Zaterdag spelen FC Barcelona en Manchester United de finale van de Champions League in het mythische Wembley, door Pelé omschreven als ‘de kerk, de hoofdstad én het hart van het voetbal’. Vier Belgen getuigen over hún dag(en) op Wembley.

Wembley, 28 april 1923. Terwijl de spelers van Bolton Wanderers en West Ham United zich in de catacomben klaarmaken voor de eerste FA Cupfinale op Wembley, probeert politieagent George Scorey op zijn witte paard Billie de grasmat toeschouwervrij te krijgen. Het is de eerste match in het Empire Stadium, gebouwd voor de British Empire Exhibition een jaar later. Iedereen wil het op dat moment mooiste en grootste voetbalstadion ter wereld zien en zakt die namiddag af naar Noordwest-Londen. Uren voor de wedstrijd is de maximumcapaciteit van 127.000 toeschouwers al ruimschoots bereikt – afhankelijk van de bron zitten er tussen de 200.000 en 300.000 toeschouwers in het stadion – maar onder het goedkeurend oog van King George V kunnen Scorey en zijn witte paard de menigte tot achter de lijnen terugdringen. Wanneer de dag wordt omgedoopt tot White Horse Final, begint Wembley aan zijn indrukwekkend levensverhaal.

De finale van de FA Cup is de jaarlijkse voetbalhoogmis van Wembley, waar de Engelse kapitein Bobby Moore in 1966 in de Royal Box de wereldbeker aan zijn volk toonde. Wembley ademt voetbal, al wordt het verlieslatende stadion tot 1950 in leven gehouden door … windhondenraces, waarvoor geregeld 50.000 toeschouwers in de tribunes zaten. In 1948 is het stadion gastheer voor de Olympische Spelen, met Fanny Blankers-Koen, Emil Zátopek en Gaston Reiff in een hoofdrol. De Twin Towers – de witte torens aan de ingang van het stadion – en 250.000 gelovigen zijn in 1982 getuige van het bezoek van Johannes Paulus II, drie jaar later veroveren rockliefhebbers de heilige grasmat tijdens Live Aid, het benefietconcert van Bob Geldof.

Het Empire Stadium is oud en uitgewoond wanneer Dietmar Hamann op 7 oktober 2000 het laatste doelpunt in de Wembleygeschiedenis scoort. Maar: Wembley is dead, long live Wembley! Op dezelfde site verrijst in het voorjaar van 2007, vier jaar later dan gepland, een nieuwe en moderne voetbaltempel voor 90.000 toeschouwers. Kostprijs: 1,2 miljard euro. Wembley heeft weer zijn Venue of Legends, klaar voor nieuwe verhalen.

JULIEN COOLS (64)

Toen: middenvelder Club Brugge

Nu: assistent-coach nationale U19

10 mei 1978: Liverpool FC – Club Brugge 1-0

“Ieder kind wil op Wembley spelen. Voor mij is dit het ultieme voetbalstadion. Een ongelofelijke voetbalarena.”

(David Beckham, middenvelder LA Galaxy)

Julien Cools: “We hebben die avond vooral veel achter de ballen gelopen … ( lacht) Volledig in de verdrukking gespeeld, terwijl we Liverpool twee jaar ervoor in de finale van de UEFA Cup nog domineerden. Op Wembley konden we de blessures van Jos Volders, Paul Courant en Raoul Lambert nooit opvangen. Raoul had zich in de halve finale kapot gespeeld en was niet speelklaar. Op zo’n groot veld en tegen trage verdedigers – Emlyn Hughes en Phil Thompson – was Raoul een enorm wapen. Paul Courant – heel sterk met de bal aan de voet – werd vervangen door Lajos Kü, die nog maar één volledige wedstrijd gespeeld had. We kwamen er niet aan te pas. Máár 1-0 verloren, dankzij Birger Jensen, die ons meer dan een uur in de wedstrijd hield. En toch: in de laatste minuut kreeg Jan Simoen nog een unieke mogelijkheid, maar zijn poging werd van de lijn geveegd. Verloren, net als mijn twee andere Europese finales (UEFA Cup in 1976 en op het EK van 1980 met de Rode Duivels tegen Duitsland, nvdr).

“Wij konden nooit ons spel – hoge pressing, de tegenstander dwingen in de fout te gaan – spelen. In de halve finale tegen Juventus startte Ernst Happel met Bernard Verheecke, Jan Simoen, Jan Sørensen en Lambert – vier aanvallers! – en René Vandereycken en ik daarachter op het middenveld. Al na drie minuten scoorde Fons Bastijns, de rechtsback, het eerste doelpunt. Maar tijdens de rust maakte Happel zich kwaad omdat we volgens hem niet aanvallend genoeg gevoetbald hadden. ( lacht) Ook dát was Happel. Maar, moet ik eerlijk toegeven: dat seizoen was de rek er al een beetje uit. Ernst Happel combineerde zijn job als trainer met die van bondscoach van Nederland, waarmee hij op het WK in Argentinië tweede zou worden. Ook de conflicten tussen Happel en Antoine Vanhove bleven aanslepen, waardoor hij een paar maanden na de finale ontslagen werd.

“Het begon als een plezierreisje. Op maandag met de jetfoil van Zeebrugge naar Londen, op de Theems de stad binnenvaren, aanleggen aan Tower Bridge, waarna we op de kade nog iets dronken en pas dan naar ons hotel reden. Ik herinner me nog dat Fons en ik die avond in een hokje pasfoto’s lieten nemen. Kinderstreken … De dag voor de wedstrijd mochten we op Wembley trainen. Een traditioneel Engels stadion, met veel hout en ruime kleedkamers. Het was een heel eind stappen naar het immens grote veld. We kregen zes trainingsballen, die we na de training meenamen. Hier in huis moet er nog ergens eentje liggen, maar waar? Ik zou zelfs niet weten waar mijn medaille en het kleine bekertje liggen. Alleen mijn Gouden Schoen van 1977 en een foto van de nationale ploeg kregen een plaats in onze woonkamer, de andere souvenirs heb ik lang in ons tuinhuis bewaard.

“Voor de wedstrijd werden we door de politie naar het stadion geëscorteerd. Toen we op de parking arriveerden, stonden er al ongelofelijk veel Belgische bussen. 25.000 supporters van Club! We verloren, maar tegelijk waren we ook trots dat we in Wembley de finale van de grootste Europacup gespeeld hadden. Financieel is het natuurlijk niet meer te vergelijken, maar voor onze tijd verdienden wij ook goed. Ik kocht toen een Mercedes voor 305.000 frank (7560 euro, nvdr), een model dat nu om en bij het anderhalf miljoen frank (38.000 euro, nvdr) kost.

“Na de wedstrijd gingen we in een pub nog een pint drinken. En wie liepen we daar tegen het lijf? De broer van Birger Jensen, toen een bokskampioen in Denemarken. Ook de dag erna trokken we nog even de stad in en bezochten we het wassenbeeldenmuseum Madame Tussauds.

“Drie jaar geleden, naar aanleiding van de dertigste verjaardag van de finale, ben ik er nog eens teruggeweest met Birger, Raoul en Georges Leekens. In het nieuwe stadion zagen we hoe vijf mannen, allemaal in hetzelfde pakje en netjes naast elkaar, met grote machines het gras aan het maaien waren. Mooi, maar het was toch … anders.”

FRANCOIS COLIN (62)

Toen: voetbalredacteur Het Nieuwsblad

Nu: voetbalredacteur Het Nieuwsblad/De Standaard

13 mei 1980: Engeland – Argentinië 3-1

“Wembley heeft voor een deel zijn magie verloren. Voor enkele van de grootste spelers aller tijden was het enkel mogelijk op Wembley te spelen in de finale van de FA Cup. Er vonden geen play-offs plaats van de tweede, derde en vierde klasse. Het betekent dat het gevoel aan de top te staan wanneer je naar Wembley trekt, wegebt.”

(Sir Alex Ferguson, manager Manchester United)

François Colin: “Ik kan Ferguson begrijpen. Dat ook de halve finales van de FA Cup in Wembley gespeeld worden, heeft alleen commerciële redenen. Spelers en trainers kosten tegenwoordig zó veel geld, dat de inkomsten maximaal moeten zijn. Het tweede grootste stadion van Engeland, Old Trafford, biedt ‘maar’ plaats aan 75.000 toeschouwers, terwijl de 90.000 tickets op Wembley sowieso verkocht raken. Waar het oude stadion door het organiseren van hondenrennen in leven gebleven is, wordt nu nog altijd naar andere inkomsten – onder andere muziekconcerten – gezocht. Maar dat is eigen aan de nieuwe generatie voetbalstadions: ze zijn op alles berekend en heel comfortabel. Je moet bijna nergens aanschuiven voor een drankje – bijna heel het stadion is een cafetaria – zitjes met veel beenruimte, waardoor niet de hele rij moet rechtstaan wanneer iemand naar zijn plaats wil. Van alle nieuwe stadions vind ik alleen Soccer City in Johannesburg nóg mooier.

“Mijn meest memorabele wedstrijd op het oude Wembley was die tussen Argentinië en Engeland, een paar maanden voor het EK in 1980, toen Engeland in de groep van België ingedeeld was. Speciaal omdat de 19-jarige Diego Armando Maradona voor het eerst in Europa voetbalde en het mijn eerste keer op Wembley was. Als jonge journalist naar de bakermat van het voetbal gaan, was toch wel speciaal. Aankomen aan het metrostation Wembley Park en dan te voet over Olympic Way. Je voelt elke keer: hier zal vandaag iets speciaals gebeuren.

“Het oude Wembley en Camp Nou waren de stadions die er in die periode boven uitstaken. Er zijn andere stadions, die ook voor de Tweede Wereldoorlog gebouwd zijn, die nu nog altijd modern ogen. Zoals De Kuip in Rotterdam, geopend in 1937. Maar als anglofiel is voetbal in Engeland toch een aparte beleving. Voor de finales van de FA Cup wilde ik ook geen minuut missen van de gezangen. Het stadion dat perfect in tweeën verdeeld is, met supporters die elkaar vocaal waard zijn. Ook de finale van EURO 96 tussen Duitsland en Tsjechië, met de eerste golden goal uit de voetbalgeschiedenis, was op een bepaalde manier memorabel. Football is coming home … En ook uniek in het oude Wembley waren de 39 trapjes naar de Royal Box, waar de beker uitgereikt werd. Sommige spelers waren zo moe, dat ze bijna niet meer boven raakten.”

NICO CLAESEN (48)

Toen: spits Tottenham Hotspur FC

Nu: werkt in het bouwbedrijf van zijn schoonvader

16 mei 1987: Coventry City – Tottenham Hotspur FC 3-2

“Het was de mooiste FA Cupfinale die ik ooit zelf mocht verslaan. Twee goede teams, technisch verzorgd voetbal. Felbevochten maar faire wedstrijd zonder gele kaarten. Goede reclame voor het Engelse voetbal.”

(John Motson, BBC-commentator)

Nico Claesen: “Ik was in de eerste plaats ontgoocheld dat ik op de bank zat, terwijl ik dat seizoen toch vijftien doelpunten gemaakt had. Maar ja … Clive Allen maakte in de competitie alleen al meer dan dertig goals. Ik was pas in oktober van Standard naar Tottenham getransfereerd. Een toevallige transfer … Rik De Saedeleer liet op het WK in Mexico mijn naam vallen bij David Pleat, gastcommentator voor de BBC die trainer van Tottenham zou worden. Een superploeg met achttien internationals. Ook daardoor waren we tegen Coventry zwaar favoriet. Een schitterend middenveld, met drie creatieve spelers – Ossie Ardiles, Chris Waddle en Glenn Hoddle – die de ballen op de millimeter naar de eenzame spits verstuurden.

“In de vijf weken tussen de halve finale tegen Watford en de finale werd alleen nog maar over de FA Cup gesproken. Alle andere wedstrijden stonden in de schaduw van die ene match. We zongen met de Londense rockers Chas & Dave het nummer Hot Shot Tottenham in, een supporterslied dat op de achttiende plaats in de Engelse hitlijst zou stranden (het refrein: Hot Shot Tottenham, we are the Super Spurs, everybody knows we’re the football connoisseurs, nvdr).

“De dag van de match filmde de BBC de hele voormiddag in ons hotel, dan met de bus naar het stadion, het veld opkomen, 95.000 toeschouwers, een fenomenale sfeer … Het jaar ervoor speelden we de openingswedstrijd van het WK in het Aztekenstadion voor 110.000 Mexicanen. Ook mooi, maar Wembley vond ik nóg indrukwekkender. We begonnen goed, met een vroeg doelpunt van Clive Allen. We kwamen na de 1-1 nog eens op voorsprong, een doelpunt van Gary Mabbutt, maar opnieuw stelde Coventry gelijk. Verlengingen: owngoal Mabbutt, 3-2. In de 93e minuut kwam ik op het veld en probeerden we het nog te forceren, maar het is niet meer gelukt. Een bijzonder grote ontgoocheling. Veel spelers begonnen te wenen. Ook dat heb ik niet meer meegemaakt, toch niet in die mate. Drie jaar later, op het WK in Italië, scoorde David Platt in de allerlaatste minuut van de tweede verlenging voor Engeland, maar dat was … anders. Toen konden we niets meer terugdoen, tegen Coventry hadden we dat gevoel wél nog.

“We kregen 20.000 euro kwalificatiepremie, terwijl de spelersgroep beslist had dat alle inkomsten uit interviews – Engelse kranten betaalden toen al voor exclusieve gesprekken – in een gezamenlijke pot zouden verdwijnen. Ik denk dat we om en bij de 300.000 euro onder de twintig spelers verdeeld hebben. Elke speler kreeg ook nog eens honderd tickets – ik heb de mijne aan Jos Verhaegen verkocht – terwijl alle spelersvrouwen door Harrods gekleed werden. Allemaal uniek.”

CISSE SEVEREYNS (43)

Toen: middenvelder RFC Antwerp

Nu: filiaalhouder immobiliënkantoor Janssen en Janssen in Hasselt

12 mei 1993: RFC Antwerp – Parma AC 1-3

“We vonden het voetbal uit, dus verdienen we het beste stadion ter wereld. En we hébben het.”

( Sir Geoff Hurst, wereldkampioen met Engeland in 1966)

Cisse Severeyns: “Spelen op Wembley was voor de club, maar ook voor mij een onwaarschijnlijk verhaal, in de eerste plaats omdat ik het seizoen ervoor, als spits van KV Mechelen, de finale van de Belgische beker van Antwerp verloren had. Plus: we hadden het in elke ronde verschrikkelijk moeilijk. Met de strafschoppen tegen de Noord-Ierse amateurs van Glenavon, in de tweede ronde tegen Admira Wacker na 2-4-winst tegen tien man nog in de problemen komen en op de Bosuil pas in de verlengingen de 3-4 kunnen scoren. In de kwartfinale werden we op het veld van Steaua Boekarest volledig weggespeeld, maar Alex Czerniatynski kopte ons toch naar de halve finale. Ook tegen Spartak Moskou werden we onder de voet gelopen, maar verloren we ‘maar’ met 1-0. En thuis kregen we, bij een 2-1-stand, een strafschop en werd Viktor Onopko – kapitein van de USSR – uitgesloten omdat hij naar Alex geslagen zou hebben. 3-1, Antwerp gekwalificeerd voor de finale van de beker voor bekerwinnaars. Op Wem-be-ley, zoals de supporters zongen.

“Een mooi avontuur, dat de dag na de finale voor de tv-camera’s en in ons bijzijn op een trieste manier eindigde: Eddy Wauters die op een persconferentie zei dat Walter Meeuws zijn contract niet wou tekenen en Walter die repliceerde dat hij nooit een contract gezien had. ‘Ik heb het bij me’, zei Wauters, waarop hij papieren uit zijn tas haalde. In de aanloop naar de finale waren er nog akkefietjes. Toen we bijvoorbeeld te horen kregen dat de vrouwen niet mee mochten naar Wembley, zouden we in zitstaking gaan. En er was ook een discussie over de winstpremie: 175.000 frank (4375 euro) – de spelers van Parma kregen twee miljoen (50.000 euro) – en bij verlies niets. Hans-Peter Lehnhoff wel, want de premies waren van de eerste ronde tot de finale in zijn contract vastgelegd. Ik heb er wel nog een grasmachine aan overgehouden. Toen we op het stadhuis ontvangen werden, zei een mevrouw van het schoonmaakbedrijf Optibel dat ze nog iets had. Toch geen grasmachine?, vroeg ik. Neen dus, een fles champagne voor alle spelers. Ze vroeg: ‘Meende je dat?’ Toen ik knikte, zei ze dat ik een grasmachine kon komen afhalen, want zij hadden hun gazon vervangen door een parking. Dat is het voordeel van een franke mond hebben …

“We vertrokken op maandag met het vliegtuig – mét de vrouwen, iemand van Ski World had uiteindelijk de reis gesponsord – naar ons hotel in St Albans. Walter Meeuws was enorm bijgelovig en had dat hotel speciaal uitgekozen omdat ploegen die de jaren ervoor de FA Cup wonnen, daar óók gelogeerd hadden. En dan aftellen naar de match. Slapen, wandelen, kaarten, slapen … (zucht) Toen we op Wembley trainden, was ik absoluut niet onder de indruk. De catacomben waren voorhistorisch, net als de Bosuil.

“Ik vind dat Walter voor een dubbele bezetting op de linkerkant – met Didier Segers en Patrick Van Veirdeghem – had moeten kiezen. Maar hij liet Patje op de bank en koos voor Dragan Jakovljevic, die centraler speelde en waardoor Segers in de problemen kwam. Maar dat zijn natuurlijk vijgen na Pasen. Plus: onze doelman, Stewan Stojanovic, ging in de fout bij het eerste doelpunt van Minotti. En toen maakte ik gelijk. Balverlies van Parma op het middenveld, Czerniatynski die de bal even bijhield en wachtte tot ik van rechts kwam en links het gat indook. Boogballetje over de doelman, zonder te kijken, puur op gevoel. 1-1! Ik was toch efkes van de wereld … Een zwarte vlek in mijn geheugen. ( lacht) Maar op het half uur ging Stojanovic weer in de fout. Parma creëerde enorm veel kansen, maar miste ze allemaal. Vijf minuten voor tijd kreeg Wim Kiekens nog een mooie kopkans – zo’n bal gaat normaal altijd binnen – maar het werd op de counter nog 3-1.

“Na de wedstrijd was ik de enige speler die ontgoocheld was. Wellicht was mijn verwachtingspatroon, na twee verloren bekerfinales met Mechelen, groter. Ik stapte met tegenzin naar de eretribune, maar hoe hoger ik kwam, hoe meer de ontgoocheling wegebde. Maar ook ’s avonds tijdens het feestje in het hotel heb ik een halfuur alleen in de hal gezeten. Mijn vrouw is me toen komen halen en heeft me overtuigd om mee te feesten, maar het was maar half en half …”

DOOR CHRIS TETAERT

“Na de match liepen we in een pub de broer van Birger Jensen tegen het lijf.” Julien Cools

“Ik heb mijn honderd tickets aan Jos Verhaegen verkocht.” Nico Claesen

“Aan de finale heb ik toch een grasmachine overgehouden.” Cisse Severeyns

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content