Jan Hauspie
Jan Hauspie Voormalig redacteur bij Sport/Voetbalmagazine.

‘Kroatië is een maf land’, lacht Ivan Bosnjak, 27-jarige Kroaat in de Genkse aanval, waarna hij verhaalt hoe hij door het gesol van onder meer de huidige bondscoach ooit zelfs naar Libië vluchtte.

I van Bosnjak beantwoordt niet aan het stereotiepe beeld van de nukkige, gesloten Kroaat. Hij is vriendelijk, lacht veel en geeft niet de indruk er een dubbele agenda op na te houden. Meer nog : hij spaart zijn landgenoten niet en roemt de warmte die hij in Genk in de kleedkamer en het stadion ervaart. Andere warmte dan hij kent van in het hartstochtelijke Kroatië, waar hij het twee jaar geleden, als speler van Dinamo Zagreb, meemaakte dat enkele tientallen gemaskerde fans het trainingsveld bestormden.

Ivan Bosnjak : “( lacht) Kroatië is een maf land. Zoiets kan er gewoon, maar mooi is het natuurlijk niet. We speelden erg slecht dat seizoen. Een aantal supporters kwam het trainingsveld op, trok onze truitjes uit en riep dat we ze pas terugkregen als we weer goed speelden ( lacht). Het was een waarschuwing. Na Nieuwjaar kocht de voorzitter nieuwe spelers en werden we nog kampioen.”

Was je bang ?

“( lacht) Neen, ik vond het grappig. Ik heb nooit problemen gehad met supporters, maar in Kroatië doen ze vaak dingen die je beter niet doet. Telkens als een Kroatische club of de nationale ploeg ergens in Europa speelt, zijn er problemen met de supporters. Altijd. Vorige week zag ik Zagreb-Hajduk op televisie : de wedstrijd werd stilgelegd omdat ze vuurpijlen afstaken en de politie moest het veld opkomen. Niet normaal. Genk is fantastisch, Croatia crazy ( lacht).”

Waarom was je vorige week gewoon in Genk en niet in Israël waar het Kroatische nationale team een EK-kwalificatie-interland speelde ?

“Moeilijke vraag. Ik heb er geen uitleg voor. Na het WK kwam er een nieuwe bondscoach, Slaven Bilic : hij was mijn manager in de tijd dat ik bij Hajduk Split speelde. We hadden een correcte relatie, tot ik naar Marseille ging. Ik tekende er een bijzonder goed contract, maar na vijftien dagen werd alles opgebroken. Ik weet nog altijd niet waarom, hij wél. Hij pakte alle documenten af die ik had getekend en verplichtte me om terug te keren naar Hajduk. Sindsdien spreken we niet meer met elkaar. Tot de interland tegen Engeland ( gespeeld op 11 oktober 2006, nvdr) : toen kreeg ik telefoon van hem. Hij zei dat hij me zou oproepen, maar ik raakte geblesseerd aan de schouder. En nu is het weer zoals voordien : ik wacht af, maar als ik goed blijf spelen in Genk en we op die eerste plaats blijven staan, zal hij wel móéten komen.”

Wat dacht je toen hij bondscoach werd : ‘O neen, niet híj’ ?

“Toch niet. Ik vind : je moet het verleden kunnen vergeten. Ik zat met een probleem na die episode met Marseille, niet hij. ( glimlacht) It’s okay.”

In 2000 werd je voor het eerst opgeroepen voor de nationale ploeg. Je was 21.

“Ik speelde nog bij Hajduk Split. Daarna heb ik een heleboel problemen gekend, precies door wat er toen met Marseille is gebeurd.”

De volgende vier jaar werd je maar één keer meer geselecteerd.

“Klopt, maar ik moet daaraan toevoegen dat we in die tijd wel een erg sterke ploeg hadden, met Suker, Boksic, Prosinecki, Stanic. Dus, okay, geen probleem. Als anderen beter zijn, moet ik mij daarbij kunnen neerleggen en zeggen : ik wacht mijn moment af. Er in die tijd één keer bij mogen zijn, tussen al die grote spelers, zoals mij overkwam, was al fantastisch. Maar nu is de situatie anders, daarom moet ik nu wel kwaad zijn omdat ik er niet bij ben.”

In 2005 veranderde alles : je werd opgeroepen voor de zes kwalificatiewedstrijden voor het WK in Duitsland.

“Ik speelde zes keer, maar stond niet altijd in de basis : soms viel ik pas in op het einde. De coach toen ( Zlatko Kranjcar, nvdr) was van oordeel dat wie goed speelde in zijn club, een plaats verdiende in de selectie. De eerste acht maanden nadat ik naar Dinamo Zagreb was teruggekeerd ( begin 2004, nvdr), heb ik hard moeten werken om mijn oude niveau weer te bereiken. Toen het zover was, riep de bondscoach me opnieuw op.”

Maar op het WK zelf speelde je slechts vier minuten, tegen Japan. Víér minuten !

“( lachje) Dat was vreemd. Balaban en ik deelden de kamer : hij kreeg geen enkele kans, ik maar vier minuten. Ik weet niet waarom. Crazy ! Weet je, de Kroatische nationale ploeg, dat is … pffft. Wat daar allemaal gebeurt, valt met geen woorden uit te leggen. Het zijn bijna altijd dezelfde jongens die spelen. Zes maanden niet gespeeld in je club ? Geen probleem : je wordt gewoon opgeroepen.”

De concurrentie voor jou in Duitsland was ook niet min : Klasnic van Werder Bremen, Olic van CSKA Moskou en Prso van Glasgow Rangers zijn aanvallers met een reputatie.

“Maar Prso haakte na het WK af voor de nationale ploeg. Dus dan denk je : nu is het mijn beurt, maar dan komt er een nieuwe bondscoach en bij de eerste gelegenheid al word je niet opgeroepen. Terwijl ik pas topschutter in Kroatië was geworden, naar Genk werd getransfereerd, daar meteen scoorde en eerste sta in de rangschikking. Alles verloopt dus naar wens, maar ik ben er niet bij. We hebben een uur met elkaar gesproken die keer aan de telefoon, maar het was niet bepaald een hartelijk gesprek ( lachje).”

Stel dat je meer had gespeeld op het WK, zou je dan nu nog in Genk zijn geweest ?

“( snel) Yes. Omdat ik al met Genk sprak vóór onze eerste wedstrijd tegen Brazilië. Op dat moment waren we het overal over eens geraakt via de telefoon. Ik zei : ‘ That’s it‘ en na Brazilië heb ik getekend. Als je praat met een club als Genk en merkt dat alles goed geregeld is, waarom dan wachten ? Ik ben in een fantastische club terechtgekomen, ik ben hier gelukkig.”

Je zat bijna in Italië. Had je drie dagen gewacht, was Torino zeker geweest van promotie naar de Serie A en dan kon je daar tekenen.

“Klopt, maar laat ik je eens iets vertellen. Mijn makelaar werkte op dat dossier, maar als ik kan kiezen tussen Genk en Torino, kies ik voor Genk. Torino is wel Serie A, maar het is geen club als Genk. Al gezien waar ze nu staan ? Misschien degraderen ze na dit seizoen wel opnieuw. En waar sta je dan ? Ik heb een vriend die altijd voor clubs speelde die voor het behoud streden. Dat is geen voetbal. Stel dat ik goed speel bij Genk, één, twee of misschien drie jaar, dan kan ik nog altijd naar de Serie A, maar dan wel naar een goed team dat goed voetbal speelt.”

Gesprek met D’Onofrio

Weet je dat Pierre Denier je al scoutte voor Genk in februari 2000 ?

“( verbaasd) Neen.”

Het was het seizoen nadat je met Cibalia Vinkovci de Kroatische bekerfinale speelde …

“… en verloor. Osijek was de andere finalist. We stonden 1-0 voor toen we twee rode kaarten pakten en in de 94ste minuut de gelijkmaker incasseerden. In de verlengingen verloren we met 2-1. Die scheidsrechter heeft ons toen echt geflikt. Ik hou er niet van om de schuld voor een nederlaag in de schoenen van de scheidsrechter te schuiven, maar als je de cassette van die wedstrijd zou bekijken, zou je begrijpen dat wat daar is gebeurd, echt niet normaal was. Ik heb het geluk gehad dat ik nadien twee landstitels en een beker heb gewonnen, maar voor Cibalia was het de eerste keer dat het in een finale stond. Als je dan op zo’n manier moet verliezen … Iedereen was in tranen na de wedstrijd.”

Een jaar na die prille interesse van Genk zat je bijna in Standard.

Yeah, maar dat is mijn grote vergissing geweest. Mijn manager toen, de huidige bondscoach dus, werkte samen met D’Onofrio. ( blaast) Ik had me nooit mogen laten leiden door Slaven Bilic en D’Onofrio.”

Je werd naar Marseille getransfeerd, maar speelde er nooit en werd vervolgens bijna naar Standard gesluisd. Ook dat ging niet door en je keerde terug naar Split. Wat een vreemd verhaal.

“Niemand heeft me ooit iets gevraagd. Ik tekende voor Marseille en daarna zeiden ze mij : ‘Jij gaat terug naar huis’. Ik was eenentwintig. Ik ben één dag in Luik geweest omdat ik D’Onofrio wilde spreken : ik wilde weten wat er allemaal aan de hand was, maar ik heb hem niet gezien. ( op fluistertoon) Misschien nog het beste. Kijk, ik probeer erop terug te kijken alsof ik een paar jaar vrijaf heb genomen toen ik jong was ( lacht).”

In het ene krantenartikel dat ik terugvond over de interesse van Standard, stond al dat je in je land ‘de Kroatische Shevchenko’ werd genoemd.

“( flauw glimlachje) Ach, dat is journalistenpraat. Ik speelde erg goed bij Hajduk Split toen. Het was zes jaar geleden dat ze nog landskampioen waren geworden. Verscheidene clubs wilden me, maar ik koos voor Marseille en toen is alles bergafwaarts beginnen gaan. Tomislav Ivic was de coach van Marseille en Slaven Bilic mijn manager : twee Kroaten. Dus ik dacht : alles zit goed. ( maakt wegwerpgebaar) Niets was minder waar.”

Zoon van Khadafi

Na de afgeketste transfer naar Marseille trok je naar Al-Ittihad in, of all places, Libië ! Van een vergissing gesproken.

“Toen ik mijn handtekening had gezet in Marseille, was heel mijn familie dat al aan het vieren, maar toen puntje bij paaltje kwam, stond ik met lege handen. Terug in Hajduk zei iedereen me dat ik het achter mij moest laten, maar ik was zo jong dat ik dat niet kon. Ik hield het niet langer uit in Split. Het was zo erg dat ik zelfs dagenlang mijn telefoon niet opnam, voor niemand. Ik trainde, keerde terug naar mijn flat en dat was het. Iedereen bleef me maar vragen wat er in Marseille was gebeurd, maar ik wíst het niet. Alleen dat ik tekende en dat vijftien dagen later mijn droom uiteenspatte. Toen kreeg ik telefoon van iemand – ik weet niet meer wie – of ik naar Libië wilde en ik dacht : ik ben weg ! Ik wilde alles en iedereen ontvluchten. Weet je, vaak gaat het zo : je begaat een vergissing en om die uit te wissen bega je een nieuwe. Zo is het mij ook vergaan, omdat ik niet door de juiste mensen werd omringd. In Kroatië heb je een pak makelaars die alleen op snel geld uit zijn.”

Hoe was het leven in Libië ?

“Je kúnt daar niet leven. Als je Kroatië of België gewoon bent, is dat onmogelijk. Het was een catastrofe.”

Je speelde er naar verluidt geen enkele officiële wedstrijd in het half jaar dat je er was.

“Toch wel. Alleen vind je er niets over terug : we spreken over het Libische kampioenschap, hé ( lacht). We hadden een erg goede ploeg, dat moet ik toegeven. De zoon van Khadafi ( het Libische staatshoofd, nvdr) was de baas : hij kocht Patrick Mboma, Victor Ikpeba en andere uitstekende spelers. We wonnen elke wedstrijd met 5, 6 of 7-0, echt niet normaal.”

En toen ?

“Toen belde de voorzitter van Dinamo Zagreb, Zdravko Mamic, me met de vraag of ik voor hen wilde komen spelen. Daar moest ik geen twee keer over nadenken. ‘ Yés !” antwoordde ik. Ik was enorm blij, ook al kostte het me nog ontzettend veel moeite om aan mijn papieren te raken. Khadafi zag me niet graag gaan, dus deed hij moeilijk. Mamic heeft dat allemaal op zich genomen, daarom ben ik hem zo dankbaar. Hij heeft veel voor mij gedaan. Toen ik nog bij Hajduk speelde, wilde hij me al naar Dinamo halen.”

Het lijkt wel alsof je zelf niet de controle over je carrière had.

“Toch wel : ík heb getekend voor Marseille. Daarom zeg ik ook : het was míjn vergissing om per se met Kroaten te willen samenwerken. Ik vertrouwde Slaven Bilic, maar hij was gewoon een goede speler geweest die niks afwist van de makelaardij.”

Wie is nu je makelaar ?

Marko Naletilic.”

De eerste keer dat je ploegmaats in Genk je zagen, was je in het gezelschap van Robert Spehar.

“Ik kwam hem met een vriend tegen op de luchthaven. Hij heeft niets te maken met Naletilic en mijn transfer : hij is toen met ons meegereden omdat hij ook in Genk moest zijn.”

Hij zou vorig jaar met Goran Ljubojevic op Standard zijn geweest, las ik.

“Dat weet ik niet. Weet je, eigenlijk ken ik Spehar niet zo goed. Ik kén hem wel, maar wat hij doet, weet ik niet.”

Spehar, Stanic en Balaban zijn landgenoten van je, aanvallers ook die het maakten in België, máár vaak nukkig en met sterallures. Jij bent anders.

“Voetbal is mijn werk en daarnaast heb ik mijn leven. Mensen zijn allemaal gelijk. Waarom zou ik een grote mond opzetten ? Omdat ik scoor, maakt me dat nog niet bijzonder : voetbal is een ploegsport, het is geen tennis. Zo denk ik er toch over.”

Misschien ligt het aan je afkomst. Je komt uit Vinkovci, in het noordoosten van Kroatië : de mensen daar zouden vriendelijker zijn, wordt gezegd.

“Dat is zo, maar volgens mij heb je overal goede en slechte mensen. Ik denk ook dat het voor een voetballer beter is dat hij zijn carrière begint bij een kleine club, zoals ik bij Cibalia : daar leer je vechten. Als je direct bij een goede ploeg zit, gaat alles te veel vanzelf.”

Komt Mikulic ook niet uit jouw streek ?

“Hij woonde op tien minuten van bij mij, in de stad die het zwaarst is verwoest tijdens de burgeroorlog : Vukovar. We kenden elkaar, maar speelden nooit samen.”

Vinkovci wordt ‘de poort naar Kroatië’ genoemd omdat het vlak bij de Servische grens ligt. Hoe was het er tijdens de oorlog ?

Crazy. Dat is niet voor de kranten ( lacht). Ik was twaalf, dertien jaar. We leefden een maand of twee, drie in schuilkelders, tot mijn ouders me naar de kostschool in Zagreb stuurden. Ze wonen nog altijd in Vinkovci, net als mijn broer. Mijn vader werkte voor de oorlog bij de spoorwegen, mijn moeder in een winkel. Toen ze jong was, is ze nog atlete geweest. Dat lopen heb ik dus van haar. Ik lijk trouwens erg op haar, in tegenstelling tot mijn broer : hij is helemaal mijn vader.”

Jezus op de rug

Waarom noemen ze je ‘Superman’ ?

“Dat dateert uit de tijd dat we met Cibalia voor het behoud speelden en moesten winnen op de laatste speeldag. Van een vriend kreeg ik toen een T-shirt, je weet wel : een blauw met het rode teken. We wonnen en zo werd het mijn geluksshirt. Ik heb het lang gedragen, maar ondertussen hangt het thuis tegen de muur.”

Je bijnaam is ‘Iko’.

“Ik heb er twee. Iko komt van Ivan : zo noemen mijn moeder en vader, mijn broer en de vrienden uit mijn jeugd me. In het voetbal noemt iedereen me Bole, van Bosnjak.”

‘Iko’ staat groot op je linkerarm getatoe-eerd. Heb je iets met tatoeages ?

“Ik heb er zeven. Als iets veel voor mij betekent, laat ik het op mijn lichaam tatoeëren, want dan wil ik het mijn hele leven met mij meedragen. Ik zal nooit zomaar een tattoo laten zetten omdat ik hem mooi vind.”

Je geloof schijnt erg belangrijk voor je te zijn. Blijkt dat ook uit je tatoeages ?

“Op mijn rug staat een grote beeltenis van Jezus. Hij is dus altijd bij mij. Voor elke wedstrijd sla ik negen kruistekens, al van toen ik ben beginnen voetballen. En ik ga nog steeds naar de kerk, van toen ik een kind was. Ik heb gehoord dat er elke eerste zaterdag van de maand in Genk een dienst is in het Kroatisch. Dat ga ik nu uitzoeken.”

JAN HAUSPIE

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content