsland staat er een massa volk langs de weg om Jan Ullrich één keer te zien passeren en voor die mensen is dat een evenement. In Mechelen was er ’s morgens al een tijdrit, het publiek had dus al een hele dag koers gezien, maar na de staking stonden ze ons wel uit te joelen. Nog zoiets : als ik deelneem aan de Ronde van België, zit ik in een opbouwperiode en kan je moeilijk verwachten dat ik op de Bosberg alles open sleur. Maar als ik niet in de eerste groep zit, dan staan ze me langs de kant uit te lachen. (Laconiek.) Dat is dus België. Het gaat zover komen dat de renners met naam niet meer willen deelnemen.”

Axandre is terug, mama legt namelijk ook een interview af. “Papa, papaaaa ! Gaan we boven een liedje zingen ?” “Straks.” “Nu ! Papa ! Nu !” wil Axandre van geen wijken weten. Van Petegem verdwijnt tien minuten uit beeld.

Laten we om af te sluiten nog even terugkomen op je voorseizoen. Het was heel regelmatig, maar de hoofdvogel ontbrak. Welk gevoel heb je daarbij ?

“Na Parijs-Roubaix was dat toch… een shitgevoel (lachje). Ik voelde me heel sterk en als ik win, spreekt iedereen van een perfect voorjaar. Maar aan de Amstel Gold Race en Luik-Bastenaken-Luik beleefde ik enorm veel voldoening. Op de Saint-Nicolas voelde ik me echt super. Misschien heb ik ietske te vroeg aangevallen, maar ik dacht echt dat het kon lukken. Toen Boogerd me passeerde, ging het lichtje echter volledig uit, zowel fysiek als mentaal. (Met pretlichtjes in de ogen.) Ik wou echt eens iets speciaals doen, ik heb énorm genoten van die demarrage.”

Dat belooft voor Athene.

Axandre komt aandraven met een vilstift. “Ik ga papa een beetje kleuren !”, kondigt hij aan. Van Petegem laat zich gewillig een dikke, rode stip op de neus planten.

door Loes Geuens

Loes Geuens

‘Ik ben niet zo’n kopman die niks zegt tegen de jongeren.’

‘Op kaskes van drie à vier kilometer is Bettini beter dan ik. Hij is ook veel jonger, hé.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content