Jelle Van Damme heeft een goed seizoen achter de rug. Eindelijk. Op zijn 24ste vond de Oost-Vlaming rust en evenwicht. ‘Als ik hier van de parking rijd, zet ik het voetbal volledig van mij af.’

Ontspanning na de inspanning. Twee dagen na de bekerfinale laat Jelle Van Damme ons verwittigen dat hij iets later zal zijn. Opnames bij de RTBf maandagavond liepen iets langer uit dan verwacht. De geplande ochtendtraining van dinsdag wordt dan ook geschrapt, Ahmed Hassan heeft amper ploegmaats om afscheid van te nemen. De Egyptenaar is vrijgesteld van de laatste opdrachten van het seizoen. Die zijn: een bezoek aan de Brusselse politici GuyVanhengel en Charles Picqué en een laatste oefenwedstrijd in Wolvertem, waar Pär Zetterberg zowaar de verrassende eregast is. De Zweed komt, ook al is hij een jaar gestopt, aan de aftrap en speelt de hele wedstrijd. Zijn afscheid aan Brussel.

Van Damme komt niet meer in actie, hij zegde ook af voor de oefeninterland met de Rode Duivels van vrijdag in Firenze. Wat probleempjes met de enkel. Oud zeer, zo blijkt. Van Damme: “Het is steeds dezelfde, de linker, die in Engeland geblesseerd raakte. Eigenlijk scheelt er niet zo heel veel aan. Ik ben er ginder binnen drie of vier maanden twee keer aan geopereerd. Nu maakt elke operatie bindweefsel aan, dat gewoonlijk met de tijd weer verdwijnt. Maar door de snelle opeenvolging van ingrepen is de aanmaak heel groot geweest en nooit verdwenen. Dat hindert de soepelheid van het gewricht. Toen ik hier op een dag op training een bal slecht raakte of in de grond trapte – zo goed weet ik het niet meer – kreeg ik er opnieuw last van. Ontstekingen. Ik heb een tijdje ontstekingsremmers genomen, maar goed voor het lichaam is dat niet. Dus komt het er nu op neer dat ik tijdens de zomer de enkel opnieuw soepel moet maken.”

Aanleiding voor de ontvangst door de politici is de bekerwinst. Hoe was het feestje achteraf? Van Damme: “Hier in het stadion? Fijn. Er waren wat supporters, dat hoort erbij. Ik was wel moe. De ontlading was heel groot, bij iedereen: supporters, club, spelers. We wilden allemaal dolgraag die beker.”

Wat vond je van de muziek die de trainer gebruikte om jullie net voor de wedstrijd op te zwepen?

Jelle Van Damme: “Zijn laptop stond net naast mij. In Engeland deden we dat vroeger ook, voor iedere match. Ik wist wel niet dat het op initiatief van de trainer was, tot iemand het zei. Sowieso doen veel spelers het al, maar individueel, elk met hun iPod. Ik ook. Maar in dit geval heb ik dan maar de oortjes opgeborgen (lacht).”

Bekerwinst én een goeie terugronde. Voelen jullie je de ploeg van 2008?

(aarzelt) Voelen … Mochten wij in januari gezegd hebben dat we dit nog zouden bereiken, dan had iedereen wel gesteld: doe maar normaal en wees realistisch. Maar het is gelukt. De ploeg van de terugronde zijn we zeker. En met die beker erbij was het parcours quasi perfect. Maar van 2008 … Er komen nog zes maanden.”

Goed bestuur

Nog even terug naar de finale. De tweede Gentse goal week af op jouw been. Wat voel je dan?

“Op het moment zelf denk je eventjes van fuck en heb je een lullig gevoel, maar bij mij duurt dat niet lang. Het hoort nu eenmaal bij het voetbal. De bal ging langs mij en in een reflex stak ik mijn been uit. Als je er staat, weet je wel: het doel staat achter mij en misschien klop ik mijn keeper als ik die bal slecht raak, maar je natuurlijke reflex neemt het denken over.”

Na de rust ruilde je met Olivier Deschacht van positie. Hij ging centraal spelen, jij op de flank. Plots zat je veel nadrukkelijker in de wedstrijd en kwam ook Boussoufa in beeld.

“Vond ik ook. Ik voel me daar heel goed, op de flank, en het klikt ook goed met Boussoufa en met de andere spelers op het middenveld. Ze weten dat ik graag druk naar voren zet. Je komt dan sneller in balbezit. Jan Polak voelt dat goed aan, die weet dat hij dan iets rustiger moet blijven en kijken of er geen gevaar dreigt in mijn rug. De trainer heeft vooraf veel gepraat, met mij, met Ollie. Voor hem is het niet moeilijk, hij wil linksachter spelen. Voor hem is die positie heilig. Voor mij ligt dat anders, in principe maakt het me niks uit waar ik speel, maar ik voel me als linksachter héél goed. Centraal is het ‘makkelijker’. Je doet je verdedigende job, wint je duels en je speelt de bal af, naar het middenveld of de buitenkant. Dat is het. Misschien wat snel gezegd en ik heb er ook mooie wedstrijden gespeeld, maar op die flank kan ik me meer uitleven … Het is de trainer die de keuze moet maken en die was in dit geval niet makkelijk, denk ik. Als Gent met lange ballen zou spelen, moest ik Foley afdekken, maar tegelijk vond hij ook dat het goed klikte met Boussoufa. Toen we vrijwel direct na de rust wisselden, zag je meteen dat we nog meer druk konden zetten. Niet alleen op links, maar ook in het algemeen. Thomas Chatelle viel heel goed in, dat maakte ook een groot verschil. Wasyl die naar de kant ging, zodat Hassan in de ploeg kwam. Alles viel goed.”

Wordt Jelle Van Damme niet stilaan te sterk voor België?

(lacht) Neen, ja allez, te sterk voor België … Ik voel me gewoon super. Het gaat zo goed, zo makkelijk, ik heb zoveel vertrouwen. De mensen die me iets beter kennen, merken dat. Om een stom voorbeeld te geven. Dat doelpunt dat ik maak op Bergen (een retro, nvdr), dat zijn dingen die je alleen doet als je je goed voelt. Anders probeer je dat niet. Waarna je wat geluk moet hebben dat die bal er ook in gaat. Maar zowel fysiek als mentaal voel ik me heel sterk. Ik voel me ook goed op Anderlecht en wil nu niet te ver vooruit denken. Mijn contract loopt nog tot 2011, ik zit nu niet te azen op … Het is ook niet alleen Van Damme, er zit een hele goeie balans in de groep. Daarom moeten we er in augustus voor zorgen dat we klaar zijn voor de kwalificaties van de Champions League.”

Wat de ploeg nog mist, is een type Tchité, Mbokani. Snel, doelgericht, diepgaand, een spits om in de ruimte te sturen.

“Dat is misschien wel waar. Iemand als Tchité is heel belangrijk geweest voor Anderlecht.”

Maar zulke spelers dromen ook rap van hogerop. Zie Mbokani, die het dit seizoen was voor Standard.

“Ja, zij bekijken Belgische clubs als een tussenstation. Wat misschien ook wel hun volste recht is. Misschien kunnen we zo’n speler wel gebruiken, maar ik denk dat het de taak is van de mannen hierboven om dat te zoeken (lacht).”

Met Losada, Suarez, Kruiswijk, Kanu en Rnic kwam er al een pak volk bij.

Losada kennen we, de rest nog niet. Elk zijn vak, denk ik. Als de mannen van ‘den bureau’ het weten, is het voor mij goed (lacht).”

Spelen met gewichten

Ergens las ik deze omschrijving van jou: het is een Club Bruggespeler die voor Anderlecht voetbalt. Mee eens?

“Wat is dat, een Club Bruggespeler? Ik ben een voetballer die een wat meer dan gemiddelde kracht heeft en veel moet hebben van zijn fysieke kwaliteiten. Maar dat is gekoppeld aan techniek en loopvermogen. En de wil om altijd te gaan. Is dat typisch voor Brugge? Als ik zie welke beren in het buitenland op het veld staan, zeg ik: jongens, dit is het moderne voetbal. Techniek gekoppeld aan kracht. Polak is misschien wel een kop kleiner, maar ook hij staat kloek op zijn benen. Maric van Gent is ook geen gewone. Mbark valt er wat buiten, dat soort types heb je ook nodig, maar het gros is rap, heeft techniek, maar is ook sterk.”

Power je nog?

“Ja. Gewoon, voor mezelf. Hier op de club.”

Moet dat niet georganiseerder? Mist het Belgische voetbal net niet die kracht?

“Ja. In Engeland was dat verplicht, twee keer per week. Hier doe ik het op mezelf, als ik wat te vroeg ben voor een training. Ik kan daar echt van genieten, beneden in die krachtzaal bezig zijn. Zweten, met heel veel moeite nog iets omhoog krijgen en dan toch zeggen: nog eentje (lacht). In de voorbereiding zijn we daar collectief mee bezig, maar in de laatste maanden doe ik het gewoon puur op mezelf.”

Hebben je ervaringen in het buitenland, bij Ajax, Southampton en Bremen, je achteraf bekeken toch geholpen, ook al was het sportief geen succes?

“Ja, zeker. Ik heb heel veel opgestoken van die passage. Ik heb er goeie momenten gehad toen ik speelde, ook in Bremen. Maar vooral mentaal én fysiek heb ik veel opgestoken. Je moet sterk zijn in je kop om ergens te slagen. En een voorbereiding hier is lang niet zo zwaar als in het buitenland. Dan kan ik direct alles relativeren als ik daaraan terugdenk. Ik zal ook wel eens zagen in het voorseizoen: alweer lopen … Maar als ik dan denk aan vroeger, besef ik: in het buitenland was het toch wat anders.”

Was je lichaam wel klaar voor dat harde werk?

“Dat weet ik niet. Het kan goed geweest zijn dat mijn lichaam er niet klaar voor was, maar het kan ook goed zijn dat ík er nog niet klaar voor was. Vooral op het mentale vlak, niet de voetballer. Maar spijt heb ik er niet van. Ik ben blij met wat ik vandaag bereikte. Buitenlandse ervaring en in twee jaar Anderlecht één titel en een beker. En hopelijk straks meedoen in de Champions League.”

Plus het publiek op je hand gekregen …

“Ja, dat ook, al heb ik nooit het gevoel gehad dat het publiek tegen mij was. Ik had momenten waarop er werd gefloten, maar dat was normaal. Ik kwam van het buitenland en de mensen hadden een bepaald verwachtingspatroon. Als je dan niet direct potten breekt … Iedereen had tijd nodig. Hassan was de patron, maar ook bij hem ging het niet zomaar. Dat zijn momentopnames in een leven. Mij heeft het een paar maanden gekost om me hier op mijn gemak te voelen, om dat niveau vast te houden, maar ik vind dat ik het daarna heel goed gedaan heb. Het voorbije seizoen heeft dat bevestigd.”

Droom je niet stiekem van een tweede kans in Engeland?

“Ik ben er echt niet mee bezig. Je moet je ervan bewust zijn dat in elke topwedstrijd die je voor Anderlecht speelt scouts zitten. Maar je moet daar niet mee bezig zijn, probeer gewoon zo goed mogelijk je best te doen. Maar mocht ik ooit nog de kans krijgen, nog een keer, dan zou het wel Engeland worden, denk ik. Daar is de beleving toch anders. Zowel op als naast het veld. Ook op training. Als die om tien uur begon en je was er vijf voor tien, dan was het oké. Zolang je maar tijdig op dat oefenveld stond. Daarna twee uur volle bak en vervolgens op het gemakje weer naar huis. Heel cool. Meestal maar een keer per dag trainen, want je speelt zoveel wedstrijden dat je op de duur de basisconditie gewoon nog onderhoudt.”

Heb je nog contact met David Beattie, je ex-ploegmaat?

“Ja, af en toe per sms, als we elkaar weer een tijdje niet gehoord hebben. Met Johan Micoud is het ook zo, maar voor de rest verdwijnt dat snel als je ergens vertrekt. Voetballers zijn vaak collega’s, niet meer.”

Ouder worden

Je was tijdens je vorige buitenlandse avonturen alleen of, liever, meestal samen met je broer. Nu heb je met Elke een vaste vriendin. Dat helpt ook, veronderstel ik. Maakt zij je rustiger?

“Ik heb nu iets naast mijn voetbal, laat het me zo zeggen. Vroeger had ik mijn voetbal en deed ik ernaast maar op. Ik besefte niet hoe goed ik het had.”

Als je alleen bent en je bent jong, blijf je niet thuis.

“Neen, dat zijn passages in een leven. Nu heb ik mijn privé, mijn familie. Nu besef ik ook hoe goed ik het in het leven heb, dat ik van mijn hobby mijn job kan maken en daar heel hard mijn boterham mee kan verdienen. Voetbal is voor mij geen prioriteit. Vanaf het ogenblik dat ik hier van de parking rijd, wil ik er eigenlijk nog zo weinig mogelijk mee te maken hebben. Mijn privéleven is belangrijker. Pas op, ik geef me op ‘het werk’ 200 procent, maar ernaast moet je kunnen relativeren. Zie maar wat er met François gebeurde. Dan besef je dat voetbal niet alles moet en kan zijn. Want als je 35 bent – ik hoop dat ik het zo lang volhoud -, is het gedaan. Dan komt er een nieuw leven, want ik heb niet de intentie om later in de voetbalwereld te blijven. Heel misschien doe ik nog iets met kleine kinderen, maar ambities als coach heb ik totaal niet. Maar met de mensen naast het voetbal, daar wil ik mijn hele leven mee verder.”

Hoe komt dat?

“Dat is ook ouder worden, denk ik. Als we verliezen, voel ik me slecht en ben ik niet tevreden. Maar als ik nu thuis ben, zullen ze daar geen last van hebben. Ze zullen niet moeten zeggen: ‘Oei, hij heeft verloren, pas op.’ Vroeger was dat wel eens anders.”

Vind je het een mooie wereld?

“Wat is mooi? Soms is het een rare wereld. Je moet heel sterk in je schoenen staan, je niet laten doen en zeker niks laten wijsmaken. Jezelf blijven en vooral niet gaan denken dat je als voetballer meer bent dan iemand anders.”

Als je wint, heb je veel vrienden.

“Ik heb hier heel veel collega’s, maar geen vrienden. Eigenlijk ben ik niet zo bezig met die wereld, want het interesseert me niet. Als ik hier op de club ben, is het om te voetballen en de rest kan me gestolen worden. Maar het spelletje op zich vind ik wel mooi.”

Je houdt van wagens, je had vroeger onder meer een Porsche. Heb je ook domme dingen uitgespookt in het verkeer?

“Domme dingen … Ik heb een Porsche gehad en er ook snel mee gereden. Maar laat het me zo zeggen: de dingen die ik toen deed, zou ik nu niet meer overdoen. Zeker niet met zo’n auto. Ik heb die Porsche één jaar gehad, een Carrera, die kon nog sneller dan de auto van François. Op dat moment was ik negentien, het is normaal zeker dat je dan soms zot doet. Zeker met zo’n auto. Ik heb nu een Mercedes. In Engeland had ik een Hummer, hier voordien een Range Rover. Allemaal groot en stevig.”

Hoor je nu dat voetballers toch wat meer nadenken?

“Ik hoop dat veel jongens stil hebben gestaan bij wat is gebeurd. Niet alleen voetballers, ik zie soms stoten op de snelweg. Veel mensen rijden te snel, daarvoor moet je geen mooie auto hebben. Maar het is altijd achteraf dat de spijt komt. Te laat. Het is cru om te zeggen, maar dat is het spijtige eraan. Je moet gewoon beseffen dat je niet ongenaakbaar bent, niet alleen in de auto, ook met fietsen, voetgangers …”

Crossen met de quad

De trainer komt af en toe op de motor naar Anderlecht. Is dat iets voor jou?

“Neen, absoluut niet. Ik heb wel een quad. Het plezier daarvan? Gewoon in het bos, in themiddle of nowhere. Ik ben er wel voorzichtig mee. In het begin heb ik één, twee keer een ‘parrel gezet’. Dat is Lokers voor ‘vallen’. Sindsdien ben ik voorzichtig. Het is allemaal zo rap gebeurd. Maar met dit weer is het fijn.”

Je hebt ooit zes maanden gefietst, als wielrenner.

“Ja, rond mijn veertiende.”

Doe je dat nu nog?

“Neen. Het is gek dat je het vraagt, pas twee weken geleden heb ik mijn fiets nog aan mijn pa gegeven. Ik had die een jaar of twee geleden gekocht en er maar twee, drie keer op gereden. Mijn broer rijdt ook, onze pa kan nu met hem meefietsen. Het zegt me niks meer.”

Was fietsen iets voor jou?

“Mijn pa heeft vroeger gefietst én gevoetbald en ik zocht destijds wat mijn weg. Ik heb nog wedstrijden meegereden, maar nooit gewonnen. In mijn eerste koers was ik van de 54 starters zestiende. Na de eerste of tweede ronde sprong ik weg. Ik zie onze pa daar nog staan, samen met mijn oom. ‘Rustig Jelle, rustig.’ Ik deed maar op, je kent dat. Iedereen nam de buitenkant van de bocht, ik de binnenkant. De rest vloeken. Ik ben blij dat ik het even probeerde, maar ik ben nog blijer dat ik voetballer werd. Ik heb graag mensen rond mij. Wielrennen was me te individueel.”

Ga je tennissen?

(schudt het hoofd) Neen, mijn ding niet. We gaan straks in de vakantie liggen, rusten, het gras maaien en genieten van elkaar. De normale dingen die normale mensen doen. Want dat zijn we ook. Normale mensen.” S

door peter t’kint

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content