Harm van Veldhoven, de nieuwe coach van Cercle Brugge, ergert zich aan het gebrek aan solidariteit onder trainers. ‘Wij zijn veel te veel alleen maar met de pers en onszelf bezig. Dat is bekrompen.’

Harm van Veldhoven (41) is een onderhoudende prater. Als plastisch analist van veldslagen op Limburgs grondgebied, bijvoorbeeld, kent hij zijn gelijke niet. Ooit, nadat zijn ploeg op Staaien in de laatste twintig minuten ten onder was gegaan, had hij het over een doodschop hier en een kniestoot-terwijl-de-bal-onderweg is daar. Over een gescheurde wenkbrauw, een geknelde zenuw en zelfs over een lichaam zonder gevoel. “Op het einde probeerden ze ons ook nog dood te duwen en daar zijn ze nog in geslaagd ook”, sprak hij. “Nu, toen was de helft van mijn verdediging al afgevoerd en de rest geblesseerd. Als je halve selectie gehavend in het gras ligt, dan moet er toch iets gebeurd zijn, denk ik. Goed, in principe moet je daartegen kunnen, maar misschien had de scheidsrechter de lijn toch een ietsje rechter kunnen trekken.”

Het liefst had hij er, zeker in dergelijke omstandigheden, nog zelf tussen gelopen. Hij was trainer van Lommel SK toen, na een lange spelerscarrière bij achtereenvolgens De Raven Luyksgestel, net over de grens in Nederland, Lommel, Germinal Ekeren, RWDM en Lommel. Eerst als spits, later als verdedigende middenvelder. Vier en een half jaar geleden verving hij bij Lommel halfweg het seizoen Jos Daerden als hoofdtrainer. Hij slaagde er niet in de ploeg van het behoud in eerste te verzekeren, maar speelde daarna kampioen in tweede én bereikte de bekerfinale. Na een goed jaar in eerste werd hij in de competitie daarop in oktober ontslagen en ging hij bij het huidige FC Brussels aan de slag, waarmee hij het afgelopen seizoen de titel in tweede klasse behaalde. Onlangs tekende hij een contract bij Cercle Brugge.

“Vanaf de eerste gesprekken voelde ik er de warmte die ik in Lommel gewend was”, vertelt hij. “Dat traditionele nog, in de manier waarop ze de sociale aspecten benaderen en hoe ze op het sportieve vlak de volgende stappen zien. In Brussel is het veel killer, afstandelijker, meer opgejaagd, geforceerd.”

Waarom wilde Cercle precies jou ?

Harm van Veldhoven : “Ik denk ook omwille van wat ik ondertussen al gedaan heb als trainer en omwille van de drang om te presteren die ze voelden, en om mijn omgang met mensen. En ik was op zoek naar een club in eerste die de rust gaf om iets op te bouwen – die geen stappen wou overslaan – en dat op een zeer constructieve manier wou invullen.”

Je sprak meteen van aanvallender en spectaculairder voetbal. Met Cercle Brugge ?

“Als je met 28 doelpunten 35 punten haalt, ben je wel zeer efficiënt geweest, maar een paar seizoenen na elkaar lukt je dat niet. We weten ook allemaal zeer goed dat we een surplus aan aanvallende kwaliteiten zullen moeten brengen om het spel iets attractiever te maken en een beetje meer beleving in het stadion te krijgen. De vier, vijf inkomende transfers zullen dan ook hoofdzakelijk voor het offensieve compartiment zijn. Ik ben ervan overtuigd dat er met een grote kennis van de markt en een goede communicatie zeer degelijke spelers kunnen worden aangetrokken om een zeer degelijke ploeg op de mat te brengen.”

Welk soort trainer zullen ze bij Cercle leren kennen ?

“Een ambitieuze trainer die hen probeert beter te maken en streeft naar een completer voetbal. Aanvallender voetbal vergt meer op het fysieke, mentale en collectieve vlak dan als je bijna altijd achter de bal blijft spelen. Daarom wordt het leggen van accenten in de pressie en de omschakeling zeer belangrijk in de voorbereiding. Ik ben niet de extreme man, denk ik, maar ik heb wel mijn visie en mijn gedrevenheid. Ik kan niet tegen lanterfanten, hard werken is een basisvoorwaarde. Oefensessies duren bij mij doorgaans een uur en een kwartier en ik hou vooral van trainingen met traptechniek, inspelen, aannemen, spel- en wedstrijdvormen. Ik hou van ritme, van kort werk. Daar haal je het meeste resultaat mee, als je het nagaat op de hartslagmeter, en met spelvormen raak je ook veel meer aspecten. Maar dan moet je, vind ik, als trainer zeer dominant aanwezig zijn.”

Je bent van het vurige, passionele type, waarbij wel eens de vraag wordt gesteld of het tactisch inzicht op niveau is.

“Impulsief reageren op situaties kan soms wat extra brengen in een groep, maar ik weet ook dat je je daardoor soms kwetsbaar opstelt. Want van een trainer die gewoon voor zijn dug-out gaat stáán, denkt iedereen snel : verdikke, dat is toch een intelligente. Misschien komen die meer over als de professor, maar ikzelf heb eerder iets van : terwijl zij aan het denken zijn, aan het zoeken zijn naar een idee, reageer ik direct. Ik werk veel vanuit intuïtie. Ik wil mijn spelers metéén laten voelen waar de problemen zitten, in de wedstrijdmentaliteit. Niet daarna.”

Wie zijn de trainers die jou inspireerden ?

“Je hebt altijd je eigenheid, die je ontwikkelt, maar Walter Meeuws maakte op mij wel een zeer goeie indruk. Hij was heel sterk op het psychologische vlak. Hij kon je sturen en echt motiveren. Daar kon je diep voor gaan en achteraf liet hij voelen dat het geapprecieerd werd. Dat nam ik als trainer van hem mee. Via de Pro License leerde ik ook Ronald Koeman kennen en waarderen. Zijn openheid sprak mij aan, zijn kordaatheid ook. En : altijd denkend vanuit het standpunt van de club, niet aan persoonlijk succes.”

Je roots liggen in Nederland, je bent gevormd in België, maar ligt het Engels voetbal jou niet het nauwst aan het hart ?

“Ja. De mentaliteit en de beleving. Ik hou van de bezieling, van het nooit afgeven. En wat ik in het Engels voetbal zeer apprecieer, is dat publiek errond dat niet te snel negatief is. Wij zijn wel snel negatief. Het is niet altijd mooi wat we zien, maar al dat negativisme maakt het er ook niet beter op. Ik denk dat wij op alle vlakken nog enorm veel moeten doen in ons kleine landje.”

Het irriteert je, zei je onlangs, dat trainers elkaar veel te weinig respecteren. Wat bedoel je ?

“Wij trainers zijn veel te veel alleen maar met de pers en onszelf bezig en dat vind ik bekrompen. Via de pers communiceren vind ik verkeerd, een trainer moet zich manifesteren op het veld. Een interview moét, in functie van de club en ook soms van jezelf, maar ik heb een godsgruwelijke hekel aan mensen die constant de pluim op hun hoed steken. En waar ik ook een godsgruwelijke hekel aan heb, is aan trainers die constant overal solliciteren. Laat anderen hun werk doen en maak het hen niet nog moeilijker. Soms is een trainer nog aan het werk en is een andere daar altijd maar in beeld. Ik vind dat ongepast. Ik denk bijvoorbeeld aan hoe Franky Van der Elst zo bij Lokeren moest werken. Ik denk ook aan Herman Vermeulen bij Gent. Waarom moet dat altijd zo uitgespeeld worden ? Die man is al gedoemd om te mislukken, terwijl hij misschien goed zijn werk doet. Ik vind dat niet collegiaal.”

Ik moet spontaan denken aan Georges Leekens, maar dat zal waarschijnlijk toeval zijn.

“Misschien ( lacht), want het gaat mij om de algemene sfeer : hoe wij denken, hoe wij functioneren, hoe wij in totaliteit met onze job bezig zijn. Ik vind ook : als je een contract afsluit, moet je dat respecteren, tenzij je een mondelinge overeenkomst hebt. Als het slecht gaat, wil je graag beschermd worden ; als het goed gaat, moet je ook het respect tonen om te zeggen : ik heb een contract. Als je in het leven alle normen overboord gooit, waar sta je dan nog ?”

In de jungle ?

“Daar staan wij dus ook meestal allemaal in. Op de laatste trainersvergadering op initiatief van Sporta waren aanwezig : Dennis van Wijck, Ariël Jacobs en ik, dat was het. Dat is wraakroepend. Waarom niet meer ? Omdat ze allemaal met zichzelf bezig zijn. Terwijl je probeert een statuut te realiseren voor álle proftrainers. Ik vind ook dat dat gemakkelijk vanuit de bond ondersteund zou moeten kunnen worden, maar wij laten het ook maar wat aanmodderen, hé. Ik vind dat zeer delicaat, want nu bepaalt iedereen zijn eigen normen. In de ons omringende landen is het allemaal omkaderd, omschreven, ingevuld, beschermd. En hier, hier is er niks.”

Je praat ook uit eigen ervaring bij Brussels. Wat is er precies gebeurd ?

“Als een voorzitter op een bepaald moment in de pers zegt dat hijzelf het spelconcept bepaalt en de spelers die er worden aangetrokken en de trainer die erbij past, dan maakt hij het zeer moeilijk voor de trainer. Want als trainer wil je gerespecteerd worden. Als hij dan ook openlijk zegt dat hij niet weet of de trainer blijft en dat er andere kandidaten zijn, brengt hij onrust. Want dan gaat iedereen speculeren en dan stopt dat verhaal niet meer. Uiteindelijk maakte dat de groep en ook de trainer sterker, omdat je wilt laten zien wat je in je mars hebt, maar… ik vond het door allerlei kleine zaken en uitlatingen waaraan ik mij ergerde, niet fijn en ook niet gezond meer. Het maakte het mij onmogelijk om nog op een normale manier verder te functioneren. Het was de druppel te veel.”

Welke uitlatingen ?

“In Sport/Voetbal Magazine zei hij over mij bijvoorbeeld : ‘Hij zal nog een tijdje moeten werken voor hij een goede trainer of een toptrainer wordt.’ Dat zijn dingen die je soms tegen elkaar zegt, maar niet in een x-aantal bladen. Je mag mij prikkelen, maar met het nodige respect.”

Wat bedoelde hij ?

“Ik denk zelf ook wel dat ik nog wat moet leren, maar in tweede klasse werk je natuurlijk ook met omstandigheden die tweede klasse zijn. Hij verweet mij dikwijls dat ik mij met de naam die ik nog maar heb, beter moet profileren, maar zo zit ik dus niet in elkaar. Maar als hij er zulke uitlatingen bovenop doet, moet je daar natuurlijk nog meer tegen vechten. Ik heb hem dat ook gezegd, maar hij is niet een type dat zeer snel positieve dingen zal zeggen, hé. Dat is zijn stijl niet.”

We lazen ook in de krant dat je de Franse taal onvoldoende beheerst voor een trainer van een Brusselse club.

“Hoewel het nooit een probleem is geweest met bijvoorbeeld de Franstalige pers, omdat ik mij openstel voor mensen, is het wel zo dat mijn Frans nog niet voldoende is. Ik begrijp het en kan het een beetje uitleggen, maar daar houdt het mee op. Wat wil je : ik volg wel al een paar jaar les, maar als je op school in Nederland nooit Frans kreeg, spreek je het zeker niet perfect in twee jaar. Je kunt natuurlijk van iedereen een zwakheid naar boven halen, maar als het enkel dat is, dan sta ik er als trainer wel heel goed voor ( lacht). Ik vind het heel zwak als dat soort zaken in de pers verschijnt.”

Tussen de regels viel er ook te lezen dat je met het uitstekende potentieel waarover je bij Brussels beschikte, veel gemakkelijker kampioen had moeten worden.

“Ja, maar zo zit tweede klasse niet in elkaar. Bovendien hadden wij wel x-aantal goede spelers, maar toch ook maar vijftien veldspelers en drie keepers. Het evenwicht was er niet altijd, bepaalde posities waren zelfs niet bezet, maar dat konden we camoufleren. Een groep vorm je ook niet in één jaar. Maar als je publiciteit wil maken voor een nieuwe club, FC Brussels, zeg je snel naar buiten uit : wij willen kampioen worden. Want dan krijg je sponsors binnen. Op dat vlak slaag je dan wel, maar anderzijds leg je de druk op de spelers. De buitenwereld is ermee weg, je bent de favoriet en de tegenstanders kruipen achteruit. Begin er dan maar aan, hé. Ga dan maar naar Virton, en naar Hamme, en naar Roeselare, en naar Oostende, en naar Tubize. Daar moet je zeer hard voor werken. Als wij constant zelf zeggen dat wij dé ploeg zijn, dan is de vreugde ook wat beperkter, want voor iedereen is het normaal. En elk verlies is dan een drama. Goed, daar ben je voor aangetrokken en daar ga je voor, maar dan voel je je ook wel vaak alleen staan met die groep. Dan moet je eigenlijk zeggen : er is goed gewerkt, jongens.”

Is er karakterieel geen grote verwantschap tussen jou en Johan Vermeersch, twee soms brutale mannetjes die geen conflictje en geen ruzietje mijden ?

“Het is zeker waar dat we twee karakters zijn die op hetzelfde temperament drijven. Ik maak nooit ruzie, maar ik zeg wel wat ik ervan vind en dan kijk ik waar we naartoe kunnen groeien. Ik heb ook een zeer groot respect voor wat hij wil doen en de tijd die hij erin steekt. Dat is formidabel. Hij is ook een zeer gedreven en bekwaam voetbalfanaat, hij weet wat er leeft in de voetbalwereld en beschikt over een zeer goede kennis op het gebied van spelerskwaliteit. Er is in de loop van het seizoen veel gediscussieerd over spelers en tactiek en ik vind ook : dat kan je beter doen met mensen die veel over voetbal weten. Maar op een bepaald moment zijn er grenzen en dan geef ik aan waar die liggen. Hij heeft ze overschreden. Gisteren had ik nog contact met hem en hij zegt ook wel : ‘Mja, dat is juist, maar zo bén ik.’ En dan zeg ik : ja, oké, maar zo ben ík.”

Met Patrick Nys, Ibrahim Tankary, Richard Culek en Dieter Dekelver nam je er vier van Lommel mee naar Brussels en nu stond er al direct in de krant dat Tankary en Dekelver in beeld zijn bij Cercle. Je weet wat er gedacht wordt van een trainer die ‘zijn spelers’ meeneemt ?

“Ja, soms wordt er gespeculeerd, omdat wij ook zo kleinzielig zijn, hé.”

Of je verdient er een frank aan of je werkt het liefst met spelers die je kent ?

“Ik zeg altijd : als er goede spelers op de markt zijn die je persoonlijk kent, moet je ervoor gaan. Het is de club die de transfers afhandelt, en wat ze verdienen, wil ik niet weten. Bij Lommel was dat zo, bij Brussels was dat zo en bij Cercle zal dat ook zo zijn. Maar je moet ook kijken naar het rendement : Culek, 11 doelpunten, Dekelver 16, Tankary 19 en Nys de minst gepasseerde doelman. Ik weet dat er soms vreemde praktijken gebeuren, maar iemand die mij goed kent, zou die vraag al bijna niet durven te stellen. Ik ga er dus vanuit dat je mij nog niet zo goed kent ( lacht).”

Hoeveel breng je er mee naar Brugge ?

“Het zou kunnen dat er eentje komt. In tweede is dat makkelijker, hé.”

Wie zal er volgend seizoen het dichtst eindigen : Cercle of Brussels ?

“Dat weet ik niet. Ik hoop dat zij een goed seizoen maken en dat wij een misschien nog iets beter seizoen maken.”

Voel je je Belg of Nederlander ?

“Ik ben met een Lommelse getrouwd, ik ben toen genaturaliseerd en het irriteert mij soms als ze mij nog een Nederlander noemen. Ik ben een Belg.”

door Christian Vandenabeele

‘Het irriteert mij soms als ze mij nog een Nederlander noemen.’

‘Ik heb een godsgruwelijke hekel aan mensen die constant de pluim op hun hoed steken.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content