‘Goh’, haalt Harm van Veldhoven diep adem als het bandrecordertje wordt uitgeschakeld na een gesprek van meer dan een uur. ‘Ik wist niet dat ik zoveel kon vertellen naast het voetbal.’ De man achter de trainer geeft zich bloot.

Het is een ontspannen Harm van Veldhoven die de deur opent. In zijn mooie huis in Wezel, is Cercle Brugge veraf. Hier zijn problemen op de club makkelijker te vergeten. Misschien het enige voordeel aan de 170 kilometer die hem scheiden van zijn professionele werkomgeving.

Maar vaak bent u hier niet.

Harm van Veldhoven : “Klopt. Ik heb een appartement in Oostende. Op dinsdagavond kom ik meestal naar huis, omdat ik ’s woensdags vrijaf geef aan mijn spelers. Dan ben ik hier elke week het langst, tot donderdagochtend zes uur. Vrijdagavond kom ik ook vaak, om zaterdagvoormiddag hier thuis rustig mijn wedstrijdvoorbereiding te maken, om weer even die contacten met het gezin te hebben. En dan vertrek ik ’s middags weer. Op andere dagen hangt het van de omstandigheden af, maar zit ik, als ik thuiskom, altijd met een snel vertrek.

“Ik heb het geluk dat mijn vrouw soms in het weekend naar ginder komt. In het begin vergezelden mijn kinderen – een zoon van achttien en een dochter van dertien – de mama vaak, maar dat is gaandeweg verminderd. Ze worden groter en zelfstandiger.”

Cercle is – met alle respect – geen topclub. Vraagt u zich bij al die praktische beslommeringen soms niet af : is het dit allemaal waard ?

“In moeilijke momenten heb je dat wel. Maar er is altijd de drang die dat overwint.”

De drang naar ?

“De drang naar meer. Vroeger was ik maar een bescheiden voetballer. Toch tracht je met je kwaliteiten in eerste nationale te raken. Dat haal je, je verwerft een bepaalde status. Vervolgens tracht je je als trainer te ontwikkelen en probeer je ook daarin altijd in een volgende fase te raken. Tot je uiteindelijk op een bepaald moment ziet : hier ligt mijn grens.”

Vindt u dat u uw kinderen de afgelopen jaren voldoende aandacht hebt kunnen geven ?

“Ik heb daar een goed gevoel bij. Als ik hen een vraag stel in die richting, zeggen ze : ‘Ja papa, maar jij bent zo graag met dat voetbal bezig. Wij kunnen onze plan wel trekken en als er een probleem is, zeggen we dat wel.’

“Misschien geven ze mij een goed gevoel, om mij weer goed te laten vertrekken. Maar over het algemeen spreekt een kind toch de waarheid. Het hangt er natuurlijk ook van af hóé je er bent als je er bent. Ik denk wel dat als ik er ben, ik de rest even loslaat. Daar had ik vroeger meer moeite mee. Al laat het voetbal me ook nu nog nooit helemaal los. Maar ik heb wel geleerd mijn frustraties niet meer af te reageren op mijn gezin. De eerste jaren als trainer had ik daar soms …”

Rode draad

In de wedstrijd tegen Beveren kwam Cercle 0-2 achter. Toen begonnen supporters naar u te roepen dat alles voorbij was voor u. Kan u dergelijke zaken volledig van u afzetten ?

“In eerste instantie niet. Je kan niet zomaar zeggen dat je wat rond je gebeurt, helemaal niet in je opneemt. Je gooit dat niet zomaar overboord. Het raakt je wel. Maar de mensen kennen niet alle problemen, hoeven die ook niet allemaal te kennen. Ze moeten ook zien wát er soms gebeurt op bepaalde momenten. Doen ze dat niet, dan heb je soms wel moeite om dat te begrijpen. Je bent als trainer ook afhankelijk van x aantal factoren die je niet in de hand hebt.

“Als trainer moet je een visie, een rode draad hebben. Je dient te weten waar je naartoe wil en het komt erop aan na een tegenslag niet direct te panikeren, daardoor niet plots alles anders te gaan zien.

“En de supporters … Je moet ook kunnen begrijpen waarom sommige mensen zich wat willen afreageren. Mensen gaan soms naar het voetbal door allerlei omstandigheden. Als supporter moet je je kunnen laten gaan.”

Wat is uw rode draad ?

“Een bepaalde openheid. Je moet kunnen afdalen naar de denkpatronen van een speler, goed kijken naar welk type je voor je hebt. Sommige jongens denken heel tactisch, anderen zeer individueel, nog anderen kijken veel naar een aantal momenten en schatten de andere momenten als totaal onbelangrijk in.”

U tracht zich goed in te leven in de denkwereld van spelers en supporters, van anderen in het algemeen.

“Dat is, denk ik, het belangrijkste. Daar-door kan je een probleem gemakkelijker bespreken, een individu gemakkelijker begrijpen.”

Waar of hoe of van wie hebt u dat geleerd ?

“Mijn voordeel is dat ik altijd in een groep geleefd heb. Ik kom uit een gezin met vier kinderen, mijn vader uit een gezin met vijftien kinderen, mijn moeder uit één met twaalf. Daarna heb ik me als kapitein ook altijd ingeleefd in een spelersgroep, om gesprekken te voeren. In groep leven stimuleert je inlevingsvermogen. Daar-door voel je het sociale gebeuren gemakkelijker aan. En dan moet je natuurlijk ook de kracht hebben om het individu te kunnen lezen.”

Bent u een denker ?

( stilte) “Ik ben misschien wel een denker, maar ik blíjf niet denken. Ik denk en neem vervolgens een beslissing. Bij mij blijft iets nooit heel lang hangen.

“Bij het nemen van mijn beslissingen, merk ik dat ik altijd keuzes maak in het kader van het geheel. Een beslissing over een speler bijvoorbeeld hangt bij mij altijd heel nauw samen met hoe die speler denkt over het geheel. Als twee jongens met elkaar in balans liggen, ga ik voor diegene die elke week het meest voor de groep speelt. Als die keuze de verkeerde bleek, heb ik daar achteraf voor de groep ook een beter gevoel bij, omdat ik er in eerste instantie toch voor opteerde om het geheel te laten primeren.”

Ouderwets type

Bent u vaak alleen ?

“Je staat altijd alleen. Zelfs als je mensen rond je hebt. Je loopt veel met anderen rond je, hebt enorm veel menselijk contact, maar eigenlijk sta je toch iedere keer boem alleen. Altijd pak je de eindbeslissing, de verantwoordelijkheid is ook voor jou alleen. Daarom ook vliegt een trainer heel snel buiten. Als je 0-2 achterstaat tegen Beveren, sta je helemaal alleen. ‘Los het op’, luidt dan het motto. En dan gaat het om de kracht die je in je hebt, de kracht om naar je groep toe te zeggen : dit doen we. Dat is de uitdaging die je moet kunnen blijven aangaan.”

Hoe gaat dat als u na een rotslechte match van Cercle ’s nachts alleen thuis aankomt ? Valt de hele wereld dan op uw schouders ?

“Ik zet de tv op en bekijk de beelden van de match. Tot vier à vijf uur. Dan heb ik voor mezelf alles op een rijtje en de situaties die ik nog niet goed had kunnen zien, ingeschat. Ik moet mezelf dan verplichten om de tv uit te zetten. Ik kruip in bed en speel die wedstrijd daar nog eens opnieuw in mijn hoofd. Ook als het goed gegaan is. Om zeven uur sta ik weer op en tracht ik gesprekken te voeren met mensen. Met mijn vrouw, de kinderen, familie. Ik probeer het voor een stuk allemaal even weg te doen. Pas een uur voor de nabespreking komt het weer naar boven. Dan beslis ik welke richting ik opga, hoe ik bepaalde zaken ga verwoorden naar mijn spelers toe.”

Vóór, tijdens en vooral na een wedstrijd bent u altijd ‘rationeel aan het analyseren’, om het een naam te geven. Hoe zou u zelf de man achter die nuchtere trainer omschrijven ?

“Rond en tijdens het matchgebeuren ben ik de zakelijke, harde doorzetter. Door de week toon ik me veel meer de psycholoog die openstaat voor elk gesprek en voor elk probleem van eender welke speler.”

En hier thuis ?

“Die Van Veldhoven zien niet veel mensen ( lacht). Hier ben ik een familieman. Echt. Mijn gezin voelt dat niet altijd zo, maar ik ben iemand die heel veel waarde hecht aan het gezin, net als aan een aantal andere traditionele zaken. Misschien ben ik daar zelfs een ouderwets type in ( wacht de reactie wat af en lachtvervolgens).”

In wat uit zich dat ?

“Vooral in het respect naar elkaar toe. We leven in een heel moderne tijd. Ik heb graag dat mijn kinderen in alles meegaan. Maar ik heb ook graag dat ze de waarde van het leven blijven zien. Ik heb er een hekel aan als ze het licht laten branden, als ze iets krijgen van iemand en geen dank u zeggen.”

Bent u iemand die hier, thuis, makkelijk zijn emoties toont ?

( twijfelt en hapert bij zijn antwoord) “Ja. Als ik ze ergens toon, is het hier.”

Overtuigend was dat niet.

( lacht) “Het meeste verwerk ik in mijn binnenste. Ik denk dat ik daarna eerst bij mijn vrouw ga. En om mij weer goed te voelen, heb ik mijn gezin nodig. Dat is een goede samenvatting. Mijn vrouw ziet het wel, als iets wringt. Dan ga ik niet in details, maar geef ik soms toch aan : ik voel me hier of daar niet zo goed mee, heb het moeilijk met dit of dat. En dan geeft zij een opmerking in de trant van : ‘Ah, je hebt toch alles gedaan wat je kon.’ Dat is soms genoeg. En dan komen de kinderen om de aandacht helemaal weg te trekken, ga je weer helemaal op in het vader-zijn en ben je eigenlijk alweer in de volgende fase.”

Samengevat : een introvert man.

“Ja, misschien wel. Eigenlijk klopt dat. Ik laat ook niet zo snel een traan. Dat is, denk ik, ook de hardheid die je hebt.”

De trainerswereld heeft u gehard ?

“Ja, voor de dingen in en rond dat wereldje zal ik geen traan laten. Je komt ook wel met bepaalde zaken thuis, dingen draaien rond in je maag. Maar dat gaat niet naar het puur emotionele. Er is dan wel betrokkenheid, maar je ziet dat veel meer als iets professioneels.

“Ik heb veel meer moeite met een neefje dat met leukemie zit. Dat is voor mij veel meer emotie, dat is meer waar ik kwetsbaar ben. Dan zeg je : hoe is het mogelijk dat een kind dat nu moet ondergaan, de ergste vorm ? Ik probeer dan ook iets te doen om dat ook voor mij … Het is een jongen uit Lommel, een supportertje van PSV. En dan heb ik Timmy Simons gebeld voor een truitje met een handtekening.”

Bent u een gelukkig man ?

“Euhm … ( stilte) Ik kan niet zeggen dat ik 100 procent gelukkig ben.”

Wat wringt er dan ?

“Dat gaat om een combinatie van situaties waar je in zit. Cercle is een bescheiden vereniging, je moet keuzes maken. Ik zou me nog meer met voetbal kunnen bezig- houden als andere zaken nog beter ingevuld zouden zijn. Bepaalde situaties kunnen beter. Zit je bij een ploeg die op het financiële vlak andere stappen kan zetten, kun je een aantal zaken loslaten.”

En op het persoonlijke vlak ?

“Er is het vaak weg zijn. Ik voel geen stoornis. Maar als je echt praat over maximaal geluk, gaat het ook om : je gezin vaker bij je hebben.”

Vraagt u zich soms niet af of voetbal niet te veel plaats inneemt in uw leven ?

“Ja. Maar mensen die me kennen, we- ten … Het is je leven. Je tracht toch een goede harmonie te vinden. Daarom hecht ik ook zoveel belang aan mijn gezin. Je zult mij niet vaak ergens op café zien. Je zult mij niet naar plekken zien gaan waarvan ik vind : daar hoef ik eigenlijk niet te zijn. Daar pas ik voor. Dan rijd ik naar huis.”

Nederlander

Bent u nu de Harm van Veldhoven die u op uw twintigste wilde worden ?

( diepe zucht) “Op bepaalde vlakken wel. Ik had op mijn twintigste nooit kunnen inschatten dat ik trainer zou worden in eerste nationale. Als persoon had ik nooit verwacht – zeker niet toen ik bij Lommel begon – dat ik op bepaalde momenten die stap zou zetten om verder weg te gaan, dat ik zou voelen dat de drang zo groot was. Dat zag ik toen niet in mezelf, omdat ik toch een jongen was met een onderdekerktorenmentaliteit, iemand die het allemaal niet zo ver zocht, die zijn binding had met zijn vrienden en familie en voor de rest een houding had van : het zal allemaal wel gebeuren. Dat is eigenlijk het sterkst veranderd.

“Mogelijk heeft mijn vrouw daar een belangrijke rol in gespeeld, die wilde altijd veel zien. Dat heeft misschien mijn ogen geopend voor wat er in de wereld gebeurt en het verlangen aangezwengeld om daar een stukje binding mee te hebben.”

Zijn er ook zaken in de negatieve zin, dingen die je op deze leeftijd had willen hebben en die je niet hebt, iets wat je had willen zijn en niet bent ?

“Soms stel ik me voor dat ik als vader anders had kunnen zijn als ik gewoon was gaan werken. Als ik iets negatiefs voel, gaat het in die richting. Ik heb wel het gevoel dat ik mijn kinderen veel kan geven, maar soms overvalt me ook de gedachte : daar had ik toch beter in kunnen zijn. Niet dat mijn kinderen dat bevestigen. Maar voor mezelf …

“Maar op een bepaald moment besef je : ik kan dat voetbal niet loslaten, ik moet dat doen … Ze begrijpen dat wel. En ze weten dat ze misschien soms op een tweede plaats komen, maar beseffen evenzeer dat ze de keer daarop op de eerste plaats komen. Dat denk ik wel, dat ze zo hebben leren denken en leven.”

Was u liever in Vlaanderen geboren ?

“Ja. Ik heb me hier altijd overal goed gevoeld. Beter dan in Nederland. Het is de arrogantie daar die me tegengaat. Ik heb dat wel graag, maar enkel in de positieve zin, in de zin van het directer zijn. Voor velen ben en blijf ik ‘de Nederlander’. Ik kan me eraan storen als ik in dat volledige pakket meegezogen word. Zo voel ik me niet. Dat brutale, het lef, dat heb ik niet. Ik ben veeleer het type dat in eerste instantie in zijn schelp kruipt : eerst mezelf bewijzen alvorens iets te zeggen. Ik vind dat je iets moet verdienen.

“Het is ook niet aan mij om krasse uitspraken te doen, vind ik. Ik hoef niet naar de uitreiking van de Gouden Schoen om mij te profileren. Daar hou ik niet van. Ik moet mijn werk doen op het veld, tussen mijn spelers. Daar steek ik al mijn energie in. En daar moeten anderen dan maar hun oordeel over vellen. Wie heel hoog springt, zal daarna ook dieper vallen. Ik heb niet het gevoel dat mij dat zal overkomen. Ik sta met mijn twee voeten op de grond en doe stap voor stap mijn ding. Is er een tussenstapje dat ik moet zetten, of een pas achteruit, dan doe ik dat ook. Ik ben niet zo’n hoogvlieger.”

KRISTOF DE RYCK

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content