Net als 32 jaar geleden draaide de bekerfinale voor Jules Knaepen uit op een nederlaag. ‘Danny Boffin’, zegt de assistent-trainer van Sint-Truiden, ‘kan niet eeuwig blijven voetballen, hé.’

Zelfs de aanwezigheid van de scheidende Vlaamse minister-president Patrick Dewael kon Sint-Truiden in een broeierig heet Koning Boudewijnstadion niet aan de beker helpen. Daarvoor ontbrak het de Limburgers niet alleen aan scherpte in de duels, voor de rust vonden ze ook geen antwoord op het technisch meesterschap van La Louvière. De ploeg van Ariël Jacobs strafte de verdedigende foutjes van de Truienaars genadeloos af, waarna ze zich voor eigen doel terugtrok. En daar stond een sublieme Jan Van Steenberghe te keepen.

“Dit is klote.” Jules Knaepen, de assistent van STVV-trainer Jacky Mathijssen, vond geen ander woord zo kort na het duel. “Vandaag is voetbal onrechtvaardig geweest voor ons. Die beker moest de bekroning worden van een superseizoen, maar het heeft weer niet mogen zijn. Misschien waren we iets te veel favoriet, al hebben de spelers de tegenstander zeker niet onderschat. La Louvière reageerde gewoon heel opportunistisch op de aangeboden kansen. Zij scoorden op een moment dat wij de wedstrijd in handen hadden. Dat geluk hadden wij niet. Volgens mij waren er drie cruciale momenten : die kopbal die al dan niet over de lijn was, de afgekeurde goal van Bram Vangeel, en de handsbal van Ishiaku die aan hun derde doelpunt voorafgaat. Dit doet pijn. De ontgoocheling is groot, maar ook dit komen we wel weer te boven. Met deze jonge ploeg is immers nog veel mogelijk.”

De bekerfinale was de tweede in de geschiedenis van Sint-Truiden. Tweeëndertig jaar geleden verloor het op de Heizel na verlengingen met 1-2 van het Beerschot van ondere andere Lothar Emmerich. Jules Knaepen zat ook toen op de bank, maar dan als jonge speler. “Wij zijn toen zelfs in afzondering geweest”, herinnert hij zich glimlachend. “Een hele belevenis (lacht). In die tijd deden alleen Anderlecht en Standard dat, hé.

“Het was in Keerbergen, in een klein hotelleke. Het schijnt dat het nog bestaat. Memorabel ! Om vier uur ’s nachts was zo ongeveer iedereen al wakker van het gebleit van de schapen in de weide ernaast. Goed uitgeslapen waren we alleszins niet. Het bestuur had er geen last van : ik denk dat die de hele nacht zijn blijven kaarten en bier drinken (lacht). Ik herinner mij ook nog dat de trainer de bespreking gaf buiten op het terras. Hij pakte elf stoelen. Dat waren dus de pionnen. Om de tijd te doden was er op zondagochtend gelegenheid om naar de mis te gaan (lacht), maar niet iedereen maakte daar gebruik van. Ik deed het bijvoorbeeld niet.”

Het waren dan wel heel andere tijden, het was toch STVV. “Iedereen had een job. Dan ben je met veel andere dingen bezig dan voetbal”, zegt hij. “Het was niet zo dat je daar zoals nu een hele week mee bezig bent. Nu doen we het met jongens uit de streek, toen waren het echt Truienaars. De meesten van ons hadden nooit iets anders gedragen dan een geel-blauw shirt. Spelers die erbij werden gehaald, wat in die tijd stilaan begon, hadden het hier niet zo makkelijk. Waarschijnlijk werden de buitenlanders gezien als een bedreiging, want men wist dat die niet naar hier kwamen om hetzelfde te verdienen als wij. Een Truienaar is daar altijd gevoelig voor geweest. Hij is een beetje een handelaar, hé. Commercieel.”

Toen waren het amateurs, nu zijn het profs. “Wij trainden vier keer in de week. Dan moest er nog rekening mee gehouden worden dat er sommigen moe waren van de fysieke arbeid die ze overdag hadden gepresteerd”, vertelt Knaepen. “Wij voetbalden voor het plezier, nu is het een vak. Toen was het veel meer een sociaal gebeuren. Na de wedstrijd was het altijd feest. Dat kon serieus uitlopen, hoor. We hadden een aantal gelegenheden waar we altijd naartoe gingen. Cafés en een club ook waar we dan nog vaak terechtkwamen en waar dan werd gedanst. Voor ons was dat de afsluiting van een week. De maandag begon er een andere week en die begon met te gaan werken.

“We hadden toen een groep die ook regelmatig in de week eens ging stappen. Vooral de woensdagavond waren we weg. Meestal naar Genk, waar een paar etablissementen waren waar de woensdag iets te beleven viel. Daar reden we dan in file naartoe, hé (lacht). Tot in de vroege uurtjes soms. Lon Polleunis was de leider. Wilde je in die tijd bij een groep horen, dan moest je die dingen ook meedoen, maar ik moet zeggen dat ik er ook wel altijd graag bij was. Ook dat is nu anders. Van leiders wordt nu juist verwacht dat ze zulke dingen niét doen. Ik vond het alleszins een hele mooie tijd, met een paar Duitsers erbij ook, zoals Karl-Heinz Wissmann. Die wisten ook wel wat een pint drinken was (lacht). Stappen hoorde bij het leven in Sint-Truiden. Als je een slechte wedstrijd speelde, kwam het omdat je te veel op stap geweest was, werd er gezegd. Eigenlijk was dat een compliment, vond ik. Men wou niet inzien : het was slecht omdat ze niet beter kunnen (lacht).”

Ook toen gebeurde het in een soort 4-3-3 en meer dan nu nog was STVV een verzameling van vooral karakterspelers. “Verliezen stond niet in ons woordenboek als we het veld opgingen”, lacht Jules Knaepen. “We hadden misschien niet de kwaliteiten om te winnen, maar doordat we als ploeg onverzettelijk waren, konden wij soms stunten. Achterin hadden we een aantal beenharde verdedigers. Lon Polleunis zei voor de wedstrijd altijd : vanachter mag alleen de wind voorbij. Zo was dat hier. Hier heeft men altijd gekozen voor de beuk erin en dan zien we wel. Globaal gezien was het tempo van het voetbal natuurlijk veel lager in die tijd. Ik vond dat er vroeger meer gevoetbald werd met de voeten en het hoofd, nu is het ook met al de rest. Van kop tot teen, heel het lichaam is nu belangrijk.”

Hij, Jules Knaepen, was geen typische STVV-voetballer. Eerder dan van spierkracht en agressie moest hij het hebben van de voeten en het hoofd. Als trainer is hij in Sint-Truiden altijd het belang van een goeie techniek blijven verkondigen. “Nog altijd pleit ik ervoor om in de jeugdopleiding het accent op basistechnieken te leggen”, zegt hij. “Het zou ook verkeerd zijn alleen spelers over te houden die vooral karakter hebben. Je moet ervoor zorgen dat je ook getalenteerde jongens met misschien iets minder karakter overhoudt. Ik heb altijd volgehouden dat je in eerste klasse niet kunt overleven op karakter alleen. Dat kost te veel energie. Ik vind dat we daar nóg meer aan moeten werken. Jeugd laten doorstromen kan geen optie op zich zijn als je er niet mee kunt overleven.”

Overleven. Momenteel gaat het, mede dankzij eigen jeugd. Mede dankzij Danny Boffin ook, een jeugdspeler van 37. In de bekerfinale week Alan Haydock geen millimeter van zijn zijde. Jules Knaepen kent Boffin al lang. Hij had hem nog onder zijn leiding bij de Uefa’s. “Hij speelde in mijn gewestelijke ploeg, in de minst goeie van de twee”, zegt hij. “Op een bepaald moment wou men hem ergens in de provinciale afdelingen kwijt, maar hij is toch gebleven. Danny ontwikkelde zich met heel veel karakter en doorzettingsvermogen. Wat Danny heeft bereikt, heeft hij alleen aan zichzelf te danken. Uiteindelijk was het Eric Vanlessen die absoluut wou dat Danny bleef, omdat hij nog met de reserven van Charleroi tegen hem had gespeeld en in hem geloofde.

“Een geweldige eigenschap van Danny is nog altijd zijn lichtvoetigheid. Daarmee vermijdt hij het aangetrapt te worden. Je ziet Danny bijna nooit tegen de grond liggen, hé. Heel belangrijk voor deze groep is ook dat hij uit de streek komt, iemand die eenvoudig bleef en hier niet de vedette speelt. Daarom voelen deze jongens zich ook allemaal goed met hem. Soms vergeet je wel eens zijn leeftijd. Je hoopt altijd dat hij zoveel zal kunnen blijven brengen, omdat hij de laatste jaren zo belangrijk voor ons was.”

Sint-Truiden kende het beste seizoen uit zijn geschiedenis en wil daar nog lange tijd van genieten. Hoe stabiel STVV is, zal de komende jaren moeten blijken. “Wij zijn dichterbij gekomen, omdat andere ploegen de middelen niet meer hebben om een surplus aan kwaliteit bij te kopen”, meent Jules Knaepen. “Er zit alleszins een gezonde mentaliteit in de club. Financiële avonturen worden hier niet ondernomen. Of dat voldoende is om je te handhaven op een hoog niveau, zal moeten blijken.

“Achteraf is het makkelijk praten, maar wie had voor het seizoen durven zeggen dat we bijna 60 punten zouden halen en bijna de beker zouden winnen ? Niemand. Supporters, ja, die roepen al eens dat we kampioen gaan spelen. Of een bestuur, dat zegt dat je een prijs moét halen, maar waarop is dat gebaseerd ? We hebben ervoor gewerkt, maar daarom heb je de resultaten nog niet. Je weet nooit of spelers weer hetzelfde niveau zullen halen, evengoed, minder of nog beter zullen presteren. Met Delorge, Hayen en Kalisa hadden we een defensieve driehoek die heel belangrijk was. Voorin hadden we met Mbonabucya, Vangeel en Boffin drie jongens die elk meer dan tien keer scoorden, plus een Buvens die er als invaller ook zes maakte. Daarmee is er iets mogelijk.

“Als je ambitieus bent en dat wil bevestigen, moet je je nu iets gaan versterken. Is het financieel niet mogelijk, dan leg je je daar bij neer. Maar je kunt de citroen niet blijven persen. Ik ben ervan overtuigd dat er jongens zijn die nog kunnen groeien, maar we zullen er ook hebben die misschien moeten afhaken. Danny Boffin kan niet eeuwig blijven voetballen, hé. Daar moet je ook rekening mee houden.”

door Christian Vandenabeele en Frédéric Vanheule

‘Wie had durven zeggen dat we bijna 60 punten zouden halen en bijna de beker winnen ?’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content